ECLI:NL:RBMNE:2024:1295

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
13 maart 2024
Publicatiedatum
6 maart 2024
Zaaknummer
10714557
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot nakoming van een overeenkomst afgewezen wegens onbevoegdheid van de vertegenwoordiger

In deze zaak heeft [eiseres] B.V. een vordering ingesteld tegen [gedaagde] B.V. met het verzoek om nakoming van een overeenkomst ter waarde van € 5.244,54. De kantonrechter heeft de vordering afgewezen omdat er geen overeenkomst tot stand is gekomen. De vertegenwoordiger van [gedaagde], de heer [A], was niet bevoegd om de overeenkomst te ondertekenen. [eiseres] had kennis van het feit dat [A] geen volmacht had en mocht daarom niet vertrouwen op een schijn van volmachtverlening. De kantonrechter heeft vastgesteld dat er geen gedragingen of verklaringen van [gedaagde] zijn geweest die een schijn van volmachtverlening konden wekken. Bovendien was [A] pas later, in november 2022, bestuurder van [gedaagde] geworden, wat niet relevant was voor de beoordeling van de zaak. De kantonrechter heeft geconcludeerd dat [eiseres] geen recht had op nakoming van de overeenkomst en heeft de vordering afgewezen. Tevens is [eiseres] veroordeeld in de proceskosten van [gedaagde].

Uitspraak

RECHTBANKMIDDEN-NEDERLAND
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Utrecht
Zaaknummer: 10714557 \ UC EXPL 23-6461
Vonnis van 13 maart 2024
in de zaak van
[eiseres] B.V., ook handelend onder de naam [handelsnaam 1] en [handelsnaam 2],
gevestigd in [vestigingsplaats 1] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiseres] ,
gemachtigde: Nouta Westland Gerechtsdeurwaarderskantoor B.V.,
tegen
[gedaagde] B.V.,
gevestigd in [vestigingsplaats 2] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
procederend in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
 de dagvaarding
 de conclusie van antwoord
 de brief van 21 november 2023 waarin een mondelinge behandeling is bepaald
 de aanvullende productie 21 van [eiseres]
 de mondelinge behandeling van 12 februari 2024, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.
1.2.
Ten slotte is bepaald dat er een vonnis komt.

2.De beoordeling

Kern van de zaak
2.1.
[eiseres] zegt dat zij met [gedaagde] een overeenkomst heeft gesloten. Zij wil dat [gedaagde] die nakomt en (in hoofdsom) € 5.244,54 aan haar betaalt. De kantonrechter wijst deze vordering af, omdat er geen overeenkomst tussen [eiseres] en [gedaagde] tot stand is gekomen. Degene die de overeenkomst namens [gedaagde] heeft getekend, de heer [A] (hierna: [A] ), was namelijk niet bevoegd om dat te doen. [eiseres] mocht er niet van uitgaan dat dat wel zo was, want zij wist dat [A] niet bevoegd was om [gedaagde] te vertegenwoordigen. Dat betekent dat geen overeenkomst tot stand is gekomen tussen [eiseres] en [gedaagde] , en dat [eiseres] dus ook geen nakoming daarvan door [gedaagde] kan vorderen.
Korte schets van de feiten
2.2.
[A] is een werknemer van [gedaagde] . Hij is bestrijdingstechnicus. [eiseres] heeft [A] benaderd met een voorstel om, kortgezegd, een website te bouwen en online advertenties te verzorgen voor [gedaagde] . Er is toen een afspraak gemaakt om dit te bespreken. De overeenkomst zou dan ter plekke getekend kunnen worden.
2.3.
Vóór de afspraak heeft [eiseres] in het handelsregister gekeken. Zij zag daarin dat [A] geen bestuurder was van [gedaagde] en ook niet was ingeschreven als gevolmachtigde.
2.4.
Namens [eiseres] is de heer [B] (hierna: [B] ) vervolgens op 14 mei 2021 langsgegaan bij [A] . [A] heeft toen verteld dat hij geen volmacht had, maar dat het wel de bedoeling was dat hij op termijn bestuurder van [gedaagde] zou worden. Na telefonisch overleg van [B] met het kantoor van [eiseres] is besloten om de overeenkomst wel door [A] te laten ondertekenen namens [gedaagde] . Daarnaast is een vennootschap waarvan [A] wél bestuurder was op de overeenkomst toegevoegd: [bedrijf] B.V. (hierna: [bedrijf] ).
2.5.
[eiseres] is aan de slag gegaan met de website en heeft verschillende facturen gestuurd. Deze werden verstuurd ter attentie van [bedrijf] , maar naar het adres van [gedaagde] . Op 21 juni 2021 heeft mevrouw [C] (hierna: [C] ), bestuurder van [gedaagde] , een brief gestuurd aan [eiseres] . Daarin heeft zij uitgelegd dat [A] niet bevoegd was om [gedaagde] te vertegenwoordigen. [C] heeft aangegeven dat [gedaagde] geen overeenkomst met [eiseres] wilde.
Geen overeenkomst tussen [eiseres] en [gedaagde]
2.6.
De kantonrechter is van oordeel dat tussen [eiseres] en [gedaagde] geen overeenkomst tot stand is gekomen. Dat betekent dat [eiseres] geen nakoming van die overeenkomst kan vorderen van [gedaagde] , en dat haar vordering tot betaling van (in hoofdsom) € 5.244,54 dus wordt afgewezen. Hierna legt de kantonrechter uit waarom er geen overeenkomst tussen [eiseres] en [gedaagde] tot stand is gekomen.
[A] was niet bevoegd om [gedaagde] te vertegenwoordigen
2.7.
Tussen [eiseres] en [gedaagde] staat vast dat [A] niet bevoegd was om namens [gedaagde] een overeenkomst met [eiseres] aan te gaan. [A] was namelijk toen de overeenkomst werd gesloten geen bestuurder van [gedaagde] . Ook had [gedaagde] geen volmacht aan hem verleend.
[eiseres] mocht ook niet afgaan op een schijn van volmachtverlening
2.8.
[eiseres] heeft betoogd dat zij er, ondanks die onbevoegdheid van [A] , tóch op mocht vertrouwen dat [gedaagde] aan de overeenkomst gebonden zou raken. Dat betoog slaagt echter niet.
2.9.
Er zijn gevallen waarin een partij toch gebonden kan worden door een ‘niet-bevoegde-vertegenwoordiger’. Dat is het geval als de wederpartij – in dit geval: [eiseres] – is afgegaan op een ‘schijn van volmachtverlening’ en daar ook op af mócht gaan. Dat is hier niet zo.
2.10.
Van zo’n ‘schijn van volmachtverlening’ is ten eerste sprake als [eiseres]
op grond van verklaringen of gedragingen van [gedaagde]zou hebben aangenomen (en mocht aannemen) dat aan [A] een volmacht was verleend. [1] Dat is niet zo. [eiseres] heeft niet gesteld dat er gedragingen of verklaringen van [gedaagde] zijn geweest die zo’n schijn hebben kunnen wekken.
2.11.
Ten tweede kan er onder omstandigheden ook een ‘schijn van volmachtverlening’ worden gewekt
door feiten en omstandigheden die voor risico van [gedaagde] komen. [2]
2.12.
[eiseres] heeft een aantal omstandigheden genoemd, maar die wekken naar het oordeel van de kantonrechter geen van alle een schijn van volmachtverlening:
 [A] is later wel bestuurder van [gedaagde] geworden. Dat was echter pas in november 2022, en kan dus niet in mei 2021 een schijn van volmachtverlening hebben gewekt.
 De bestuurder van [gedaagde] , [C] , zou de moeder van [A] zijn. Dat is echter niet relevant. Het bestaan van een familieband zegt in zijn algemeenheid niets over het wel of niet verleend zijn van een volmacht, en [eiseres] heeft niet gesteld dat, en waarom, dat hier anders zou zijn.
 [A] was werknemer van [gedaagde] en mailde vanaf het algemene e-mailadres van [gedaagde] met [eiseres] . Dat is echter onvoldoende om te mogen vertrouwen op een volmacht. Het komt vaak voor dat werknemers van bedrijven vanaf het algemene e-mailadres mailen. Dat betekent nog niet dat zij ook bevoegd zijn om overeenkomsten aan te gaan.
2.13.
Bij dit alles komt bovendien dat [eiseres] er niet op hééft vertrouwd dat een toereikende volmacht was verleend. Integendeel: zij wist dat [A] niet bevoegd was om [gedaagde] te vertegenwoordigen. [eiseres] heeft geprobeerd dit op te lossen door ook [bedrijf] , de vennootschap waarvan [A] wel bestuurder was, op de overeenkomst te zetten. Over een eventuele rechtsverhouding tussen [eiseres] en [bedrijf] gaat deze procedure echter niet, omdat [eiseres] ervoor heeft gekozen om [gedaagde] aan te spreken.
2.14
Omdat [eiseres] geen overeenkomst met [gedaagde] heeft, kan zij geen nakoming van [gedaagde] vorderen. De vordering van [eiseres] zal worden afgewezen.
Proceskostenveroordeling
2.15.
[eiseres] krijgt ongelijk en moet daarom de proceskosten van [gedaagde] betalen. Die worden tot aan dit vonnis begroot op:
verletkosten (dat is een vergoeding in verband met de tijd die aan de zitting besteed is door [gedaagde] )
50,00
nakosten
20,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
70,00
Uitvoerbaarheid bij voorraad
2.16.
De kantonrechter zal dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad verklaren, zoals door [gedaagde] is gevraagd. Dat betekent dat de beslissing moet worden gevolgd, ook als een van partijen hoger beroep instelt tegen deze beslissing. De beslissing van de rechtbank geldt in dat geval totdat het gerechtshof een andere beslissing neemt.

3.De beslissing

De kantonrechter
3.1.
wijst de vorderingen van [eiseres] af,
3.2.
veroordeelt [eiseres] in de proceskosten van € 70,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [eiseres] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
3.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door J.M. Atema en in het openbaar uitgesproken op 13 maart 2024.

Voetnoten

1.Dit volgt uit artikel 3:61 lid 2 van het Burgerlijk Wetboek.
2.Dit heeft de Hoge Raad bepaald in het arrest van 19 februari 2010,