ECLI:NL:RBMNE:2024:1311

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
13 maart 2024
Publicatiedatum
6 maart 2024
Zaaknummer
10721830
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van aankoopbedrag en immateriële schadevergoeding in het kader van een retourzending

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Midden-Nederland op 13 maart 2024, heeft eiseres, een vennootschap naar buitenlands recht gevestigd in Zwitserland, een vordering ingesteld tegen gedaagde, die in Nederland woont. De vordering betreft de betaling van een aankoopbedrag van € 40,30, dat gedaagde niet heeft voldaan na het retourneren van een videodeurbel. Eiseres stelt dat gedaagde de retourprocedure niet correct heeft gevolgd en vordert daarnaast buitengerechtelijke incassokosten en wettelijke rente. Gedaagde betwist de vordering en stelt dat hij de deurbel op tijd heeft geretourneerd.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de vordering van eiseres een internationaal karakter heeft, maar dat de Nederlandse rechter bevoegd is om de zaak te behandelen. De rechter oordeelt dat eiseres niet heeft voldaan aan de informatieplicht met betrekking tot het herroepingsrecht, zoals vastgelegd in het Burgerlijk Wetboek. Hierdoor kan eiseres niet de betaling van het aankoopbedrag vorderen. De kantonrechter wijst de vordering van eiseres af en veroordeelt haar in de proceskosten van gedaagde.

In reconventie heeft gedaagde een emotionele schadevergoeding van € 5.000,- gevorderd, maar deze vordering wordt eveneens afgewezen. De kantonrechter oordeelt dat gedaagde niet heeft aangetoond dat er sprake is van een situatie die recht geeft op immateriële schadevergoeding. De proceskosten van gedaagde worden begroot op nihil, omdat de eis in reconventie geen substantieel meerwerk heeft opgeleverd voor de gemachtigde van eiseres. De beslissing van de kantonrechter is dat de vorderingen van beide partijen worden afgewezen, met een veroordeling van eiseres in de proceskosten van gedaagde.

Uitspraak

RECHTBANKMIDDEN-NEDERLAND
Civiel recht
kantonrechter
locatie Almere
Vonnis van 13 maart 2024
in de zaak met zaaknummer: 10721830 \ MC EXPL 23-5464 D/51246 van
de vennootschap naar buitenlands recht
[eiseres] AG,
gevestigd te [vestigingsplaats] (Zwitserland),
eiseres, hierna te noemen: [eiseres] ,
gemachtigde: R. Slagman,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde, hierna te noemen: [gedaagde] ,
gemachtigde: T.A.G. Heuckeroth.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 18 september 2023 met 9 producties;
- de conclusie van antwoord met 9 producties;
- de conclusie van repliek met productie 10;
- de conclusie van dupliek met 6 producties.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[gedaagde] heeft op 7 augustus 2020 via de website van [onderneming] B.V. (hierna ook: [naam] ) een “
Smart Video Doorbell” besteld voor een bedrag van € 40,30.
2.2.
Bij het plaatsen van de bestelling heeft [gedaagde] ervoor gekozen om de aankoop achteraf te betalen aan Klarna. Door die keuze is de vordering van [naam] op [gedaagde] overgedragen aan Klarna. Klarna heeft de vordering op [gedaagde] overgedragen aan [eiseres] . [eiseres] heeft [gedaagde] per brief van 13 september 2021 in kennis gesteld van de overdracht.
2.3.
Per e-mail van 21 november 2020 schrijft [gedaagde] – voor zover van belang – het volgende aan [naam] :

Yesterday I received a reminder from Klarna Bank for an order that I returned on August 26.
They payment description is [betalinigsomschrijving] .
The order number is [ordernummer] .
I would like to know if this return has arrived at you.”.
2.4.
Per e-mail van 25 maart 2021 schrijft Klarna – voor zover van belang – het volgende aan [gedaagde] :

Hierin heb je ons laten weten de bestelling bij [onderneming] B.V. te hebben teruggestuurd. De bijbehorende factuur met betalingsomschrijving: [betalinigsomschrijving] is toen gepauzeerd.
Inmiddels hebben we contact gehad met de webwinkel over deze bestelling. Zij hebben ons laten weten dat de teruggestuurde bestelling niet is geaccepteerd omdat
Ze geen bericht hadden ontvangen dat je de producten terug zou sturen. Daardoor is het retour proces van de webwinkel niet opgevolgt en hebben ze de geretourneerde producten niet ontvangen.
Vanwege bovenstaande reden hebben we de factuur opnieuw naar je verstuurd met het verzoek om het openstaande bedrag te betalen. (…)
We raden je aan om contact op te nemen met [onderneming] B.V. als je vragen hebt over je retourzending, of als je wilt weten hoe je de bestelling terug kunt krijgen.”.
2.5.
Per e-mail van 10 januari 2024 schrijft Klarna – voor zover van belang – het volgende aan [eiseres] :

I can see that Klarna has contacted the merchant on behalf of the customer almost 3 years ago. The merchant had informed us that they have not received the order in return. They also informed us that the customer has not followed the merchant’s return policy and that no return was requested through the appropriate channels. The return receipt the customer provided also shows that they have sent their parcel with track & trace, further investigation is therefore impossible.”.
2.6.
[gedaagde] heeft het aankoopbedrag van € 40,30 niet aan [eiseres] betaald.

3.Het geschil

in conventie
3.1.
[eiseres] vordert – samengevat – veroordeling van [gedaagde] tot betaling van € 83,44 (bestaande uit € 40,30 aan hoofdsom, € 3,14 aan wettelijke rente tot en met 17 september 2023 en € 40,- aan buitengerechtelijke incassokosten), te vermeerderen met de wettelijke rente over € 40,30 vanaf 18 september 2023 tot en met de dag van volledige betaling. Verder vordert [eiseres] veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten.
3.2.
[gedaagde] voert aan dat hij het aankoopbedrag van € 40,30 en de bijkomende kosten niet hoeft te betalen, omdat hij de videodeurbel retour heeft gestuurd.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.
in reconventie
3.4.
[gedaagde] vordert een emotionele schadevergoeding van [naam] voor een bedrag van € 5.000,-.
3.5.
[eiseres] concludeert tot afwijzing van de vordering.
3.6.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

in conventie
Bevoegdheid en toepasselijk recht
4.1.
De vordering van [eiseres] heeft een internationaal karakter, omdat [eiseres] in Zwitserland gevestigd is. Daarom moet de vraag worden beantwoord of de Nederlandse rechter bevoegd is om de vordering te beoordelen. De kantonrechter beantwoordt die vraag op grond van artikel 2 lid 1 van het in deze zaak toepasselijke Verdrag van Lugano [1] bevestigend, omdat [gedaagde] in Nederland woont.
4.2.
Verder moet beoordeeld worden welk recht van toepassing is. [eiseres] heeft door middel van cessie een vordering uit hoofde van een consumentenovereenkomst (tussen [naam] en [gedaagde] ) overgedragen gekregen. Voor zover de gecedeerde vordering al een internationaal karakter heeft, geldt dat de betrekking tussen [eiseres] en [gedaagde] op grond van artikel 14 lid 2 van de in deze zaak (eventueel) toepasselijke Rome IVerordening [2] wordt beheerst door het recht dat op de gecedeerde vordering van toepassing is. [gedaagde] heeft ten opzichte van [naam] als consument gehandeld. Daarom is op grond van artikel 6 lid 1 Rome I-Verordening Nederlands recht van toepassing.
Informatieplichten
4.3.
De vordering van [eiseres] is gebaseerd op een overeenkomst op afstand tussen een handelaar en een consument. Bij het sluiten van dergelijke overeenkomsten moet ter bescherming van de consument aan de essentiële wettelijke (pre)contractuele informatieverplichtingen van de artikelen 6:230m en 6:230v van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) worden voldaan. De kantonrechter moet er ambtshalve op toezien dat die voorschriften worden nageleefd. Naar het oordeel van de kantonrechter is niet voldaan aan de precontractuele verplichting om de consument (in dit geval [gedaagde] ) te informeren over de modaliteiten voor de uitoefening van het herroepingsrecht (artikel 6:230m lid 1 onder h BW). Er is ook niet voldaan aan de contractuele informatieverplichting ten aanzien van het herroepingsrecht zoals bedoeld in artikel 6:230v lid 7 BW. De kantonrechter zal voor de schending van deze informatieplichten geen sanctie opleggen, omdat de vorderingen van [eiseres] niet toewijsbaar zijn (waarover hierna meer).
[gedaagde] hoeft het aankoopbedrag en de bijkomende kosten niet te betalen
4.4.
[gedaagde] voert aan dat hij zijn bestelling op 26 augustus 2020 retour heeft gestuurd, omdat de videodeurbel niet naar behoren werkte. Om dit verweer te onderbouwen heeft [gedaagde] een verzendbewijs van PostNL ingediend.
4.5.
[eiseres] stelt daartegenover dat [naam] de bestelling niet retour heeft ontvangen, wat volgens [eiseres] blijkt uit de email van Klarna van 10 januari 2024. Verder is volgens [eiseres] op het verzendbewijs van PostNL niet te zien naar welk adres [gedaagde] het product retour heeft gezonden en heeft [gedaagde] het retourbeleid niet gevolgd.
4.6.
De kantonrechter gaat er op basis van de stellingen van [gedaagde] en het verzendbewijs van PostNL van uit dat [gedaagde] de videodeurbel retour heeft gestuurd. Uit de e-mail van Klarna van 25 maart 2021 volgt dat [naam] de retourzending van [gedaagde] heeft ontvangen (“
de teruggestuurde bestelling niet is geaccepteerd”). De e-mail van 10 januari 2024 – ruim drie jaar na de retourzending – is onvoldoende om daar anders over te oordelen. [gedaagde] heeft dus gebruik gemaakt van zijn herroepingsrecht. Volgens [eiseres] moet [gedaagde] het aankoopbedrag desondanks betalen, omdat hij het retourbeleid niet heeft opgevolgd. Uit niets blijkt echter dat partijen een retourbeleid zijn overeengekomen en wat dit retourbeleid zou inhouden. [gedaagde] geeft zelf bij conclusie van antwoord weliswaar aan dat hij heeft geprobeerd het product in zijn [naam] -account retour te melden en dat dit niet is gelukt, maar dat betekent nog niet dat [gedaagde] op grond van de overeenkomst verplicht was om een retourmelding te doen (zonder welke melding de retournering niet zou worden geaccepteerd). Die verplichting volgt ook niet uit de door [eiseres] ingediende algemene voorwaarden van [naam] . Die algemene voorwaarden dateren van na de besteldatum en zijn daarom niet van toepassing. [eiseres] heeft verder nog schermafbeeldingen van het bestelproces bij [naam] ingediend. Hieruit blijkt ook niet welke stappen [gedaagde] bij een retourzending had moeten volgen. Op grond van het voorgaande leidt het standpunt van [eiseres] niet tot de conclusie dat [gedaagde] het aankoopbedrag van de bestelling aan [eiseres] zou moeten betalen. Daar komt nog bij dat [naam] de retourzending niet naar [gedaagde] heeft teruggestuurd nadat zij deze had ontvangen en – volgens [eiseres] – niet heeft kunnen verwerken. Dat is ook niet gebeurd nadat [gedaagde] per e-mail van 21 november 2020 naar de retournering heeft geïnformeerd. [naam] beschikt dus (nog steeds) over de geretourneerde bestelling. Op grond van het voorgaande zal het gevorderde bedrag van € 40,30 worden afgewezen. Dat geldt ook voor de daarmee samenhangende wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten.
Proceskosten
4.7.
[eiseres] moet de proceskosten (inclusief nakosten) van [gedaagde] betalen, omdat [eiseres] ongelijk heeft gekregen. De proceskosten van [gedaagde] worden begroot op € 39,- aan salaris gemachtigde (1 punt voor de conclusie van dupliek x tarief € 39,-) en € 19,50 aan nakosten (plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing).
in reconventie
Bevoegdheid en toepasselijk recht
4.8.
De kantonrechter acht zich op grond van artikel 5 lid 3 van het Verdrag van Lugano bevoegd om de vordering van [gedaagde] te beoordelen, omdat het schadebrengende feit zich in Nederland heeft voorgedaan.
4.9.
Naar het oordeel van de kantonrechter moet de vordering van [gedaagde] worden beoordeeld naar Nederlands recht. Op grond van artikel 4 lid 1 van de in deze zaak toepasselijke Rome II-Verordening [3] is het recht van het land waar de schade zich voordoet van toepassing. In dit geval is dat Nederland.
Geen schadevergoeding voor [gedaagde]
4.10.
De door [gedaagde] gevorderde schadevergoeding zal worden afgewezen. Nog los van het feit dat [naam] geen procespartij is in deze procedure, volgt uit de wet (artikel 6:106 BW) dat alleen in bepaalde gevallen sprake kan zijn van een verplichting tot vergoeding van immateriële schade. Het gaat dan bijvoorbeeld om de situatie waarin de benadeelde lichamelijk letsel heeft opgelopen, in zijn of haar eer of goede naam is geschaad of op andere wijze in zijn of haar persoon is aangetast. [gedaagde] heeft niet onderbouwd dat van één van de in de wet genoemde gevallen sprake is, zodat hij alleen daarom al geen recht heeft op immateriële schadevergoeding.
Proceskosten
4.11.
[gedaagde] moet de proceskosten (inclusief nakosten) van [eiseres] betalen, omdat [gedaagde] ongelijk heeft gekregen. De proceskosten van [eiseres] worden begroot op nihil, omdat de eis in reconventie geen substantieel meerwerk voor de gemachtigde van [eiseres] heeft opgeleverd.

5.De beslissing

De kantonrechter:
in conventie
5.1.
wijst de vorderingen van [eiseres] af;
5.2.
veroordeelt [eiseres] in de proceskosten van € 58,50, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Als [eiseres] niet tijdig aan de proceskostenveroordeling voldoet en het vonnis daarna wordt betekend, dan moet [eiseres] ook de kosten van betekening betalen;
in reconventie
5.3.
wijst de vordering van [gedaagde] af;
5.4.
veroordeelt [gedaagde] in de kosten van deze procedure, aan de zijde van [eiseres] tot de uitspraak van dit vonnis begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.M. Berendsen en in het openbaar uitgesproken op 13 maart 2024.

Voetnoten

1.Verdrag betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken van 30 oktober 2007, PbEU 2007, L 339/3.
2.Verordening (EG) nr. 593/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 17 juni 2008 inzake het recht dat van toepassing is op verbintenissen uit overeenkomst (Rome I).
3.Verordening (EG) nr. 864/2007 van het Europees Parlement en de Raad van 11 juli 2007 betreffende het recht dat van toepassing is op niet-contractuele verbintenissen (Rome II).