ECLI:NL:RBMNE:2024:13

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
3 januari 2024
Publicatiedatum
3 januari 2024
Zaaknummer
UTR 23/3366
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Omgevingsvergunning voor het kappen van bomen langs de Achterbergsestraatweg in Rhenen

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 3 januari 2024 uitspraak gedaan in een geschil over een omgevingsvergunning voor het kappen van acht bomen langs de Achterbergsestraatweg in Rhenen. De vergunning werd verleend door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Rhenen op 3 februari 2023. De Stichting Werkgroep Milieubeheer Rhenen, eiseres in deze zaak, maakte bezwaar tegen de vergunning, maar het college verklaarde dit bezwaar op 13 juni 2023 ongegrond en handhaafde de vergunning. Eiseres heeft hierop beroep ingesteld bij de rechtbank.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de beroepsgronden van eiseres zich voornamelijk richtten op het kappen van drie Amerikaanse eiken, die volgens de Bomenlijst deel uitmaken van een bomenstructuur. De rechtbank oordeelde dat het college in redelijkheid de omgevingsvergunning kon verlenen, omdat het belang bij het kappen van de bomen zwaarder woog dan het belang bij het behoud ervan. De rechtbank benadrukte dat de belangenafweging door het college zorgvuldig was uitgevoerd en dat de adviezen van de bomendeskundige op zorgvuldige wijze tot stand waren gekomen.

De rechtbank concludeerde dat het college de vergunning terecht had verleend en verklaarde het beroep ongegrond. Dit betekent dat het bestreden besluit in stand blijft en eiseres geen griffierecht of proceskostenvergoeding ontvangt. De uitspraak is openbaar uitgesproken en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 23/3366

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 3 januari 2024 in de zaak tussen

Stichting Werkgroep Milieubeheer Rhenen uit Rhenen, eiseres

(gemachtigde: A. Derks),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Rhenen(het college), verweerder
(gemachtigde: C.V. Vliegenthart).

Inleiding

1.1.
Het college heeft met het besluit van 3 februari 2023 aan de gemeente Rhenen (de vergunninghouder) een omgevingsvergunning verleend voor het kappen van acht bomen langs de Achterbergsestraatweg in Rhenen.
1.2.
Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen de vergunning. Bij besluit van 13 juni 2023 (het bestreden besluit) heeft het college het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard en de vergunning in stand gelaten.
1.3.
Eiseres heeft vervolgens beroep ingesteld. De rechtbank heeft het beroep op 31 oktober 2023 op zitting behandeld. Namens eiseres waren [A] (de […] van de stichting) en de gemachtigde aanwezig. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Omvang van het geding

2.1.
De rechtbank stelt vast dat de beroepsgronden van eiseres alleen zien op het kappen van de drie Amerikaanse eiken. De vertegenwoordigers van eiseres hebben dit op de zitting bevestigd.
2.2.
De vertegenwoordigers van eiseres hebben op de zitting aangegeven dat de in het beroepschrift opgenomen stelling dat sprake is van een motiveringsgebrek niet als afzonderlijke beroepsgrond moet worden opgevat. De rechtbank zal daarover als zodanig, los van de specifieke beroepsgronden, dan ook geen oordeel geven.

Toetsingskader

3.1.
Op 1 januari 2024 is de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) ingetrokken en is de Omgevingswet in werking getreden. Omdat voor die datum de aanvraag om de omgevingsvergunning is ingediend, is in deze zaak de Wabo met de onderliggende regelingen nog van toepassing. Dat volgt uit het overgangsrecht van artikel 4.3 van de Invoeringswet Omgevingswet.
3.2.
Als een gemeentelijke verordening bepaalt dat een vergunning of ontheffing nodig is om houtopstand te vellen of te doen vellen (hierna: kappen), dan is het verboden om die activiteit uit te voeren zonder omgevingsvergunning. Dat staat in artikel 2:2, eerste lid, aanhef en onder g, van de Wabo.
3.3.
De Algemene Plaatselijke Verordening Rhenen 2020 (APV Rhenen) is zo’n gemeentelijke verordening. Uit artikel 4:11, eerste lid, APV Rhenen volgt dat het college een Bomenlijst vaststelt waarop de monumentale en andere beschermenswaardige bomen, bomenstructuren en bomenzones in de gemeente worden vermeld. Op grond van artikel 4:11, tweede lid, APV Rhenen is het verboden om zonder omgevingsvergunning van het bevoegd gezag een houtopstand te (doen) kappen die staat vermeld op de Bomenlijst. Artikel 4:11, derde lid, APV Rhenen bepaalt dat het bevoegd gezag de vergunning kan weigeren op grond van:
a. de natuurwaarde van de houtopstand;
b. de landschappelijke waarde van de houtopstand;
c. de waarde van de houtopstand voor stads- en dorpsschoon;
d. de beeldbepalende waarde van de houtopstand;
e. de cultuurhistorische waarde van de houtopstand;
f. de waarde voor de leefbaarheid van de houtopstand.
3.4.
In de Bomenlijst Rhenen 2021 (de Bomenlijst) is onder meer het volgende vastgelegd:
De bomen die staan in de Bomenlijst van Rhenen mogen niet gekapt worden. Een vergunning verlenen wij alleen in bijzondere gevallen. Het bevoegd gezag kan vergunning verlenen indien:
a. een maatschappelijk belang opweegt tegen het belang van het duurzaam behoud van boom;
b. naar boomdeskundige maatstaven instandhouding van de boom niet langer verantwoord is in verband met een onomkeerbaar risico op letsel of schade;
c. bij bomenstructuren en -zones: wanneer naar boomdeskundige maatstaven kap de kwaliteit van de structuur verbetert of niet aantast,
en er geen passend alternatief voorhanden is.
3.5.
Bij het nemen van de beslissing om wel of niet een omgevingsvergunning voor het kappen te verlenen, heeft het college beleids- en beoordelingsruimte. Dat betekent dat het college, als zich een van de in artikel 4:11, derde lid, APV Rhenen genoemde waarden voordoet, de vergunning kan weigeren, maar dat het daartoe niet verplicht is. Het college moet daarbij het belang van het behoud van de bomen afwegen tegen het belang bij het kappen van de bomen. De bestuursrechter kan de beslissing van het college alleen terughoudend toetsen. Deze toetsing is beperkt tot de vraag of het college na afweging van de belangen in redelijkheid de omgevingsvergunning heeft kunnen verlenen.

Beoordeling door de rechtbank

4.1.
Niet in geschil is dat de bewuste drie Amerikaanse eiken volgens de Bomenlijst deel uitmaken van een bomenstructuur en dat daarom op grond van artikel 4:11, tweede lid, APV Rhenen een omgevingsvergunning nodig is voor het kappen van deze bomen.
4.2.
Ook niet in geschil is dat het college deze omgevingsvergunning in dit geval kan weigeren, omdat zich een of meer van de waarden genoemd in artikel 4:11, derde lid, APV Rhenen voordoen.
Heeft het college in redelijkheid de omgevingsvergunning kunnen verlenen?
5.1.
Het college stelt zich op het standpunt dat hij in dit geval een vergunning kan verlenen, omdat een maatschappelijk belang opweegt tegen het belang van het duurzaam behoud van de bomen en er geen passend alternatief voorhanden is (criterium a volgens de Bomenlijst).
Het college heeft haar conclusies onderbouwd met beoordelingen door een deskundige medewerker van de gemeente (de bomendeskundige). Het college vindt dat een Bomen Effect Analyse (BEA) achterwege mocht blijven, omdat die geen nieuwe inzichten zou hebben gebracht. Het wortelstelsel is bekend en er is een deskundige afweging gemaakt door de bomendeskundige.
Het college voert aan dat in de gemaakte belangenafweging alle maatschappelijke belangen, waaronder ook leefbaarheids- en milieubelangen, zijn meegewogen. Het belang van behoud en biodiversiteit, waarop het Gemeentelijk Groenbeleidsplan ingaat, mag niet ten koste gaan van andere zwaarwegende belangen. Omdat het compenseren van de Amerikaanse eiken door herplant niet mogelijk is in omvang, is gekozen voor compensatie in aantal en in kwaliteit. Uiteindelijk zal er meer openbaar groen zijn dan voorheen, terwijl ook de andere belangen zijn gediend. Bij het maken van de belangenafweging was het uitgangspunt de mogelijkheid om de bestaande bomen te handhaven. Dit bleek volgens het college niet mogelijk.
5.2.
Eiseres vindt dat, nu de bomen volgens de Bomenlijst deel uitmaken van een bomenstructuur, het college alleen een vergunning kan verlenen indien naar boomdeskundige maatstaven kap de kwaliteit van de structuur verbetert of niet aantast (criterium c volgens de Bomenlijst).
Eiseres vindt dat het college een extern boomdeskundig advies in haar belangenafweging had moeten betrekken. Een BEA was daarvoor het geschikte middel geweest.
Eiseres vindt dat niet alle relevante belangen voldoende zijn meegewogen. Leefbaarheids- en milieubelangen zijn maatschappelijke belangen en hadden als zodanig moeten meewegen. Het belang van het behoud van bomen voor de biodiversiteit, voor het milieu en vanwege klimaatadaptatie, zoals opgenomen in het Gemeentelijk Groenbeleidsplan, heeft het college niet of onvoldoende meegewogen. Ook had de compensatie door herplant beter moeten worden onderbouwd. Tenslotte is volgens eiseres onvoldoende grondig en oplossingsgericht gezocht naar alternatieven voor het kappen van de bomen.
Criteria Bomenlijst
5.3.
De rechtbank is van oordeel dat de opsomming van criteria a, b en c in de Bomenlijst niet als een cumulatieve opsomming kan worden gezien. Deze criteria moeten gelezen worden als drie situaties waarin het college een vergunning kan verlenen, die naast elkaar kunnen bestaan. Het is dus niet zo dat, als de bewuste bomen deel uitmaken van een bomenstructuur, het college alleen een vergunning kan verlenen indien naar boomdeskundige maatstaven kap de kwaliteit van de structuur verbetert of niet aantast (criterium c). Ook in dat geval kan het college een vergunning verlenen indien een maatschappelijk belang opweegt tegen het belang van het duurzaam behoud van de bomen en er geen passend alternatief voorhanden is (criterium a).
Boomdeskundige adviezen
5.4.
Het is vaste rechtspraak dat het bestuursorgaan op het advies van een deskundige mag afgaan als dat advies op zorgvuldige wijze tot stand is gekomen, de redenering daarin begrijpelijk is, en de getrokken conclusies daarop aansluiten. [1] Naar het oordeel van de rechtbank is dat hier het geval.
De bomendeskundige is steeds uitgegaan van de meest actuele stand van zaken. Hij is ter plaatste geweest en heeft de omtrek, de takvrije doorgang, de conditie van stam en stamvoet, de staat van het wortelpakket en de levensverwachting van de bomen vastgesteld. Eiseres heeft geen concrete aanknopingspunten gegeven voor twijfel aan de zorgvuldigheid en begrijpelijkheid van de adviezen. De rechtbank vindt het redelijk dat de bomendeskundige bij zijn beoordeling ook de wortelopdruk en de gevolgen van werkzaamheden voor de wortels van de bomen heeft meegewogen. De rechtbank kan het college er tot slot in volgen dat hij is uitgegaan van de adviezen van de bomendeskundige zonder in aanvulling daarop een BEA of ander extern boomdeskundig advies te laten uitvoeren. De relevante regelgeving (de APV Rhenen en de Bomenlijst) stelt op dit punt geen nadere eisen.
Belangenafweging
5.5.
De rechtbank is van oordeel dat het college in redelijkheid het belang van vergunninghouder bij het kappen van de bomen zwaarder heeft kunnen laten wegen dan het belang bij behoud van de bomen. De belangen die zijn opgenomen in het Gemeentelijk Groenbeleidsplan zijn meegewogen, net als de belangen van de leefbaarheid en het milieu, naast andere maatschappelijke belangen. Het college heeft in zijn belangenafweging ook de herplant mogen meewegen. De omgevingsvergunning is immers verleend onder oplegging van een herplantplicht. Het college heeft het gewicht van deze herplant binnen de gemaakte afweging voldoende duidelijk gemaakt.

Conclusie en gevolgen

6. Het college heeft naar het oordeel van de rechtbank in redelijkheid de omgevingsvergunning kunnen verlenen. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat het bestreden besluit in stand blijft. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S. Ourahma, rechter, in aanwezigheid van L. Beijerinck, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 3 januari 2024.
(de griffier is verhinderd om
de uitspraak te ondertekenen)
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zie de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 15 juli 2020, ECLI:NL:RVS:2020:1659.