Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.De procedure
2.Het geschil
3.De beoordeling
.De kantonrechter zal de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten daarom toewijzen tot het wettelijke tarief van € 228,37.
Rechtbank Midden-Nederland
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 7 februari 2024 uitspraak gedaan in een civiele procedure over de aansprakelijkheid van een fietser voor schade aan een auto na een verkeersongeval op een fietsoversteekplaats. De eiser, eigenaar van de auto, vorderde schadevergoeding van de gedaagde fietser na een aanrijding die plaatsvond op 9 september 2022. De eiser stelde dat de gedaagde geen voorrang had verleend en dat er sprake was van overmacht aan zijn kant. De gedaagde daarentegen voerde aan dat hij zich aan de verkeersregels had gehouden en dat de eiser onvoldoende rekening had gehouden met de verkeerssituatie.
De kantonrechter oordeelde dat er geen sprake was van overmacht aan de zijde van de eiser. De rechter concludeerde dat de verkeerssituatie ter plaatse zodanig was dat de eiser zijn snelheid had moeten aanpassen en dat hij rekening had moeten houden met de mogelijkheid dat er fietsers zouden oversteken. De kantonrechter stelde vast dat de gedaagde 40% aansprakelijk was voor de schade aan de auto van de eiser, terwijl de eiser 60% van zijn eigen schade moest dragen. De totale schadevergoeding die de gedaagde aan de eiser moest betalen, inclusief expertisekosten en buitengerechtelijke kosten, werd vastgesteld op € 1.750,84.
De proceskosten werden gecompenseerd, wat betekent dat beide partijen hun eigen kosten moesten dragen. Dit vonnis is openbaar uitgesproken door de kantonrechters H.A.M. Pinckaers en M. Ramsaroep.