ECLI:NL:RBMNE:2024:1293

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
13 februari 2024
Publicatiedatum
5 maart 2024
Zaaknummer
16/104821-23
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Strafzaak tegen verdachte wegens drugshandel en witwassen

Op 13 februari 2024 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte, geboren in 2001, die beschuldigd werd van meerdere feiten, waaronder het handelen in cocaïne en hennep, en het witwassen van geld. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 30 maart 2023 tot en met 25 april 2023 in Nijkerk, Putten, Zeewolde en Amersfoort meermalen heeft gehandeld in een grote hoeveelheid cocaïne. Op 25 april 2023 had hij 144,12 gram cocaïne en 550 gram hennep in zijn bezit. Daarnaast werd hij op 10 september 2023 in Amersfoort aangetroffen met 3,95 gram en 9,6 gram cocaïne, alsook met 50,29 gram en 33,12 gram hennep. De verdachte heeft ook een geldbedrag van € 4.015,00 witgewassen, waarvan de herkomst niet kon worden verklaard. De rechtbank oordeelde dat alle feiten wettig en overtuigend bewezen waren, mede op basis van de bekennende verklaring van de verdachte en de bevindingen van verbalisanten. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 180 dagen, waarvan 129 dagen voorwaardelijk, en een taakstraf van 240 uren. De verdachte werd ook onderworpen aan bijzondere voorwaarden, waaronder reclasseringstoezicht en deelname aan gedragsinterventies.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16/104821-23 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 13 februari 2024
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 2001 te [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] , [woonplaats] ,
(hierna: verdachte).

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 30 januari 2024.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van de officier van justitie mr. I.M.F. Graumans en van hetgeen verdachte en zijn raadsman, mr. X.B. Sijmons, advocaat te Amersfoort, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. Met verbeterde lezing van feit 8, zoals door de officier van justitie gevorderd, komt de verdenking er in het kort op neer dat verdachte:
Feit 1:
in de periode van 30 maart 2023 tot en met 25 april 2023 in Nijkerk en/of Putten en/of Zeewolde en/of Amersfoort samen met anderen meermalen heeft gehandeld in een grote hoeveelheid cocaïne;
Feit 2:
op 25 april 2023 in Nijkerk en/of Amersfoort en/of Putten 144,12 gram cocaïne aanwezig heeft gehad;
Feit 3:
op 25 april 2023 in Nijkerk en/of Amersfoort 550 gram hennep aanwezig heeft gehad;
Feit 4:
op 25 april 2023 in Nijkerk en/of Amersfoort een geldbedrag van € 801,10 en/of € 6.590,00 heeft witgewassen;
Feit 5 ontbreekt
Feit 6:
op 10 september 2023 in Amersfoort 3,95 gram en/of 9,6 gram cocaïne aanwezig heeft gehad;
Feit 7:
op 10 september 2023 in Amersfoort 50,29 gram en/of 33,12 gram hennep aanwezig heeft gehad;
Feit 8:
op 10 september 2023 in Amersfoort een geldbedrag van € 4.015,00 heeft witgewassen.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat alle ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen kunnen worden.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het onder feit 8 ten laste gelegde. Voor het overige ten laste gelegde heeft hij zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft de onder 1 tot en met 4 ten laste gelegde feiten bekend en de raadsman heeft geen vrijspraak voor deze feiten bepleit. Onder deze omstandigheden hoeft de rechtbank op grond van het bepaalde in artikel 359, derde lid, laatste volzin, van het Wetboek van Strafvordering de bewijsmiddelen niet uit te werken, maar kan worden volstaan met het opsommen van de bewijsmiddelen. De rechtbank gebruikt voor het bewijs van de feiten de volgende bewijsmiddelen: [1]
  • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 30 januari 2024;
  • de bevindingen van verbalisant [verbalisant 1] ;
- de bevindingen van verbalisanten [verbalisant 1] , [verbalisant 2] , [verbalisant 3] , [verbalisant 4] , [verbalisant 5] en [verbalisant 6] ; [3]
- de verklaring van getuige [getuige 1] ; [4]
- de verklaring van getuige [getuige 2] ; [5]
- de bevindingen van verbalisant [verbalisant 7] ; [6]
- de bevindingen van verbalisant [verbalisant 3] ; [7]
- de bevindingen van verbalisant [verbalisant 6] ; [8]
- de bevindingen van [verbalisant 8] en [verbalisant 9] ; [9]
- de rapportages van het Nederlands Forensisch Instituut. [10]
Deze bewijsmiddelen worden, ook in hun onderdelen, slechts gebruikt ter bewijs van het feit of de feiten, waarop ze gezien hun inhoud betrekking hebben.
Op grond van vorenstaande bewijsmiddelen acht de rechtbank het ten laste gelegde onder 1 tot en met 4 wettig en overtuigend bewezen zoals hieronder in rubriek 5 is weergegeven.
Bewijsmiddelen [11] t.a.v. feit 6 tot en met 8
De bevindingen van verbalisanten [verbalisant 10] en [verbalisant 11] voor zover hier van belang en zakelijk weergegeven inhoudende:
Op zondag 11 september 2023 (de rechtbank leest: 10 september 2023) omstreeks 23.24 uur in Amersfoort zagen wij een voertuig, zijnde een grijskleurige Renault Clio voorzien van kenteken [kenteken] , te naam gesteld op verdachte: [verdachte] . Ik, verbalisant [verbalisant 10] , vroeg de bestuurder naar zijn rijbewijs. Ik zag dat hij zijn zwarte schoudertas opende en zag een grote hoeveelheid briefgeld uitsteken. Ik trof in de broekzak van [verdachte] briefgeld aan met een totaalbedrag van 150 euro in coupures van 1x50, 2x20, 5x10, 2x5. Ik trof in de schoudertas het volgende:
- een grote stapel briefgeld met een op dat moment niet in te schatten hoeveelheid
- een tweede telefoon
- een kassabon van Nike schoenen ter waarde van 520 euro
- een vaste bruine substantie in de vorm van een blok van 3x2 centimeter, vermoedelijk hasj. [12]
Wij zagen dat het briefgeld uit de schoudertas in totaal 3865 euro bleek te zijn in coupures van 66x50, 11x20, 18x10, 33x5. Dit briefgeld is, samen met het aangetroffen briefgeld uit de fouillering zijnde 150 euro waarmee de totale waarde 4015 euro bedraagt, in beslag genomen.
Wij, verbalisanten, kwamen omstreeks 01.45 uur aan bij de [adres] te [plaats] . Ik, verbalisant [verbalisant 11] , heb omstreeks 02.32 uur de volgende goederen in beslag genomen vanuit de slaapkamer van [verdachte] op de [adres] :
- zak met vermoedelijk hennep
- sealbag met 5 gevulde ponypacks vermoedelijk cocaïne [13]
- boterhamzakje met vermoedelijk cocaïne
- sealbag met vermoedelijk hasj
- weegschaaltje
- vermoedelijk hasj gewikkeld in plastic folie
- verpakkingsmateriaal [14]
De bevindingen van [verbalisant 9] en [verbalisant 12] voor zover hier van belang en zakelijk weergegeven inhoudende:
De aangeboden partij verdovende middelen bestond uit:
Goednummer: PL0900-2023276946-3219454
SIN: AAQTOSZZNL
Omschrijving: Wikkels met wit poeder
Gewicht netto: 3,95 gram
Monster A
SIN: AAQSBOSBNL
Relatie met SIN: AAQTOSZZNL
Plaats veiligstellen: 5 wikkels met wit poeder 3,95 gram
Goednummer: PLO900-2023276946-3219453
SIN: AAQT0524NL
Omschrijving: Plastic zakje met witte brok/poeder
Gewicht netto : 9,60 gram
Monster B
SIN: AAQSBO69NL
Relatie met SIN : AAQT0524NL
Plaats veiligstellen : 1 plastic zakje met wit poeder/brok 9,60 gram [15]
De rapporten van het Nederlands Forensisch Instituut voor zover hier van belang en zakelijk weergegeven inhoudende:
AAQS8069NL
poeder en brokjes, wit, uit 9,60 gram, conclusie: bevat cocaïne. [16]
AAQSBOGBNL
poeder, wit, uit 3,95 gram, conclusie: bevat cocaïne. [17]
De bevindingen van verbalisant [verbalisant 13] voor zover hier van belang en zakelijk weergegeven inhoudende:
De vermoedelijke hennep werd in de plastic zak gewogen op een geijkte weegschaal. Ik zag dat de weegschaal het volgende gewicht aangaf: 50,29 gram. Door mij werden drie representatieve monsters genomen. Deze monsters werden door mij getest. Ik zag dat de test een duidelijke positieve kleurreactie gaf, indicatief voor THC, zijnde de werkzame stof in hennep en hashish. [18]
Het onderzoek vond plaats aan vermoedelijk 3 blokjes hasj. Ik heb deze blokken hasj vervolgens met plastic verpakking gewogen op een geijkte weegschaal. Ik zag dat het totale gewicht van deze blokjes 33,12 gram betrof. Van de blokjes hasj werden door mij twee representatieve monsters genomen. Deze monsters werden door mij getest (…). Ik zag dat de test een duidelijke reactie gaf, indicatief voor THC, zijnde de werkzame stof in hennep en hashish. [19]
De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 30 januari 2024 voor zover hier van belang en zakelijk weergegeven:
Op 10 september 2023 heb ik cocaïne en hennep/hash aanwezig gehad. De drugs waren deels in wat grotere hoeveelheden verpakt. Ik had een weegschaal en verpakkingsmateriaal thuis om het in kleinere hoeveelheden te kunnen verpakken.
Ik heb in de periode vóór 10 september 2023 cocaïne verkocht. Iedereen had mijn nummer nog van de vorige keer. Ik heb mijn oude telefoonnummer over laten zetten naar mijn nieuwe telefoon.
Overwegingen
T.a.v. feit 6 en 7
Op grond van vorenstaande bewijsmiddelen, waaronder de bekennende verklaring van verdachte, acht de rechtbank de onder 6 en 7 ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen zoals hieronder in rubriek 5 is weergegeven.
T.a.v. feit 8:
Voor een bewezenverklaring van het onder feit 8 ten laste gelegde witwassen dient komen vast te staan dat verdachte een goed, in dit geval een geldbedrag van € 4.015,-, voorhanden heeft gehad dat onmiddellijk afkomstig is uit enig eigen misdrijf van verdachte. De rechtbank is weliswaar van oordeel dat er geen direct bewijs is voor een criminele herkomst van het ten laste gelegde geldbedrag, maar een criminele herkomst kan niettemin worden bewezen worden geacht indien er een gerechtvaardigd vermoeden is van witwassen. Als dat het geval is, mag van verdachte worden verwacht dat hij een concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onaannemelijke verklaring geeft voor de herkomst van het geld. Ontbreekt een dergelijke verklaring, dan kan het eenvoudig witwassen in beginsel worden bewezen verklaard.
Gerechtvaardigd vermoeden van eenvoudig witwassen
Uit de hiervoor weergegeven bewijsmiddelen volgt dat na de staandehouding van verdachte op 10 september 2023 bij hem 25 gram hasj en een contant geldbedrag van circa € 4.015,-, voornamelijk in coupures van € 5, € 10, € 20 en € 50, is aangetroffen. Daarnaast had verdachte op 10 september 2023 in zijn woning een plastic zak met 50,29 gram hennep, een sealbag met 5 gevulde ponypacks met cocaïne, een sealbag met hasj, een weegschaaltje en verpakkingsmateriaal voorhanden. Tot slot heeft verdachte ter terechtzitting verklaard dat oude klanten (van de handel als bedoeld onder feit 1) zijn telefoonnummer nog hadden, hij zijn oude telefoonnummer heeft laten omzetten naar zijn nieuwe telefoon en hij in de periode vóór 10 september 2023 cocaïne heeft verkocht. Deze feiten en omstandigheden duiden op handel in drugs en rechtvaardigen het vermoeden dat het tenlastegelegde geldbedrag onmiddellijk afkomstig is uit enig eigen misdrijf van verdachte, namelijk het handelen in drugs.
Verklaring verdachte met betrekking tot het geld
Verdachte heeft over het bij hem aangetroffen geldbedrag verschillende verklaringen afgelegd. Ten overstaan van de politie heeft hij – kort gezegd - verklaard dat hij het geld heeft gespaard en van zijn rekening heeft gepind. Dit zou hij hebben gedaan, omdat hij sinds corona geen vertrouwen meer heeft in de banken. Ter terechtzitting heeft hij verklaard dat hij het geld heeft verdiend met zijn werk als mantelzorger van zijn vader en zusje. Verder heeft hij ter terechtzitting verklaard dat hij dat verdiende geld op verschillende momenten heeft gepind en op 10 september 2023 contant bij zich had. Ter onderbouwing heeft de raadsman een overzicht met pintransacties overgelegd. De raadsman heeft er daarbij nog op gewezen dat het totaalbedrag van de gepinde bedragen ongeveer overeenkomt met het aangetroffen geldbedrag. Met het gepinde geldbedrag wilde verdachte schoenen kopen en vervolgens gaan handelen in schoenen. Als onderbouwing daarvan heeft hij gewezen op de bij hem aangetroffen aankoop bon van een paar (dure) schoenen van het merk Nike.
Overweging rechtbank
De verklaring van verdachte dat hij het aangetroffen contante geld dat hij bij zich droeg op een zondagavond met zijn werk heeft verdiend, is geenszins onderbouwd. Als verdachte in een korte periode grote geldbedragen zou hebben verdiend als mantelzorger, dan had het op zijn weg gelegen dit met stukken te onderbouwen, zodat dit op enige wijze geverifieerd zou kunnen worden. De verdediging heeft weliswaar overzichten van pintransacties overgelegd waaruit blijkt dat verdachte op verschillende momenten geldbedragen van zijn rekening heeft opgenomen, maar die overzichten van gepinde transacties zeggen niets over de herkomst van het geld. Op de overgelegde overzichten is bovendien niet te zien wat het (totaal)saldo van de rekening van verdachte is en evenmin welke inkomsten en uitgaven er verder zijn gedaan. Ook is het oncontroleerbaar of het gepinde geld het geld is dat verdachte bij zich had, omdat de pintransacties in een periode van bijna twee maanden hebben plaatsgevonden.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat verdachte geen concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onaannemelijke verklaring heeft gegeven voor de herkomst van het geld. Op grond van vorenstaande bewijsmiddelen kan dus wettig en overtuigend worden bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan eenvoudig witwassen.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
Feit 1
in de periode van 30 maart 2023 tot en met 25 april 2023 te Nijkerk en Putten en Zeewolde en Amersfoort meermalen opzettelijk heeft verkocht en afgeleverd en verstrekt en vervoerd, een grote hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne, een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
Feit 2
op 25 april 2023 te Nijkerk opzettelijk aanwezig heeft gehad (in totaal) ongeveer 144,12
gram van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne, een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
Feit 3
op 25 april 2023 te Nijkerk opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 550 gram hennep en van een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en plantaardige elementen van hennep waaraan geen andere substanties zijn toegevoegd (hasjiesj), zijnde hennep en hasjiesj, een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II;
Feit 4
op 25 april 2023 te Nijkerk en te Amersfoort voorwerpen, te weten geldbedragen van ongeveer € 801,10 en € 6.590,- voorhanden heeft gehad, terwijl hij wist, dat bovenomschreven geldbedragen - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig eigen misdrijf;
Feit 6
op 10 september 2023 te Amersfoort opzettelijk aanwezig heeft gehad in totaal ongeveer 3,95 gram en 9,6 gram van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne, een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
Feit 7
op 10 september 2023 te Amersfoort opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 50,29 gram en 33,12 gram van hennep en van een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en plantaardige elementen van hennep waaraan geen andere substanties zijn toegevoegd (hasjiesj), zijnde hennep en hasjiesj, een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II;
Feit 8
op 10 september 2023 te Amersfoort één voorwerp, te weten een geldbedrag van in totaal ongeveer € 4.015,00 voorhanden heeft gehad, terwijl hij wist dat bovenomschreven geldbedrag - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig eigen misdrijf.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het
onder 1bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
Het
onder 2 en 6bewezen verklaarde levert volgens de wet
telkenshet volgende strafbare feit op:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod;
Het
onder 3 en 7bewezen verklaarde levert volgens de wet
telkenshet volgende strafbare feit op:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod;
Het
onder 4 en 8bewezen verklaarde levert volgens de wet
telkenshet volgende strafbare feit op:
eenvoudig witwassen.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door haar bewezen geachte te veroordelen tot:
- een gevangenisstraf van 180 dagen, met aftrek van het voorarrest, waarvan een gedeelte van 129 dagen voorwaardelijk, zodat het onvoorwaardelijk deel gelijk is aan het voorarrest, met een proeftijd van 2 jaren, met – kort gezegd – de volgende bijzondere voorwaarden:
  • meldplicht bij Reclassering Nederland;
  • gedragsinterventie cognitieve vaardigheden/ leefstijl;
  • ambulante behandeling;
  • meewerken aan middelencontrole;
- een taakstraf van 240 uren, indien niet of niet naar behoren verricht te vervangen door 120 dagen hechtenis.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht te volstaan met een beperkte gevangenisstraf en daarnaast aan verdachte een taakstraf van 60 uur op te leggen, in verband met de intensieve leefstijltraining die verdachte gaat volgen bij de reclassering en zijn werk als mantelzorger van zijn vader en zusje.
De raadsman heeft aangegeven dat hij en verdachte volledig achter het opleggen van bijzondere voorwaarden staan.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan
Verdachte heeft gedurende een periode van drie weken in cocaïne gehandeld en hij was bij zijn aanhouding ook in het bezit van een aanzienlijke hoeveelheid cocaïne en hennep. Tijdens de schorsing van zijn voorlopige hechtenis is verdachte weer de fout in gegaan en is hij opnieuw aangehouden terwijl hij in het bezit was van cocaïne en hennep. Deze verdovende middelen zijn schadelijk voor de gezondheid en vormen vaak direct en indirect de oorzaak van andere vormen van criminaliteit en overlast.
Van deze andere vorm van criminaliteit was in dit geval ook sprake. Zo heeft verdachte zowel voor als na de schorsing van zijn voorlopige hechtenis aanzienlijke geldbedragen (in totaal meer dan tienduizend euro) witgewassen. Door op deze manier te handelen heeft verdachte uit eigen criminele activiteiten ontvangen geld aan het zicht van de overheid onttrokken. Een dergelijk witwasfeit heeft een ontwrichtende werking op de integriteit van het financiële economische verkeer.
De persoon van verdachte
De rechtbank heeft gekeken naar het strafblad van verdachte (uittreksel uit de Justitiële Documentatie) van 20 december 2023. Daaruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor het plegen van soortgelijke feiten. De rechtbank weegt dit niet in het voordeel of nadeel van verdachte mee.
Uit het rapport dat mevrouw D. Keijzer namens Reclassering Nederland op 24 januari 2024 heeft opgesteld blijkt dat de reclassering het zorgelijk vindt dat verdachte in korte tijd twee keer in aanraking is gekomen met justitie. Daarbij komt dat de tweede verdenking heeft plaatsgevonden tijdens de schorsing van zijn voorlopige hechtenis met reclasseringstoezicht. De reclassering overweegt dat het jarenlange dagelijkse softdrugsgebruik van verdachte mogelijk een rol heeft gespeeld bij de gepleegde feiten, maar dat dit nog onduidelijk is en dat een training en/of behandeling hem meer kan leren over de gevolgen van zijn middelengebruik. Het risico op recidive wordt door de reclassering ingeschat als gemiddeld. De reclassering acht een reclasseringstoezicht met verplichte interventies geïndiceerd om recidive te helpen voorkomen. Er wordt echter wel getwijfeld aan de haalbaarheid, omdat verdachte hier weinig gemotiveerd voor is. De reclassering heeft desalniettemin geadviseerd om aan een (deels) voorwaardelijke straf – kort gezegd – de volgende bijzondere voorwaarden te verbinden:
  • Meldplicht bij reclassering
  • Gedragsinterventie cognitieve vaardigheden/ Leefstijl
  • Ambulante behandeling
  • Meewerken aan middelencontrole
Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat hij bereid is zich aan de geadviseerde voorwaarden te houden.
Strafoplegging
De oriëntatiepunten voor straftoemeting van het LOVS voor de delicten die door verdachte zijn gepleegd en de straffen die in soortgelijke gevallen worden opgelegd rechtvaardigen in beginsel de oplegging van een vrijheidsbenemende straf van langere duur dan door de officier van justitie is gevorderd. Ook gelet op de ernst van de feiten en het feit dat verdachte tijdens de schorsing van zijn voorlopige hechtenis opnieuw soortgelijke feiten heeft gepleegd, kan niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die (deels) onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt.
De rechtbank ziet geen aanleiding om in dit geval af te wijken van de eis van de officier van justitie. Daarbij is van belang dat verdachte de ten laste gelegde feiten grotendeels heeft bekend, hij zich gedurende de tweede schorsing van de voorlopige hechtenis heeft gehouden aan de hem gestelde voorwaarden en het gevaar op herhaling met de geadviseerde bijzondere voorwaarden afdoende lijkt afgedekt. De rechtbank zal aan verdachte de door de officier van justitie gevorderde straffen opleggen. De rechtbank ziet in hetgeen de raadsman heeft aangevoerd over de bezigheden van verdachte geen aanleiding om de straf te matigen.
Alles overwegende is de rechtbank dan ook van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van 180 dagen, met aftrek van het voorarrest, waarvan een gedeelte van 129 dagen voorwaardelijk en een werkstraf van 240 uur passend en geboden is. Aan het voorwaardelijk strafdeel zal de rechtbank naast de algemene voorwaarden de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden verbinden. De proeftijd zal een looptijd hebben van 2 jaren. Met deze voorwaardelijke straf en de gestelde (bijzondere) voorwaarden hoopt de rechtbank verdachte ervan te weerhouden opnieuw een strafbaar feit te plegen.
Voorlopige hechtenis
De voorlopige hechtenis is met ingang van 27 oktober 2023 onder voorwaarden geschorst. Gelet op vorenstaande beslissing zal het – reeds geschorste – bevel tot voorlopige hechtenis worden opgeheven.

9.BESLAG

Onder verdachte zijn diverse goederen inbeslaggenomen. De beslissing van de rechtbank omtrent deze in beslag genomen goederen is conform de vordering van de officier van justitie. De verdediging heeft met betrekking tot de in beslag genomen goederen alleen verzocht om teruggave van het geldbedrag dat onder feit 8 ten laste is gelegd. De rechtbank is echter, anders dan door de raadsman bepleit, voor dat feit ook tot een bewezenverklaring gekomen zodat ook voor dit geld verbeurdverklaring kan volgen.
Verbeurdverklaring
De rechtbank zal de volgende voorwerpen verbeurd verklaren:
  • personenauto (voorwerp 7 op de beslaglijst, feit 1);
  • telefoontoestel, zwart, merk: Apple (voorwerp 20 op de beslaglijst, feit 1);
  • diverse geldbedragen:
€ 801,10 (voorwerp 1 op de beslaglijst, feit 1)
€ 3.000,- (voorwerp 2 op de beslaglijst, feit 1)
€ 1.060,- (voorwerp 3 op de beslaglijst, feit 1)
€ 1.430,- (voorwerp 4 op de beslaglijst, feit 1)
€ 1.100,- (voorwerp 5 op de beslaglijst, feit 1)
€ 4.015,- (voorwerp 21 op de beslaglijst, feit 8)
De rechtbank overweegt dat de in beslag genomen geldbedragen door middel van het dealen in harddrugs dan wel andere eigen criminele activiteiten zijn verkregen Met de genoemde in beslag genomen personenauto en het telefoontoestel is het dealen in harddrugs begaan.
Teruggave aan verdachte
De rechtbank zal teruggave gelasten aan verdachte van het in beslaggenomen voorwerp, te weten € 10,- (voorwerp 6 op de beslaglijst).

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen
  • 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 33, 33a, 57 en 420bis.1 van het Wetboek van Strafrecht en
  • 2, 3, 10 en 11 van de Opiumwet,
zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 1, 2, 3, 4, 6, 7 en 8 ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart datgene wat meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van
180 dagen;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
- bepaalt dat van de gevangenisstraf een gedeelte van
129 dagen, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene en/of bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een proeftijd van
2 jarenvast;
- als voorwaarden gelden dat verdachte:
* zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
* medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
- stelt als
bijzondere voorwaardendat verdachte:
* zich binnen vijf dagen na het ingaan van de proeftijd meldt bij Reclassering Nederland op het adres Zwarte Woud 2 te Utrecht. Verdachte dient zich vervolgens te blijven melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
* actief deelneemt aan de gedragsinterventie COVA of Leefstijl of een andere
gedragsinterventie die gericht is op cognitieve vaardigheden en/of verslavingsproblematiek, waarbij de reclassering bepaalt welke training het precies wordt. Verdachte dient zich te houden aan de afspraken en aanwijzingen van de trainer/begeleider;
* indien gedurende het reclasseringstoezicht blijkt dat er meer nodig is dan een gedragsinterventie / training door de reclassering wordt aangemeld voor een ambulante (verslavings-) behandeling bij een forensische polikliniek, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte dient zich te houden aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
* meewerkt aan controle van het gebruik van softdrugs en harddrugs om het
middelengebruik te beheersen. De reclassering kan urineonderzoek gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak verdachte wordt gecontroleerd.
- waarbij Reclassering Nederland opdracht wordt gegeven als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
- veroordeelt verdachte tot een
taakstrafvan
240 uren;
- beveelt dat voor het geval verdachte de taakstraf niet of niet naar behoren verricht de taakstraf wordt vervangen door 120 dagen hechtenis;
Beslag
- verklaart de volgende voorwerpen verbeurd:
  • personenauto (grijs, merk: Ford, chassisnr: [nummer] , goednummer: PL0900-2023116280-G2974251)
  • telefoontoestel (zwart, merk: Apple, goednummer: PL0900-2023116280-G3153788);
  • € 801,10 (goednummer: PL0900-2023116280-G3153784);
  • € 3.000,- (goednummer: PL0900-2023116280-G3153826);
  • € 1.060,- (goednummer: PL0900-2023116280-G3153830);
  • € 1.430,- (goednummer: PL0900-2023116280-G3153831);
  • € 1.100,- (goednummer: PL0900-2023116280-G3153839);
  • € 4.015,- (goednummer: PL0900-2023276883-G3219439);
- gelast de teruggave aan verdachte van het volgende voorwerp:
 € 10,- ( € 10,- (goednummer: PL0900-2023116280-G3166298).
Voorlopige hechtenis
- heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van heden.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.P. Killian, voorzitter, mr. A.J.P. Schotman en mr. A.A.T. Werner, rechters, in tegenwoordigheid van mr. S. Bazaz, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 13 februari 2024.
Mr. Werner is buiten staat dit vonnis te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 30 maart 2023 tot en met 25 april 2023 te Nijkerk en/of Putten en/of Zeewolde en/of Amersfoort, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, een grote hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne, althans (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
( art 10 lid 4 Opiumwet, art 2 ahf/ond B Opiumwet )
2.
hij op of omstreeks 25 april 2023 te Nijkerk en/of te Amersfoort en/of Putten, in elk geval in Nederland, opzettelijk aanwezig heeft gehad (in totaal) ongeveer 144,12 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne, (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
( art 10 lid 3 Opiumwet, art 2 ahf/ond C Opiumwet )
3.
hij op of omstreeks 25 april 2023 te Nijkerk en/of Amersfoort, in elk geval in Nederland, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 550 gram, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van hennep en/of van een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en plantaardige elementen van hennep waaraan geen andere substanties zijn toegevoegd (hasjiesj), zijnde hennep en/of hasjiesj en/of tetrahydrocannabinol (THC), een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
( art 11 lid 2 Opiumwet, art 3 ahf/ond C Opiumwet )
4.
hij op of omstreeks 25 april 2023 te Nijkerk en/of te Amersfoort, althans in Nederland, van één of meer voorwerp(en), te weten (een) geldbedrag(en) van ongeveer € 801,10 en/of € 6.590,00 (telkens) de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen en/of verhuld, dan wel heeft verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende op die/dat voornoemd(e) geldbedrag(en) was of wie voornoemd(e) geldbedrag(en) voorhanden heeft gehad, terwijl hij wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat bovenomschreven voorwerp(en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig (al dan niet eigen) misdrijf
en/of
(telkens) één of meer voorwerp(en), te weten (een) geldbedrag(en) van ongeveer €
801,10 en/of € 6.590,- heeft verworven, voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen
en/of omgezet, althans van voornoemd(e) geldbedrag(en), gebruik heeft gemaakt,
terwijl hij wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat bovenomschreven voorwerp(en)/geldbedrag(en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig (al dan niet eigen) misdrijf
(Artikel 420bis lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht, artikel 420bis lid 1 ahf/ond b
Wetboek van Strafrecht)
( art 420bis lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht )
6.
hij op of omstreeks 10 september 2023 te Amersfoort, in elk geval in Nederland, opzettelijk aanwezig heeft gehad (in totaal) ongeveer 3,95 gram en/of 9,6 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne, (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
( art 10 lid 3 Opiumwet, art 2 ahf/ond C Opiumwet )
7.
hij op of omstreeks 10 september 2023 te Amersfoort, in elk geval in Nederland, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 50,29 gram en/of 33,12 gram, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van hennep en/of van een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en plantaardige elementen van hennep waaraan geen andere substanties zijn toegevoegd (hasjiesj), zijnde hennep en/of hasjiesj en/of tetrahydrocannabinol (THC), een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
( art 11 lid 2 Opiumwet, art 3 ahf/ond C Opiumwet )
8.
hij op of omstreeks 10 september 2023 te Amersfoort, althans in Nederland, van één of
meer voorwerp(en), te weten een geldbedrag van in totaal ongeveer €4.015,00 (telkens) de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen en/of verhuld, dan wel heeft verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende op die/dat voornoemd(e) geldbedrag(en) was of wie voornoemd(e) geldbedrag(en) voorhanden heeft gehad, terwijl hij wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat bovenomschreven voorwerp(en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig (al dan niet eigen) misdrijf
en/of
(telkens) één of meer voorwerp(en), te weten een geldberdrag van in totaal ongeveer
€ 4.015,00 heeft verworven, voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen en/of
omgezet, althans van voornoemd(e) geldbedrag(en), gebruik heeft gemaakt, terwijl
hij wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat bovenomschreven
voorwerp(en)/geldbedrag(en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig (al dan niet eigen) misdrijf;
(Artikel 420bis lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht, artikel 420bis lid 1 ahf/ond b Wetboek van Strafrecht)
( art 420bis lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht, art 420bis lid 1 ahf/ond b
Wetboek van Strafrecht )

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreffen dit pagina’s van processen-verbaal die als bijlagen zijn opgenomen bij de in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbalen met documentcodes 20230424.0928 en 20230502.1105 en proces-verbaalnummer 2023116280.AANV, opgemaakt door de eenheid Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 254. Wanneer paginanummers verwijzen naar andere processen-verbaal, dan wordt dit expliciet vermeld.
2.Proces-verbaal van bevindingen, p. 50 t/m 53.
3.Proces-verbaal van bevindingen van observatie, p. 54 t/m 57.
4.Proces-verbaal van bevindingen inhoudende het verhoor van afnemer [getuige 1] , p. 92 t/m 93.
5.Proces-verbaal van bevindingen inhoudende het verhoor van afnemer [getuige 2] , p. 94 t/m 95.
6.Proces-verbaal van bevindingen, p. 60 t/m 63.
7.Proces-verbaal van binnentreden in woning [adres] , [woonplaats] , p. 72.
8.Proces-verbaal van bevindingen, p. 75 t/m 78.
9.Proces-verbaal van onderzoek verdovende middelen, p. 206 t/m 214.
10.P. 215 t/m 221.
11.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreffen dit pagina’s van processen-verbaal die als bijlagen zijn opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal met zaakregistratienummer PL0900-2023276976, opgemaakt door de eenheid Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 127. Wanneer paginanummers verwijzen naar andere processen-verbaal, dan wordt dit expliciet vermeld.
12.Pagina 10.
13.Pagina 11.
14.Pagina 12.
15.Proces-verbaal van ‘onderzoek verdovende middelen’ p. 119 tot en met 121.
16.Pagina 122.
17.Pagina 123.
18.Proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant 14] , pag. 124.
19.Proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant 14] , pag. 126.