In deze zaak heeft [eiseres] B.V. een vordering ingesteld tegen [gedaagde] B.V. met het verzoek om nakoming van een overeenkomst ter waarde van € 5.244,54. De kantonrechter heeft de vordering afgewezen omdat er geen overeenkomst tot stand is gekomen. De vertegenwoordiger van [gedaagde], de heer [A], was niet bevoegd om de overeenkomst te ondertekenen. [eiseres] had kennis van het feit dat [A] geen volmacht had en mocht daarom niet vertrouwen op een schijn van volmachtverlening. De kantonrechter heeft vastgesteld dat er geen gedragingen of verklaringen van [gedaagde] zijn geweest die een schijn van volmachtverlening konden wekken. Bovendien was [A] pas later, in november 2022, bestuurder van [gedaagde] geworden, wat niet relevant was voor de beoordeling van de zaak. De kantonrechter heeft geconcludeerd dat [eiseres] geen recht had op nakoming van de overeenkomst en heeft de vordering afgewezen. Tevens is [eiseres] veroordeeld in de proceskosten van [gedaagde].