ECLI:NL:RBMNE:2024:1278

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
6 maart 2024
Publicatiedatum
5 maart 2024
Zaaknummer
16/281343-23 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor gewapende overval op winkel met psychische impact op slachtoffer

Op 6 maart 2024 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte die op 23 oktober 2023 een gewapende overval heeft gepleegd op een winkel in Hilversum. De verdachte bedreigde een 14-jarige winkelmedewerker met een mes en stal een geldbedrag van € 345,00. De rechtbank oordeelde dat de overval een buitengewoon beangstigende ervaring voor het jonge slachtoffer en omstanders met zich meebracht, wat de psychische impact van het delict vergrootte. De verdachte was op het moment van de overval onder invloed van alcohol en verdovende middelen, wat zijn onvoorspelbare en ongecontroleerde gedrag verklaarde. De rechtbank rekende het de verdachte zwaar aan dat hij kort na het verstrijken van de proeftijd van een eerdere veroordeling opnieuw in de fout ging. Echter, de rechtbank hield ook rekening met de erkenning van de zorgelijke situatie door de verdachte en zijn bereidheid om zijn drugsverslaving aan te pakken. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van twee jaar, waarvan één jaar voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar en bijzondere voorwaarden, waaronder een meldplicht bij de reclassering en een contactverbod met het slachtoffer. De rechtbank besloot de voorlopige hechtenis niet op te heffen, gezien de positieve ontwikkeling van de verdachte in zijn persoonlijke leven.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16/281343-23 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 6 maart 2024
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1988] te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de Basisregistratie personen op het adres [adres] te [woonplaats] .

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 21 februari 2024.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie, mr. L. Rinsma, en van hetgeen verdachte en zijn raadsvrouw, mr. A.M.G. de Groot, advocaat te Hilversum, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
op 23 oktober 2023 de [winkel] aan de [straat] te [plaats] heeft overvallen en daarbij de winkelmedewerker heeft bedreigd met een mes en een geldbedrag van € 345,00 heeft gestolen.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich voor wat betreft de bewezenverklaring gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.3.
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen
Het feit is door verdachte begaan. Verdachte heeft het ten laste gelegde feit bekend. De raadsvrouw heeft geen vrijspraak voor dit feit bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
  • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 21 februari 2024;
  • een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van verhoor van getuige [slachtoffer] van 23 oktober 2023, genummerd PL0900-2023325614-3, van het onderzoek 14Band23 / MD1R023066, opgemaakt door verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] van de Eenheid Midden-Nederland, doorgenummerde pagina 1-2.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
op 23 oktober 2023 te Hilversum een geldbedrag ter hoogte van 345 euro, dat geheel aan [winkel] toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen welke diefstal werd vergezeld van bedreiging met geweld tegen [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, door
- een mes te pakken en (dreigend) te tonen aan voornoemde [slachtoffer] en voornoemd mes op de toonbank te leggen en
- tegen die [slachtoffer] te zeggen "Pak het geld uit de lade" en
- terwijl verdachte voornoemd mes (weer) in zijn hand had, een tas (met daarin voornoemd geldbedrag) uit de hand van die [slachtoffer] te pakken/grijpen.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:
diefstal, vergezeld van bedreiging met geweld, tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van twee jaren, met aftrek van het voorarrest, waarvan een gedeelte van één jaar voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, met als (bijzondere) voorwaarden een meldplicht bij de reclassering, een ambulante behandeling, een contactverbod met [slachtoffer] , een drugs- en alcoholverbod en een locatieverbod (zonder elektronische monitoring) voor de [winkel] .
De officier van justitie verzoekt de schorsing van de voorlopige hechtenis niet op te heffen.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft bepleit dat rekening moet worden gehouden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Een onvoorwaardelijke gevangenisstraf zou contraproductief werken, omdat verdachte dan wederom in aanraking komt met middelengebruik en de kans groot is dat hij zijn werk en gezin verliest, hetgeen voor zowel verdachte als de maatschappij niet wenselijk is. De verdediging vraagt dan ook om een gevangenisstraf van 240 uren op te leggen en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van zes maanden met daaraan verbonden de bijzondere voorwaarden zoals voorgeschreven door de reclassering.
De verdediging verzoekt eveneens om de schorsing van de voorlopige hechtenis niet op te heffen.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van het bewezen verklaarde
De rechtbank is van oordeel dat verdachte een ernstig feit heeft gepleegd. Verdachte is naar binnen gegaan bij de [winkel] , naar de kassa gelopen en heeft een mes getoond en op de toonbank gelegd. Vervolgens heeft hij de dreigende woorden “pak het geld uit de lade” gezegd, waarna hij, terwijl hij het mes nog in zijn hand had, een tas met geld uit de hand van de kassamedewerker heeft gegrepen. De dienstdoende kassamedewerker was op dat moment slechts veertien jaren oud. Verdachte heeft dit jonge slachtoffer en de omstanders een buitengewoon beangstigende ervaring laten doormaken met een grote psychische impact. Verdachte heeft daarbij geen enkele rekening gehouden met de geestelijke integriteit van anderen. Dit soort delicten zorgt ervoor dat het veiligheidsgevoel in de maatschappij wordt aangetast. Dit rekent de rechtbank verdachte dan ook zwaar aan.
De rechtbank neemt ook strafverzwarend mee dat verdachte op het moment van het incident onder invloed van alcohol en verdovende middelen was. Door zichzelf bewust in deze positie te brengen, maakte verdachte zichzelf onvoorspelbaar en zijn gedrag ongecontroleerd. Tevens zijn deze drugs de reden dat verdachte het ernstige feit heeft gepleegd, omdat hij naar eigen zeggen geld nodig had om schulden bij zijn dealer af te lossen.
De persoon van verdachte en zijn omstandigheden
Bij haar beslissing heeft de rechtbank ook rekening gehouden met een uittreksel justitiële documentatie betreffende verdachte d.d. 12 januari 2024. Hieruit blijkt dat verdachte eerder geweldsdelicten heeft gepleegd. Hoewel de verdediging heeft bepleit dat deze geweldsdelicten relatief licht waren, weegt de rechtbank wel mee dat verdachte kort nadat de proeftijd is verstreken, wederom de fout in is gegaan.
Met de raadsvrouw is de rechtbank van oordeel dat in strafmatigende zin meegewogen moet worden dat verdachte zijn zorgelijke situatie erkent en zijn verslaving graag wil aanpakken door middel van professionele hulp. De reclassering ziet ook toegevoegde waarde in het opleggen van een hulpkader om zo te voorzien in risicovermindering. Eveneens weegt de rechtbank in het voordeel van verdachte mee dat hij zijn leven momenteel redelijk op de rit lijkt te hebben. Hij beschikt over een baan, zet zich in als vrijwilliger en zorgt samen met zijn vriendin voor haar dochter. Ook weegt de rechtbank in positieve zin mee dat verdachte direct openheid van zaken heeft gegeven en oprecht berouw heeft getoond.
Gevangenisstraf
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan zowel de ernst van het feit als de persoonlijke omstandigheden van verdachte laten meewegen. De oriëntatiepunten voor straftoemeting van het LOVS gaan voor diefstal, vergezeld van bedreiging met geweld, uit van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee jaren. Gelet op de ernst van het feit kan niet worden volstaan met een straf die geen vrijheidsbeneming met zich brengt en om die reden ziet de rechtbank in beginsel geen reden om af te wijken van het oriëntatiepunt. Gelet op de persoonlijke omstandigheden en het gewenste hulpkader, zal de rechtbank wel een zeer aanzienlijk deel van de gevangenisstraf voorwaardelijk opleggen, zodat verdachte eerder kan terugkeren in de maatschappij onder de door de reclassering geformuleerde bijzondere voorwaarden.
Alles overwegende is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf van twee jaren, met aftrek van het voorarrest, waarvan een gedeelte van één jaar voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, met als (bijzondere) voorwaarden een meldplicht bij de reclassering, een ambulante behandeling, een contactverbod met [slachtoffer] , een drugs- en alcoholverbod en een locatieverbod (zonder elektronische monitoring) voor de [winkel] , passend en geboden is.
De rechtbank zal de schorsing van het bevel tot voorlopige hechtenis niet opheffen, nu het persoonlijk belang van verdachte prevaleert boven het strafvorderlijk belang. Gedurende de schorsing heeft verdachte zich tot op heden aan de voorwaarden gehouden, hetgeen heeft aangetoond dat het recidiverisico op die wijze in voldoende mate kan worden beperkt.

9.BESLAG

9.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert om de in beslag genomen voorwerpen, te weten:
- een mes (PL0900-2023325614-G3242367) en
- een muts (PL0900-2023325614-G3242361),
verbeurd te verklaren.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging refereert zich ten aanzien van het beslag aan het oordeel van de rechtbank.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
Verbeurdverklaring
De rechtbank zal de in beslag genomen voorwerpen, te weten:
- een mes (PL0900-2023325614-G3242367) en
- een muts (PL0900-2023325614-G3242361),
verbeurd verklaren.
Met behulp van deze voorwerpen is het bewezen verklaarde feit voorbereid dan wel begaan.

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 33, 33a en 312 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstraf van twee jaren;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
- bepaalt dat van de gevangenisstraf een gedeelte van
één jaar, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden
algemene en/of bijzondere voorwaardenniet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een
proeftijd van twee jarenvast;
- als
voorwaardengelden dat verdachte:
  • zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • zicht meldt binnen drie dagen na het ingaan van de proeftijd bij de reclassering Leger des Heils op het adres Zeehaenkade 30 te Utrecht. Verdachte blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zo lang de reclassering dat nodig vindt;
- stelt als
bijzondere voorwaardendat verdachte gedurende de proeftijd:
  • zich laat behandelen door Inforsa of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling start zodra aanmeldingen rond zijn. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt. Bij een terugval in middelengebruik of verslechtering van het psychiatrische ziektebeeld kan de reclassering een indicatiestelling aanvragen voor een kortdurende opname voor crisisbehandeling, detoxificatie, stabilisatie, observatie of diagnostiek. Als de voor de indicatie verantwoordelijke instantie een kortdurende opname indiceert, zal verdachte zich, na goedkeuring door de rechter, laten opnemen in een zorginstelling voor zeven weken of zoveel korter als de reclassering dat nodig vindt. De justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing in de forensische zorg, bepaalt in welke zorginstelling de opname plaatsvindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorginstelling dat nodig vindt;
  • op geen enkele wijze – direct of indirect – contact opneemt, zoekt of heeft met [slachtoffer] , geboren op [2008] , zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
  • geen verdovende middelen gebruikt, zolang de reclassering dat nodig vindt. Verdachte is verplicht ten behoeve van de naleving van dit verbod mee te werken aan urineonderzoek, zolang en zo vaak als de reclassering dit noodzakelijk acht;
  • zich niet mag bevinden binnen een straal van 100 meter van [winkel] , [adres] te [plaats] , zolang de reclassering dit noodzakelijk acht.
- waarbij de reclassering opdracht wordt gegeven als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
Beslag
- verklaart de volgende voorwerpen verbeurd:
  • een mes (PL0900-2023325614-G3242367);
  • een muts (PL0900-2023325614-G3242361).
Dit vonnis is gewezen door mr. S.E. Garvelink, voorzitter, mr. N.P.J. Janssens en mr. O. Böhmer, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.E.J. van de Mortel, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 21 februari 2024.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
hij, op of omstreeks 23 oktober 2023 te Hilversum, althans in Nederland
een geldbedrag ter hoogte van 345 euro, althans enig geldbedrag, in elk geval enig
goed, dat/die geheel of ten dele aan [winkel] , in elk geval aan een ander
toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk
toe te eigenen welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van
geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer] ,
gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te
maken, en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht
mogelijk te maken hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
- een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, te pakken en/of (dreigend) te
tonen aan voornoemde [slachtoffer] en/of voornoemd mes op de toonbank te leggen en/of
- tegen die [slachtoffer] te zeggen "Pak het geld uit de lade", althans woorden van gelijke
aard en/of strekking en/of
- terwijl verdachte voornoemd mes (weer) in zijn hand had, een tas (met daarin
voornoemd geldbedrag) uit de hand van die [slachtoffer] te pakken/grijpen;
( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht )