In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 13 maart 2024 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen een besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid, hierna te noemen [eiseres], en [gedaagde]. De eiseres vorderde betaling van een onbetaalde factuur van € 114,55 voor tandheelkundige behandeling, die door [gedaagde] niet tijdig was voldaan. Na dagvaarding heeft [gedaagde] wel de hoofdsom betaald, maar niet de rente en proceskosten. De procedure begon met een dagvaarding op 8 oktober 2023, gevolgd door verschillende processtukken, waaronder een conclusie van antwoord en repliek. De feiten van de zaak tonen aan dat [gedaagde] op 13 maart 2023 door zijn tandarts was behandeld en dat de vordering op hem was overgedragen aan [eiseres]. Ondanks een getroffen betalingsregeling, heeft [gedaagde] zich niet aan de afspraken gehouden, wat leidde tot de vordering van [eiseres]. De kantonrechter oordeelde dat [gedaagde] nog € 0,24 en de wettelijke rente over de hoofdsom moest betalen, evenals de incassokosten van € 40,00. De rechter verklaarde de vordering van [eiseres] gegrond en veroordeelde [gedaagde] tot betaling van de proceskosten, die op € 331,84 werden begroot. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.