In deze zaak heeft verzoekster op 15 december 2023 een verzoek om een voorlopige voorziening ingediend bij de Rechtbank Midden-Nederland. De voorzieningenrechter heeft echter besloten om partijen niet uit te nodigen voor een zitting, omdat het verzoekschrift niet voldeed aan de wettelijke eisen. Dit betekende dat de voorzieningenrechter de zaak niet inhoudelijk kon behandelen. Volgens de wet is het verplicht om griffierecht te betalen bij het indienen van een verzoek om voorlopige voorziening. In dit geval was het griffierecht vastgesteld op € 184,-. De griffier had verzoekster op 20 december 2023 in de gelegenheid gesteld om het griffierecht binnen twee weken te betalen, maar de rechtbank heeft geen betaling ontvangen. Verzoekster heeft geen geldige reden gegeven voor het niet betalen van het griffierecht.
Daarnaast diende verzoekster ook een kopie van het bestreden besluit en het bezwaarschrift in te dienen, zoals vereist door de wet. Verzoekster heeft echter geen van deze documenten overgelegd, ondanks een verzoek van de griffier om dit te doen. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat verzoekster geen geldige reden heeft gegeven voor het ontbreken van deze documenten. Gezien deze tekortkomingen heeft de voorzieningenrechter geconcludeerd dat het verzoek niet inhoudelijk kan worden behandeld en heeft het verzoek om voorlopige voorziening niet-ontvankelijk verklaard. De uitspraak is gedaan door mr. M. Eversteijn op 25 januari 2024.