ECLI:NL:RBMNE:2024:1341

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
1 maart 2024
Publicatiedatum
7 maart 2024
Zaaknummer
570831 / HA RK 24-33
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wrakingsverzoek niet-ontvankelijk verklaard wegens misbruik van bevoegdheid

Op 1 maart 2024 heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Midden-Nederland een beslissing genomen op een wrakingsverzoek van een verzoeker, dat was ingediend op 21 februari 2024. Het verzoek was gericht tegen de rechtbank en/of tegen mr. M. Eversteijn, die niet de behandelend rechter was in de hoofdzaak met zaaknummer UTR 22/5545. De verzoeker stelde dat zijn verzoek om een voorlopige voorziening niet tijdig was behandeld, wat volgens hem een noodsituatie veroorzaakte, namelijk zijn dakloosheid. De wrakingskamer heeft echter geoordeeld dat het wrakingsverzoek niet-ontvankelijk was, omdat het niet gericht was tegen de juiste rechter en bovendien tegen de hele rechtbank was ingediend.

De wrakingskamer heeft ook vastgesteld dat de verzoeker eerder een vergelijkbaar wrakingsverzoek had ingediend, dat op 30 mei 2023 niet-ontvankelijk was verklaard. Dit leidde de wrakingskamer tot de conclusie dat het nieuwe verzoek als misbruik van bevoegdheid moest worden beschouwd. De wrakingskamer heeft daarom besloten dat een volgend wrakingsverzoek van de verzoeker in dezelfde zaak niet in behandeling zal worden genomen. De beslissing is openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze uitspraak.

Uitspraak

Beslissing
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
WRAKINGSKAMER
Locatie: Utrecht
Zaaknummer: 570831 / HA RK 24-33
Beslissing van de meervoudige kamer voor de behandeling van wrakingszaken van 1 maart 2024
op het verzoek in de zin van artikel 8:15 van de Algemene wet bestuursrecht (verder: Awb) van:
[verzoeker] ,
(hierna: verzoeker).

1.De procedure

1.1.
Verzoeker heeft op 21 februari 2024 per e-mail een verzoek tot wraking ingediend van de rechtbank in de zaak met zaaknummer UTR 22/5545 (hierna: de hoofdzaak). Op diezelfde dag en op 29 februari 2024 heeft verzoeker nog meerdere e-mails gestuurd aan de wrakingskamer.
1.2.
De wrakingskamer heeft, gelet op het onderstaande, afgezien van een mondelinge behandeling.
1.3.
De uitspraak is bepaald op vandaag.

2.Het wrakingsverzoek

2.1.
De rechtbank begrijpt het verzoek tot wraking zo dat het is gericht tegen de rechtbank en/of tegen mr. M. Eversteijn.
2.2.
Verzoeker heeft aan zijn wrakingsverzoek ten grondslag gelegd dat de rechtbank ten onrechte zijn verzoek om een voorlopige voorziening niet binnen zeven dagen heeft behandeld, zoals op de website staat aangegeven. Verzoeker wijst er op dat zijn verzoek met urgentie behandeld moet worden, omdat sprake is van een noodsituatie, namelijk zijn dakloosheid.
2.3.
In de e-mails van 29 februari 2024 stelt verzoeker dat de rechtbank uitspraak heeft gedaan gedurende een lopende wrakingsprocedure.

3.De beoordeling

3.1.
Op grond van artikel 4, tweede lid, aanhef en onder e van het wrakingsprotocol van de rechtbank Midden-Nederland kan een verzoeker in zijn wrakingsverzoek niet-ontvankelijk worden verklaard, als het verzoek geen betrekking heeft op de met de behandeling van de zaak belaste rechter of als het is gericht tegen de hele rechtbank.
3.2.
De wrakingskamer overweegt dat mr. Eversteijn niet de behandelend rechter is in de hoofdzaak en dat een wrakingsverzoek tegen de hele rechtbank ook niet mogelijk is.
3.3.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, zal de wrakingskamer verzoeker niet-ontvankelijk verklaren in het wrakingsverzoek.
3.4.
Ten aanzien van de e-mails van verzoeker van 29 februari 2024 stelt de wrakingskamer vast dat deze betrekking hebben op een zaak met zaaknummer UTR 24 / 841 AVG. Dit is een andere zaak dan de hoofdzaak. De wrakingskamer laat deze e-mails daarom verder buiten beschouwing.
Wrakingsverbod
3.5.
De wrakingskamer ziet aanleiding toepassing te geven aan artikel 8:18, vierde lid, Awb. Een volgend wrakingsverzoek van verzoeker, betrekking hebbend op de procedure met zaaknummer UTR 22/5545, zal niet in behandeling worden genomen.
3.6.
De reden hiervoor is dat verzoeker al eerder, op 13 mei 2023, in dezelfde zaak een wrakingsverzoek heeft ingediend, gericht tegen (alle rechters van) de rechtbank Midden-Nederland. Verzoeker is in dit wrakingsverzoek, bekend onder zaaknummer 557384 / HA RK 23-103, op 30 mei 2023 niet-ontvankelijk verklaard door de wrakingskamer. Verzoeker heeft opnieuw een (vergelijkbaar) wrakingsverzoek ingediend. De wrakingskamer is van oordeel dat het onderhavige wrakingsverzoek om die reden moet worden beschouwd als misbruik van bevoegdheid tot het indienen van een wrakingsverzoek.

4.De beslissing

De wrakingskamer:
4.1.
verklaart verzoeker niet-ontvankelijk in zijn wrakingsverzoek;
4.2.
draagt de griffier van de wrakingskamer op deze beslissing te sturen aan verzoeker, de rechter waartegen het wrakingsverzoek is gericht, de betrokken teamvoorzitter van het team waarin de rechter werkzaam is en de president van deze rechtbank;
4.3.
bepaalt dat de procedure van verzoeker met zaaknummer UTR 22/5545 moet worden voortgezet in de stand waarin deze zich bevond op het moment van de schorsing vanwege het wrakingsverzoek;
4.4.
bepaalt dat een volgend verzoek om wraking in de zaak met het zaaknummer UTR 22/5545 niet in behandeling zal worden genomen.
Deze beslissing is gegeven door mr. J.G. Nicholson, voorzitter, en mr. A.F. Hermans en mr. J.R. Hurenkamp als leden van de wrakingskamer, bijgestaan door mr. S. Bazaz, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 1 maart 2024.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.