ECLI:NL:RBMNE:2024:1283

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
6 maart 2024
Publicatiedatum
5 maart 2024
Zaaknummer
16-100529-23 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot doodslag met tbs-maatregel en gevangenisstraf

Op 6 maart 2024 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 15 april 2023 in Bunschoten-Spakenburg zijn buurman heeft aangevallen met een mes. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaar voor poging tot doodslag. De verdachte is verminderd toerekeningsvatbaar verklaard en er is een tbs-maatregel met voorwaarden opgelegd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, die lijdt aan psychische stoornissen, op klaarlichte dag en onder het oog van omstanders zijn buurman zeventien keer heeft gestoken, wat heeft geleid tot levensbedreigend letsel. De rechtbank heeft ook de vorderingen van benadeelde partijen gedeeltelijk toegewezen, waarbij de schadevergoeding voor immateriële schade is vastgesteld op €20.000,00 voor het slachtoffer en €12.500,00 voor de zoon van het slachtoffer. De rechtbank heeft de vordering van de partner van het slachtoffer niet-ontvankelijk verklaard, omdat er onvoldoende bewijs was voor shockschade. De rechtbank heeft de verdachte ook verplicht om de schadevergoedingen aan de Staat te betalen, met de mogelijkheid van gijzeling bij niet-betaling.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16-100529-23 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 6 maart 2024
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1983] te [geboorteplaats] ,
thans gedetineerd in: [verblijfplaats]
,
hierna te noemen: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 5 juli 2023 (pro forma), 27 september 2023 (pro forma), 6 december 2023 (pro forma) en 21 februari 2024. De zaak is op 21 februari 2024 inhoudelijk behandeld en op die datum is ook het onderzoek ter terechtzitting gesloten.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie, mr. N. Schipper, en van hetgeen verdachte en zijn raadsman, mr. J.L. L'Homme, advocaat te Amsterdam, alsmede hetgeen mr. C.H. Dijkstra, advocaat te Amersfoort, namens de benadeelde partijen [slachtoffer] , [benadeelde 1] en [benadeelde 2] , naar voren hebben gebracht. Daarnaast heeft de rechtbank geluisterd naar wat de deskundige, mevrouw M. Ruiter, reclasseringswerker bij Reclassering Nederland, naar voren heeft gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
primairop 15 april 2023 in Bunschoten-Spakenburg heeft geprobeerd om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven door hem met één of meerdere messen meermalen in het lichaam te steken;
subsidiairop 15 april 2023 in Bunschoten-Spakenburg aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht;
meer subsidiairop 15 april 2023 in Bunschoten-Spakenburg heeft geprobeerd om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman refereert zich met betrekking tot de bewezenverklaring aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen [1]
Het feit is door verdachte begaan. Verdachte heeft het ten laste gelegde feit bekend. De raadsman heeft geen vrijspraak voor dit feit bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
  • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 21 februari 2024;
  • een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer] van 11 mei 2023, genummerd PL0900-2023110098-27, opgemaakt door de politie Eenheid Midden-Nederland, doorgenummerde pagina 98 e.v.;
  • een geschrift, inhoudende een Letselrapportage Forensische Geneeskunde door GGD regio Utrecht van 25 april 2023, opgemaakt door F. Woonink, forensisch arts KNMG, genummerd 2023110098, doorgenummerde pagina 105 e.v.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
op 15 april 2023 te Bunschoten-Spakenburg , gemeente Bunschoten, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven,- messen, heeft gepakt,
- met die messen naar die [slachtoffer] is gegaan,
- die [slachtoffer] meermalen, met een van die messen in de hals, het gezicht, de buik, de hand en de arm, heeft gestoken,

terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;

Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:
poging tot doodslag.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF EN MAATREGEL

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door haar bewezen geachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van vijf (5) jaren, met aftrek van het voorarrest. Daarnaast vordert de officier van justitie om verdachte verminderd toerekeningsvatbaar te verklaren en – anders dan de deskundigen adviseren – te gelasten dat verdachte ter beschikking wordt gesteld met bevel tot verpleging van overheidswege. Voorts heeft de officier van justitie gevorderd dat aan verdachte een gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel (hierna: GVM) zal worden opgelegd, zoals door de reclassering is geadviseerd. Ook vordert de officier van justitie de oplegging van een vrijheidsbeperkende maatregel ingevolge artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht, inhoudende een contactverbod met het slachtoffer [slachtoffer] . De officier van justitie heeft gevorderd deze vrijheidsbeperkende maatregel dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat verdachte conform het advies van de deskundigen verminderd toerekeningsvatbaar moet worden verklaard en dat daar bij de strafoplegging in strafverminderende zin rekening mee moet worden gehouden. Het is voor de toekomst van verdachte van belang dat hij perspectief blijft houden. De raadsman verzoekt daarom, met verwijzing naar jurisprudentie en de deskundigenrapportages, om aan verdachte een gevangenisstraf van ten hoogste 12 maanden en een voorwaardelijke tbs-maatregel op te leggen.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf en maatregel heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
De ernst en omstandigheden van het bewezenverklaarde
Op 15 april 2023 heeft verdachte uit het niets, op klaarlichte dag en onder het oog van verschillende buurtbewoners, waaronder de minderjarige zoon van het slachtoffer, zijn buurman aangevallen terwijl die rustig met zijn auto bezig was. In het tijdsbestek van minder dan een halve minuut heeft verdachte het slachtoffer zeventien keer gestoken en hem daarbij onder meer in de hals en het gezicht, borst, buik en ledematen geraakt. Verdachte heeft het slachtoffer hiermee levensbedreigend letsel toegebracht. De rechtbank constateert dat deze steekpartij zonder adequaat ingrijpen van de vrouw van het slachtoffer en verschillende buurtbewoners dodelijk had kunnen aflopen. Het slachtoffer is voor het leven getekend. Uit de verklaring die het slachtoffer samen met zijn vrouw heeft opgesteld blijkt hoe ingrijpend deze gebeurtenis voor het gezin is geweest en hoeveel het van hen vraagt om samen de draad weer op te pakken. De zoon van het slachtoffer heeft PTSS opgelopen en het is niet duidelijk wat de gevolgen voor zijn ontwikkeling op de langere termijn zullen zijn. Uit de hierna te bespreken deskundigenrapportages volgt weliswaar dat het feit verdachte in verminderde mate kan worden toegerekend, maar hieruit blijkt ook dat verdachte nog voldoende controle over zijn geestvermogens moet hebben gehad om andere keuzes te maken. Het feit dat verdachte zichzelf tekort gedaan voelde en leed aan de gevolgen van een auto-ongeluk enkele jaren eerder, rechtvaardigt op geen enkele manier een dergelijke ongekende geweldexplosie richting zijn buurman Ter zitting heeft de rechtbank sterk de indruk gekregen dat verdachte zichzelf nog steeds als slachtoffer ziet en ondanks zijn bekennende verklaring de verantwoordelijkheid voor wat hij heeft gedaan vooral buiten zichzelf plaatst.
De persoon van verdachte
De rechtbank heeft kennis genomen van een uittreksel justitiële documentatie betreffende verdachte (‘strafblad’) van 27 november 2023, waaruit volgt dat verdachte nooit eerder met politie en justitie in aanraking is geweest.
Deskundigenrapportages
Verder heeft de rechtbank gekeken naar een Pro Justitia rapportage van 10 januari 2024, uitgebracht door T.W.D.P. van Os, psychiater, en J.E.P. Kruikemeier, GZ-psycholoog, verbonden aan het Pieter Baan Centrum (hierna: de deskundigen). De deskundigen concluderen dat bij verdachte vanaf de jeugd sprake is van een psychotische kwetsbaarheid. Vanwege een ongeval in 2016 heeft verdachte daarnaast ook een postcommotioneel syndroom (geclassificeerd als een somatische symptoomstoornis) ontwikkeld. Dat houdt in dat bij verdachte sprake is van reële, niet objectiveerbare klachten, maar dat geen sprake is van simulatie. Zodra het evenwicht tussen draagkracht en draaglast uit balans is, ontwikkelt verdachte allerlei psychische klachten. Na de geboorte van zijn derde kind heeft de psychotische kwetsbaarheid zich doorontwikkeld tot psychotische problematiek. Verdachte kreeg paranoïde overtuigingen die hij niet meer in twijfel trok en de deskundigen stellen vast dat er bij verdachte sprake is van een waanstoornis. Gezien de chronische aard van de psychotische kwetsbaarheid, het postcommotioneel syndroom en de waanstoornis waren deze ook aanwezig ten tijde van het ten laste gelegde feit. Deze stoornissen hebben de gedragskeuzes van verdachte op het moment van het tenlastegelegde beïnvloed. Het tenlastegelegde is echter niet alleen door waan gedreven. Er speelde ook woede en frustratie bij verdachte en er was bij hem nog wel enige vorm van controle over zijn handelen en mogelijkheid tot innerlijk overleg. De deskundigen adviseren daarom om het tenlastegelegde verminderd aan verdachte toe te rekenen. Er is sprake van een hoog recidiverisico met betrekking tot gewelddadig gedrag. De enige manier om het risico op dit gedrag duurzaam te verlagen is een langdurige en verplichte behandeling. De deskundigen geven in overweging om verdachte een gedwongen klinische behandeling op te leggen in gesloten forensische setting met het beveiligingsniveau van een FPA of een FPK. Als de rechtbank een strafrechtelijk behandelkader aangewezen acht, adviseren de deskundigen aan verdachte de maatregel van terbeschikkingstelling met voorwaarden op te leggen. De deskundigen zijn van mening dat dit kader voldoende garanties en behandelmogelijkheden biedt. Verdachte heeft zich bereid verklaard zich aan de voorwaarden te houden. Weliswaar ontbreekt met betrekking tot de wanen een vorm van ziektebesef, maar verdachte stelt zich wel open voor anti-psychotische medicatie.
Reclasseringsadvies
Uit het maatregelenrapport van de reclassering van 16 februari 2024, opgesteld door mevrouw M. Ruiter, volgt dat de reclassering zich aansluit bij de conclusies van de deskundigen. De reclassering concludeert dat sprake is van een hoog recidiverisico. Daarnaast ziet de reclassering verschillende risicofactoren, zoals het ontbreken van huisvesting en dagbesteding en problemen in de relatie met de ex-partner en kinderen. De reclassering adviseert oplegging van een tbs-maatregel met daarbij de volgende voorwaarden:
  • Geen strafbaar feit plegen
  • Meewerken aan reclasseringstoezicht
  • Meewerken aan time-out
  • Niet naar het buitenland
  • Meldplicht bij reclassering
  • Opname in een zorginstelling
  • Ambulante behandeling (met mogelijkheid tot kortdurende klinische opname)
  • Begeleid wonen of maatschappelijke opvang
  • Contactverbod
  • Locatieverbod (zonder elektronische monitoring)
  • Dagbesteding
  • Meewerken aan schuldhulpverlening
  • Geen andere huisvesting zonder toestemming
  • Meewerken aan middelencontrole
Vanwege gebrek aan ziektebesef is de verwachting dat de behandeling moeizaam zal verlopen. Het advies van de reclassering is daarom om de behandeling te starten in een FPK, vanwege het zeer hoge veiligheidsniveau. Ter terechtzitting heeft M. Ruiter als getuige-deskundige verklaard dat de indicatiecommissie heeft bepaald dat een FPA voor verdachte voldoende beveiliging biedt en dat hiervoor ook een indicatiestelling is afgegeven. Verder adviseert de reclassering om de tbs-maatregel dadelijk uitvoerbaar te verklaren en om aan verdachte ook een GVM-maatregel op te leggen. Ook adviseert de reclassering oplegging van een contact- en locatieverbod ten behoeve van de aangever met daarbij eventueel elektronische monitoring.
Gevangenisstraf
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
De rechtbank veroordeelt verdachte voor een poging doodslag. In vergelijkbare zaken worden voor steekpartijen als deze langdurige gevangenisstraffen opgelegd. Gezien de ernst en de omstandigheden van het bewezenverklaarde en de ingrijpende gevolgen voor het slachtoffer en zijn familie, is de rechtbank van oordeel dat alleen een gevangenisstraf een passende strafmodaliteit is.
Daarnaast neemt de rechtbank het advies van de deskundigen, dat verdachte verminderd toerekeningsvatbaar moet worden verklaard, over en neemt dit in strafmatigende zin mee bij de strafoplegging.
De rechtbank wijkt bij de straftoemeting af van de eis van de officier van justitie, nu zij de eerdergenoemde omstandigheden in samenhang bezien anders weegt en de rapportages van de deskundigen volgt en hun conclusies overneemt.
Alles overwegende is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van vier (4) jaren passend en geboden is.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.
Tbs met voorwaarden
Gelet op de conclusies van de deskundigen en het maatregelenrapport komt de rechtbank tot het oordeel dat, naast oplegging van een gevangenisstraf, ook de behandeling van verdachte in het kader van een tbs-maatregel noodzakelijk is. Het is noodzakelijk om het gedrag van verdachte voor langere tijd te beïnvloeden, met daarbij strikte consequenties in het geval van niet-nakoming van de voorwaarden. Bovendien moet de maatschappij tegen een nieuwe ontsporing van verdachte worden beschermd.
Om te kunnen komen tot een verlaging van het recidiverisico is het noodzakelijk dat verdachte, gelet op de ernst en de chronische aard van zijn psychische stoornissen, langdurig wordt behandeld met eventuele medicatie. Daarnaast is het van belang dat hij voldoende structuur en sociaal maatschappelijke ondersteuning aangereikt krijgt en dagbesteding heeft.
De rechtbank stelt vast dat het bewezenverklaarde feit een misdrijf is als bedoeld in artikel 37a, eerste lid, sub 2°, Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) waarvoor de tbs-maatregel kan worden opgelegd. De rechtbank baseert het oordeel dat verdachte tijdens het plegen van de bewezen verklaarde feiten een ziekelijke stoornis van de geestvermogens had, waaronder een waanstoornis, op de conclusies van de deskundigen uit de Pro Justitia rapportage. Verder is de rechtbank van oordeel dat ook is voldaan aan het wettelijke vereiste dat de veiligheid van anderen of de algemene veiligheid van personen of goederen het opleggen van de maatregel eist. Daartoe is redengevend hetgeen de deskundigen hebben gerapporteerd over de stoornissen van verdachte en het daarmee samenhangende recidiverisico. Dat de veiligheid van anderen oplegging van de tbs-maatregel vereist, volgt bovendien uit de aard van de bewezenverklaarde feiten. Het is niet verantwoord verdachte zonder behandeling terug te laten keren in de maatschappij. Alleen de tbs-maatregel biedt naar het oordeel van de rechtbank voldoende zekerheid dat verdachte daadwerkelijk zal worden behandeld en de kans op recidive voldoende zal worden ingeperkt.
Dan resteert de vraag of de tbs-maatregel met dwangverpleging of onder voorwaarden zal worden opgelegd. De rechtbank is van oordeel dat oplegging van de tbs-maatregel met voorwaarden – gelet op het advies van de deskundigen – passend en geboden is. De deskundigen vinden dat deze maatregel afdoende bescherming biedt. Ter terechtzitting heeft verdachte zich desgevraagd bereid verklaard de door de reclassering voorgestelde voorwaarden na te leven indien een tbs maatregel wordt opgelegd. Ook heeft hij zich bereid verklaard tot het innemen van eventuele medicatie.
De tbs met voorwaarden heeft, gelet op hetgeen is bepaald in artikel 38e, tweede lid, Sr, een maximale duur van negen jaren. Het bewezenverklaarde feit is een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van één of meer personen. Mocht de behandeling niet goed verlopen, omdat verdachte de opgelegde voorwaarden niet naleeft, dan kan alsnog worden bevolen dat verdachte van overheidswege wordt verpleegd. In dat geval is de duur van de maatregel ongemaximeerd.
Dadelijke uitvoerbaarheid tbs met voorwaarden
Gelet op hetgeen de deskundigen hebben gerapporteerd omtrent het recidivegevaar is de rechtbank van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte opnieuw een dergelijk misdrijf zal begaan. Daarom zal zij bevelen dat de tbs-maatregel met voorwaarden dadelijk uitvoerbaar is.
GVM-maatregel
De rechtbank stelt vast dat voldaan is aan de voorwaarden voor het opleggen van een GVM-maatregel. Verdachte wordt namelijk ter beschikking gesteld als bedoeld in de artikelen 37a en 38 Sr. Ook is het ter bescherming van de algemene veiligheid van anderen nodig dat na de tbs gedragsbeïnvloedende en/of vrijheidsbeperkende voorwaarden toegepast kunnen worden. De rechtbank legt daarom aan verdachte ingevolge artikel 38z Sr een GVM-maatregel op.
Anders dan door officier van justitie gevorderd zal de rechtbank aan verdachte geen vrijheidsbeperkende maatregel ingevolge artikel 38v Sr opleggen. De rechtbank ziet hierin geen meerwaarde, nu zij als een van de voorwaarden bij de tbs-maatregel een contact- en locatieverbod met betrekking tot slachtoffer [slachtoffer] oplegt.

9.BESLAG

9.1
De standpunten van de officier van justitie en de verdediging
De officier van justitie en de verdediging stellen zich op het standpunt dat de inbeslaggenomen auto aan verdachte kan worden geretourneerd.
9.2
Het oordeel van de rechtbank
Teruggave aan verdachte
De rechtbank zal de teruggave gelasten aan verdachte van de in beslag genomen personenauto met goednummer G1839011, die aan verdachte toebehoort, aangezien dit voorwerp niet vatbaar is voor verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer en het belang van strafvordering zich niet tegen teruggave verzet.

10.BENADEELDE PARTIJEN

10.1
Benadeelde partij [slachtoffer]
Het verzoek tot schadevergoeding
heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert – na een mondelinge wijziging ter terechtzitting – een bedrag van € 37.428,69. Dit bedrag bestaat uit € 7.428,69 materiële schade en € 30.000,00 immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte ten laste gelegde feit.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat de vordering voldoende is onderbouwd en dat deze kan worden toegewezen. De officier van justitie vordert daarbij het bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht om de benadeelde partij met betrekking tot het eigen risico van 2024 ter hoogte van € 485,00 niet-ontvankelijk te verklaren, nu het gaat om toekomstige schade. Daarnaast is bepleit dat een gedeelte van de reiskosten – inhoudende twee keer bezoek advocaat, bijwonen van zitting en een slachtoffergesprek met officier van justitie – niet voor vergoeding in aanmerking komen, omdat is geprocedeerd met een gemachtigd advocaat. De raadsman heeft verder verzocht de posten van de huishoudelijke hulp à € 2.171,00 en het verlies van arbeidsvermogen ter hoogte van € 1.550,00 niet-ontvankelijk te verklaren, omdat deze posten onvoldoende zijn onderbouwd. Met betrekking tot de immateriële schade heeft de verdediging verzocht om dit bedrag te matigen.
Het oordeel van de rechtbank
Materiële schade
De door [slachtoffer] gevorderde materiële schade bestaat uit de volgende posten:
Ziekenhuisdaggeldvergoeding (a) € 231,00
Eigen risico 2023 (b) € 885,00
Eigen risico 2024 (c) € 485,00
Kosten opvragen medische informatie (d) € 141,58
Kosten kleding (e) € 503,46
Reiskosten (f) € 353,95
Parkeerkosten (g) € 53,70
Kosten persoonlijke verzorging/mantelzorg (h) € 1.054,00
Kosten huishoudelijke hulp (i) € 2.171,00
Verlies arbeidsvermogen (j) € 1.550,00
Voor wat betreft de schadeposten onder (a), (b), (d), (e), (g) en (h) is de rechtbank van oordeel dat dit rechtstreekse schade betreft. Deze schade is onderbouwd, niet betwist en de schade komt de rechtbank ook niet onrechtmatig of ongegrond voor. De rechtbank wijst deze gevorderde schade toe.
Eigen risico 2024 (schadepost c)
De rechtbank overweegt dat toekomstige schade op grond van artikel 6:105 BW voor vergoeding in aanmerking komt indien in voldoende mate zeker is dat die schade zich zal verwezenlijken. Uit het verhandelde ter terechtzitting is gebleken dat deze schadepost van het eigen risico zich in 2024 zal verwezenlijken, nu er nog doktersafspraken op de planning staan en verschillende medische behandelingen moeten plaatsvinden. De rechtbank wijst deze schadepost dan ook toe.
Reiskosten (schadepost f)
Ter terechtzitting heeft de advocaat van de benadeelde partij het bedrag aan reiskosten naar beneden bijgesteld tot een bedrag van € 353,95 voor 1072,6 kilometers. Uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting is vast komen te staan dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden als gevolg van het bewezen verklaarde. Dat deze kosten niet zijn onderbouwd met bonnetjes doet daar niet aan af. De schadeposten zijn onderbouwd met kilometerafstanden en data en de data komen grotendeels overeen met de parkeertickets onder productie 6. Bovendien is het redelijk dat deze kosten zijn gemaakt. De rechtbank zal dit deel van de vordering toewijzen tot een bedrag van € 340,75. De reiskosten naar de advocaat (40 km x € 0,33 = € 13,20) merkt de rechtbank aan als proceskosten en wijst deze als zodanig toe.
Kosten huishoudelijke hulp (schadepost i)
De rechtbank zal de vordering van de benadeelde partij voor wat betreft de kosten huishoudelijke hulp niet-ontvankelijk verklaren. De vordering is op dit punt uitdrukkelijk betwist en onderbouwing ontbreekt. De rechtbank kan niet zonder meer aannemen dat de bijdrage van benadeelde in het huishouden voorafgaand aan het tenlastegelegde 50% bedroeg, onder meer gelet op het feit benadeelde partij door zijn werk vaak van huis is.
Verlies arbeidsvermogen (schadepost j)
De benadeelde partij heeft een bedrag van € 1.550,00 aan netto loonderving gevorderd. Uit de vordering, de bijlagen en het verhandelde ter terechtzitting is niet duidelijk geworden wat verdachte over dit bedrag aan belasting heeft moeten betalen. Het schadebedrag is dus onvoldoende duidelijk geworden. Vanwege gebrek aan onderbouwing verklaart de rechtbank deze schadepost daarom niet-ontvankelijk.
Immateriële schade
Naar het oordeel van de rechtbank staat vast dat [slachtoffer] als rechtstreeks gevolg van de poging doodslag immateriële schade heeft opgelopen. Het handelen van verdachte heeft een ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke en geestelijke integriteit van de benadeelde partij, die daardoor is aangetast in zijn persoon. Daarom heeft [slachtoffer] op grond van artikel 6:106, aanhef en onder b, BW recht op vergoeding van immateriële schade. Gelet op schadevergoedingen die in vergelijkbare gevallen worden toegekend, vindt de rechtbank een immateriële schadevergoeding van € 20.000,00 billijk.
Conclusie
De rechtbank zal, gelet op het voorgaande, verdachte veroordelen tot betaling van een bedrag van € 23.694,49, bestaande uit een vergoeding van € 3.694,49 voor materiële schade (€ 231,00 + € 885,00 + € 485,00 + € 141,58 + € 503,46 + € 340,75 + € 53,70 + € 1.054,00) en een vergoeding van € 20.000,00 voor immateriële schade. Daarnaast veroordeelt de rechtbank verdachte in de proceskosten van de benadeelde partij, tot op heden begroot op € 13,20.
De benadeelde partij heeft meer gevorderd dan de rechtbank zal toewijzen. De behandeling van de vordering levert voor dat deel een onevenredige belasting van het strafgeding op. De rechtbank zal daarom de benadeelde partij in dat deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaren en bepalen dat de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Wettelijke rente
De rechtbank zal aldus de vordering tot het bedrag van € 23.694,49 toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente. Deze wettelijke rente wordt berekend over het bedrag van € 3.694,49 (materiële schade) vanaf 6 maart 2024 en over het bedrag van € 20.000,00 (immateriële schade
)vanaf 15 april 2023, tot de dag van volledige betaling.
Schadevergoedingsmaatregel
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [slachtoffer] aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 23.694,49, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente. Deze wettelijke rente wordt berekend over het bedrag van € 3.694,49 (materiële schade) vanaf 6 maart 2024 en over het bedrag van € 20.000,00 (immateriële schade
)vanaf 15 april 2023, tot de dag van volledige betaling.
Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 153 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer] in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.
10.2
Benadeelde partij [benadeelde 1]
Het verzoek tot schadevergoeding
heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 20.000,00. Dit bedrag bestaat uit immateriële schade (shockschade), ten gevolge van het aan verdachte ten laste gelegde feit.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat de vordering voldoende is onderbouwd en dat deze kan worden toegewezen. De officier van justitie vordert daarbij het bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging stelt zich op het standpunt dat de vordering toewijsbaar is, maar verzoekt de rechtbank deze te matigen tot een bedrag van € 10.000,00.
Het oordeel van de rechtbank
Gedeeltelijke toewijzing, wettelijke rente en kostenveroordeling
De benadeelde partij heeft in het voegingsformulier en de bijlagen daarbij de vordering tot vergoeding van shockschade onderbouwd. Ook is de vordering ter terechtzitting nader toegelicht. De rechtbank stelt vast dat de bij de benadeelde partij een hevige emotionele schok teweeg is gebracht doordat hij van dichtbij heeft gezien hoe zijn vader meermalen door de buurman met een mes in het lichaam is gestoken. Dat heeft geleid tot geestelijk letsel in de vorm van een in de psychiatrie erkend ziektebeeld, te weten posttraumatische stressstoornis (PTSS). Dit ernstig geestelijk letsel is door een deskundige (orthopedagoog) vastgesteld. Gelet daarop kan de benadeelde partij aanspraak maken op vergoeding van immateriële schade. De ter onderbouwing van de vordering aangehaalde zaken betreffen situaties waarin het slachtoffer, anders dan in dit geval, is overleden. De rechtbank matigt daarom het toe te wijzen bedrag zodat het meer in lijn ligt met vergoedingen die zijn toegekend in situaties waarin het leven van het slachtoffer kon worden gered. Een bedrag van € 12.500,00 aan shockschade komt de rechtbank billijk voor.
De rechtbank zal daarom de vordering tot dit bedrag toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 15 april 2023 tot de dag van volledige betaling.
De benadeelde partij heeft meer gevorderd dan de rechtbank zal toewijzen. De rechtbank zal daarom de benadeelde partij in dat deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaren en bepalen dat de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Schadevergoedingsmaatregel
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [benadeelde 1] aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 12.500,00 te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 15 april 2023 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 97 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde 1] in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.
BEM-clausule
De rechtbank zal bepalen dat de als gevolg van deze uitspraak te betalen schadevergoeding zal worden gestort op een ten behoeve van de benadeelde partij te openen rekening met een zogenoemde BEM (Belegging, Erfenis en andere gelden Minderjarigen)-clausule. Een dergelijke BEM-clausule is bedoeld ter bescherming van de belangen van de minderjarige. De minderjarige en zijn wettelijke vertegenwoordiger kunnen aldus slechts met toestemming van de kantonrechter over het vermogen van de minderjarige beschikken tot hij achttien jaar is.
10.3
Benadeelde partij [benadeelde 2]
Het verzoek tot schadevergoeding
heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 22.969,54. Dit bedrag bestaat uit € 2.969,54 materiële schade en € 20.000,00 immateriële schade (shockschade), ten gevolge van het aan verdachte ten laste gelegde feit.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat de vordering voldoende is onderbouwd en dat deze kan worden toegewezen. Voor wat betreft de onderbouwing van de ontstane stressklachten gaat de officier van justitie uit van de stukken van de holistisch therapeut en de psycholoog. De officier van justitie vordert daarbij het bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging stelt zich op het standpunt dat de vordering voor wat betreft het materiële deel niet-ontvankelijk moet worden verklaard wegens onvoldoende onderbouwing dan wel omdat geen sprake is van rechtstreekse schade.
Ten aanzien van de immateriële schade heeft de raadsman verzocht de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren, omdat onvoldoende is onderbouwd dat bij de benadeelde partij sprake is van een in de psychiatrie erkend ziektebeeld. Subsidiair heeft de raadsman verzocht de hoogte van de vordering te matigen tot een bedrag van ten hoogste € 10.000,00.
Het oordeel van de rechtbank
Niet-ontvankelijk
Voor de toekenning van shock- of schokschade heeft de Hoge Raad onder meer in het Hoogeveen-arrest de volgende kaders gegeven.
Iemand die een ander door zijn onrechtmatige daad doodt of verwondt, kan – afhankelijk van de omstandigheden waaronder die onrechtmatige daad en de confrontatie met die daad of de gevolgen daarvan, plaatsvinden – ook onrechtmatig handelen jegens degene bij wie die confrontatie een hevige emotionele schok teweeg brengt. Het recht op vergoeding van schade die is veroorzaakt door het onrechtmatig teweegbrengen van een hevige emotionele schok is beperkt tot de schade die volgt uit geestelijk letsel. Voor de toewijzing van schadevergoeding ter zake van dat geestelijk letsel is vereist dat het bestaan van dat geestelijk letsel naar objectieve maatstaven is vastgesteld. In de rechtspraak over schokschade is in dat verband steeds overwogen dat dit in het algemeen slechts het geval zal zijn indien sprake is van een in de psychiatrie erkend ziektebeeld. Daarmee is beoogd tot uitdrukking te brengen dat die emotionele schok moet hebben geleid tot geestelijk letsel dat gelet op aard, duur en/of gevolgen ernstig is, en in voldoende mate objectiveerbaar. Dit brengt mee dat als de rechter op grond van een rapportage van een ter zake bevoegde en bekwame deskundige – waarbij gedacht kan worden aan een ter zake bevoegde en bekwame psychiater, huisarts of psycholoog – tot het oordeel komt dat sprake is van geestelijk letsel in de hiervoor bedoelde zin, hij tot toewijzing van schadevergoeding kan overgaan, ook als in die rapportage geen diagnose van een in de psychiatrie erkend ziektebeeld wordt gesteld.
Als sprake is van geestelijk letsel als hier bedoeld, komt zowel de materiële als de immateriële schade die daarvan het gevolg is voor vergoeding in aanmerking (HR 28 juni 2022, ECLI:NL:HR:2022:958, r.o. 3.4 en 3.7).
Bij toepassing van deze criteria op deze zaak komt de rechtbank tot de volgende bevindingen. De rechtbank is het met de raadsvrouw van de benadeelde partij eens, dat het niet langer noodzakelijk is dat door een deskundige wordt vastgesteld dat sprake is van een in de psychiatrie erkend ziektebeeld. Echter geldt wel onverkort het vereiste dat een bevoegde en bekwame deskundige vaststelt dat er ernstig geestelijk letsel is opgetreden ten gevolge van een hevige emotionele schok veroorzaakt door de confrontatie met de daad en de gevolgen. Naar het oordeel van de rechtbank is aan dat vereiste hier vooralsnog niet voldaan. De benadeelde partij heeft de vordering onderbouwd met verklaringen van een fysiotherapeut tevens holistisch lichaamsgericht therapeut en van een psycholoog. Uit deze verklaringen is niet op te maken dat bij de benadeelde partij sprake is van ernstig geestelijk letsel. De therapeut verklaart dat zij betrokkene heeft behandeld voor stressklachten (onrust, piekeren, slecht slapen en stijve spieren). De psycholoog schrijft dat het echtpaar goed met de verwerking omgaat en dat er geen sprake is van een verstoorde werking of traumatische stress.
Nu de rechtbank concludeert dat niet is komen vast te staan dat sprake is van schokschade zal de benadeelde partij voor zowel het immateriële als het materiële deel van haar vordering niet-ontvankelijk worden verklaard. Deze vorderingen kunnen bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Compensatie kosten
Nu de benadeelde partij niet-ontvankelijk wordt verklaard in haar vordering, zullen kosten worden gecompenseerd, in die zin dat ieder haar eigen kosten draagt.

11.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 36f, 37a, 38, 38a, 38z, 45 en 287 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

12.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het
primairten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde
strafbaaren kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte
strafbaar;
Gevangenisstraf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvan
vier (4) jaren;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
Tbs-maatregel
- gelast dat verdachte
ter beschikking wordt gestelden stelt daarbij de volgende
voorwaardenbetreffende het gedrag van de ter beschikking gestelde:
Geen strafbaar feit plegen
 de ter beschikking gestelde maakt zich niet schuldig aan een strafbaar feit;
Meewerken aan reclasseringstoezicht
De ter beschikking gestelde werkt mee aan reclasseringstoezicht. Deze medewerking houdt onder andere in dat de ter beschikking gestelde:
  • zich meldt op afspraken bij de reclassering. De reclassering bepaalt hoe vaak dat nodig is;
  • een of meer vingerafdrukken laat nemen en een geldig identiteitsbewijs laat zien. Dit is nodig om de identiteit van de ter beschikking gestelde vast te stellen;
  • zich houdt aan de aanwijzingen van de reclassering. De reclassering kan aanwijzingen geven die nodig zijn voor de uitvoering van het toezicht of om de ter beschikking gestelde te helpen bij het naleven van de voorwaarden;
  • de reclassering aan een actuele foto helpt waarop zijn gezicht herkenbaar is. Deze foto is nodig voor opsporing bij ongeoorloofde afwezigheid;
  • meewerkt aan huisbezoeken;
  • de reclassering inzicht geeft in de voortgang van begeleiding en/of behandeling door andere instellingen of hulpverleners;
  • zich niet vestigt op een ander adres zonder toestemming van de reclassering;
  • meewerkt aan het uitwisselen van informatie met personen en instanties die contact hebben met de ter beschikking gestelde, als dat van belang is voor het toezicht;

Meewerken aan time-out

 als de reclassering dat nodig vindt en de ter beschikking gestelde daarmee instemt, kan de ter beschikking gestelde voor een time-out worden opgenomen in een Forensisch Psychiatrisch Centrum (FPC) of andere instelling. Deze time-out duurt totdat de reclassering of de ter beschikking gestelde deze beëindigt, maar maximaal zeven weken, met de mogelijkheid van verlenging met nog eens maximaal zeven weken, tot maximaal veertien weken per jaar;

Niet naar het buitenland

 de ter beschikking gestelde gaat niet naar het buitenland of het Caribisch deel van het Koninkrijk der Nederlanden, zonder toestemming van de reclassering;

Opname in een zorginstelling

 de ter beschikking gestelde laat zich opnemen in een FPK, of een soortgelijke zorginstelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De opname duurt zo lang de reclassering dat nodig vindt. De ter beschikking gestelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen en/of medewerking verlenen aan spiegelbepaling, als de zorginstelling dat nodig vindt. Als de reclassering een overgang naar ambulante zorg, begeleid wonen of maatschappelijke opvang gewenst vindt werkt de ter beschikking gestelde mee aan de indicatiestelling en plaatsing;

Ambulante behandeling (met mogelijkheid tot kortdurende klinische opname)

 de ter beschikking gestelde werkt mee aan ambulante behandeling bij een nader te bepalen instelling voor (forensische) ggz. Hij houdt zich aan de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling, ook als dat inhoudt het innemen van medicatie en of het verlenen van medewerking aan spiegelbepaling;

Begeleid wonen of maatschappelijke opvang

 de ter beschikking gestelde verblijft in een instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Het verblijf duurt zolang de reclassering dat nodig vindt. De ter beschikking gestelde houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;

Contactverbod

 de ter beschikking gestelde heeft of zoekt op geen enkele wijze – direct of indirect – contact met de aangever, [slachtoffer] (geboren op [1967] ), zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt;

Locatieverbod (zonder elektronische monitoring)

 de ter beschikking gestelde bevindt zich niet binnen een straal van 500 meter van de woning van slachtoffer [slachtoffer] , gelegen aan de [adres] te [woonplaats] , zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt;

Dagbesteding

 de ter beschikking gestelde spant zich in voor het vinden en behouden van (betaald) werk, onbetaald werk en/of vrijetijdsbesteding, met een vaste structuur;

Meewerken aan schuldhulpverlening

 de ter beschikking gestelde werkt indien geïndiceerd mee aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van afbetalingsregelingen, ook als dit inhoudt meewerken aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen en/of bewindvoering. De ter beschikking gestelde geeft de reclassering inzicht in zijn financiën en schulden;

Meewerken aan middelencontrole

 de ter beschikking gestelde werkt indien geïndiceerd mee aan controle van het gebruik van alcohol/drugs/specifiek middel om het middelengebruik te beheersen. De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak de ter beschikking gestelde wordt gecontroleerd;
- geeft opdracht aan Reclassering Nederland de ter beschikking gestelde bij de naleving van de voorwaarden hulp en steun te verlenen;
Dadelijke uitvoerbaarheid
- beveelt dat de terbeschikkingstelling met voorwaarden en het uit te oefenen toezicht
dadelijk uitvoerbaarzijn;
GVM-maatregel
- legt op de
maatregel strekkende tot gedragsbeïnvloeding of vrijheidsbeperkingals bedoeld in artikel 38z van het Wetboek van Strafrecht;
Beslag
- gelast de
teruggave aan verdachtevan het volgende voorwerp:
 een personenauto met kenteken [kenteken] (goednummer PL0900-2023110098-G1839011);
Benadeelde partij [slachtoffer]
  • wijst de vordering van [slachtoffer] toe tot een bedrag van € 23.694,49;
  • veroordeelt verdachte tot betaling aan [slachtoffer] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente. Deze wettelijke rente wordt berekend over het bedrag van € 3.694,49 (materiële schade) vanaf 6 maart 2024 en over het bedrag van € 20.000,00 (immateriële schade) vanaf 15 april 2023, tot de dag van volledige betaling;
  • verklaart [slachtoffer] voor wat betreft het meer gevorderde niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering voor dat deel kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken, tot op dit moment begroot op € 13,20;
  • legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer] aan de Staat € 23.694,49 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente en bij niet betaling aan te vullen met 153 dagen gijzeling. Deze wettelijke rente wordt berekend over het bedrag van € 3.694,49 (materiële schade) vanaf 6 maart 2024 en over het bedrag van € 20.000,00 (immateriële schade) vanaf 15 april 2023, tot de dag van volledige betaling;
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
Benadeelde partij [benadeelde 1]
  • wijst de vordering van [benadeelde 1] toe tot een bedrag van € 12.500,00;
  • veroordeelt verdachte tot betaling aan [benadeelde 1] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 15 april 2023 tot de dag van volledige betaling;
  • verklaart [benadeelde 1] voor wat betreft het meer gevorderde niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering voor dat deel kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [benadeelde 1] aan de Staat € 12.500,00 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 15 april 2023 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 97 dagen gijzeling;
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
  • bepaalt dat de als gevolg van deze uitspraak te betalen schadevergoeding zal worden gestort op een ten behoeve van de benadeelde partij te openen rekening met een BEM-clausule;
Benadeelde partij [benadeelde 2]
  • verklaart [benadeelde 2] niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
  • compenseert de proceskosten van de benadeelde partij en verdachte, in die zin dat ieder haar eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.J.P. Schotman, voorzitter, mr. O. Böhmer en mr. S.E. Garvelink, rechters, in tegenwoordigheid van mr. L.M. van Bemmelen, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 6 maart 2024.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
primairhij op of omstreeks 15 april 2023 te Bunschoten-Spakenburg, gemeente Bunschoten, althans in het arrondissement Midden-Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven,
-één of meerdere messen, althans scherpe en/of puntige voorwerpen, heeft gepakt,
-met die messen naar die [slachtoffer] is gegaan,
-die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal, met die messen in de hals, het gezicht, de buik, de hand en/of de arm, althans het lichaam, heeft gestoken,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
( art 287 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
subsidiairhij op of omstreeks 15 april 2023 te Bunschoten-Spakenburg, gemeente Bunschoten, althans in het arrondissement Midden-Nederland, aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten:
-een geperforeerde darm,
-doorgesneden aangezichtsspier en/of
-een doorgesneden pees en/of zenuw in de hand,
heeft toegebracht door die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal, met één of meerdere messen, althans scherpe en/of puntige voorwerpen, in de hals, het gezicht, de buik, de hand en/of de arm, althans het lichaam, te steken;
( art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
meer subsidiairhij op of omstreeks 15 april 2023 te Bunschoten-Spakenburg, gemeente Bunschoten, althans in het arrondissement Midden-Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar
lichamelijk letsel toe te brengen
-één of meerdere messen, althans scherpe en/of puntige voorwerpen, heeft gepakt,
-met die messen naar die [slachtoffer] is gegaan,
-die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal, met die messen in de hals, het gezicht, de buik, de hand en/of de arm, althans het lichaam, heeft gestoken,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
( art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht)

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 26 juli 2023, genummerd 2023110098 B, opgemaakt door politie Eenheid Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 323. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.