In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 13 maart 2024 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen [eiseres] en [gedaagde c.s]. [Eiseres] vorderde een schadevergoeding van € 400,- van [gedaagde sub 1] omdat deze een meterkast zou vervangen, maar deze werkzaamheden niet heeft uitgevoerd. De kantonrechter oordeelde dat er geen sprake was van verzuim, omdat er geen termijn was afgesproken voor de uitvoering van de werkzaamheden en [eiseres] [gedaagde sub 1] geen duidelijke termijn heeft gesteld. Hierdoor kon de vordering tot schadevergoeding niet worden toegewezen.
Tijdens de mondelinge behandeling op 12 februari 2024 was [eiseres] aanwezig met haar gemachtigde, terwijl [gedaagde c.s] niet aanwezig was. De kantonrechter verleende verstek aan [gedaagde sub 1] en [gedaagde c.s] omdat zij niet op de zitting verschenen en ook niet om uitstel hadden verzocht. De kantonrechter concludeerde dat [gedaagde sub 1] niet in verzuim was, omdat er geen duidelijke termijn was gesteld voor de uitvoering van de werkzaamheden. Bovendien was er geen sprake van onverschuldigde betaling, aangezien de betaling van het voorschot een rechtsgrond had in de overeenkomst tussen partijen.
De kantonrechter wees de vorderingen van [eiseres] af en veroordeelde haar in de proceskosten, die aan de zijde van [gedaagde c.s] op € 0,00 werden begroot, omdat deze in persoon had geprocedeerd. Dit vonnis is openbaar uitgesproken en is gebaseerd op de relevante artikelen van het Burgerlijk Wetboek.