Uitspraak
1.De procedure
2.De kern van de zaak
3.De beoordeling
4.De beslissing
maart 2024.
Rechtbank Midden-Nederland
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 6 maart 2024 uitspraak gedaan in een kort geding tussen [eiser] en [gedaagde]. [Eiser] heeft [gedaagde] gedagvaard wegens aanhoudende overlast die [gedaagde] veroorzaakt in het gehuurde pand. De overlast, die al negen jaar aanhoudt, omvat geluids- en stankoverlast, drugsoverlast en bedreigingen aan het adres van [eiser] en andere huurders. Ondanks meerdere waarschuwingsbrieven van [eiser] heeft [gedaagde] niet gereageerd. Op 24 september 2023 heeft [eiser] een brief ontvangen van andere huurders die eisen dat [gedaagde] uit de woning wordt gezet vanwege de enorme overlast.
Tijdens de mondelinge behandeling op 28 februari 2024 was [gedaagde] niet aanwezig, waardoor de kantonrechter verstek verleende. De kantonrechter oordeelde dat [eiser] een spoedeisend belang heeft bij zijn vordering, gezien de overlast die [gedaagde] veroorzaakt. De gevorderde ontbinding van de huurovereenkomst werd afgewezen, omdat dit niet mogelijk is in een kort geding. De vordering tot ontruiming werd echter toegewezen, met een termijn van twee weken na betekening van het vonnis. Tevens werd [gedaagde] veroordeeld tot betaling van de proceskosten, die zijn begroot op € 901,72.
De kantonrechter heeft in zijn beslissing benadrukt dat de vordering tot ontruiming gerechtvaardigd is, gezien de ernst van de overlast en het feit dat [gedaagde] niet in het geding is verschenen. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat [gedaagde] onmiddellijk moet voldoen aan de ontruimingsverplichting.