Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
kantonrechter
wonende te [woonplaats] ,
verzoeker,
gemachtigde: mr. M. Schildwacht
1.De besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid[verweerster sub 1] B.V.,gevestigd te [vestigingsplaats] ,2. De besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid[verweerster sub 2] B.V.,gevestigd te [vestigingsplaats] ,
hierna samen (in vrouwelijk enkelvoud) te noemen: [verweerster sub 1] c.s.,
gemachtigden: mrs. P.A. van Eck en J.P.P. Latour.
1.Het verloop van de procedure
2.Waar gaat de zaak over?
Onder [verweerster sub 1] c.s. vallen de vennootschappen; [verweerster sub 1] BV ( [verweerster sub 1] ) en [verweerster sub 2] B.V. ( [verweerster sub 2] ). [verweerster sub 1] is een vennootschap waarbinnen verschillende soorten kunst worden ontwikkeld en binnen [verweerster sub 2] worden bronzen beelden ontwikkeld. Beide vennootschappen verkopen en vermarkten de kunst die zij binnen de betreffende vennootschap hebben ontwikkeld.
3.De beoordeling
- Partijen hebben beoogd een overeenkomst van opdracht aan te gaan, waarbij [verzoeker] maandelijks factureerde middels zijn eenmanszaak aan [verweerster sub 1] c.s.. [verzoeker] bracht daarbij btw in rekening en droeg die btw ook af;
- [verweerster sub 1] c.s. verstrekte geen loonstroken en droeg geen loonbelasting en werknemerspremies af, met uitzondering van de periode van februari-november 2019 toen partijen een arbeidsovereenkomst hebben gesloten met het doel voor [verzoeker] om een hypotheek te verkrijgen;
- Door [verweerster sub 1] c.s. werd geen vakantietoeslag betaald en [verzoeker] had geen recht op (doorbetaalde) vakantiedagen;
- [verzoeker] ontving een vaste beloning die niet afhankelijk was van vakantie, ziekte of andere afwezigheid;
- [verzoeker] heeft zichzelf nooit laten vervangen;
- Met [verzoeker] werden geen jaarlijkse voortgangs/functioneringsgesprekken gehouden;
- [verzoeker] mocht zijn werkzaamheden zowel vanuit huis als bij [verweerster sub 1] c.s. op kantoor verrichten;
- [verzoeker] hoefde vakanties, ziektedagen en andere afwezigheid niet door te geven aan [verweerster sub 1] c.s.;
- [verzoeker] had thuis een werkplek met een eigen computer, maar hij beschikte ook over een laptop van [verweerster sub 1] c.s. Daarnaast had [verzoeker] op het kantoor bij [verweerster sub 1] c.s. een vaste werkplek met bureau en computer. [verzoeker] leasete een auto op naam van zijn eenmanszaak en had een maandelijks softwareabonnement voor financiële zaken.
De wijze waarop de werktijden en werkzaamheden werden bepaald, bevat nauwelijks elementen die op de aanwezigheid van een arbeidsovereenkomst wijzen, maar lijkt kenmerkend voor de uitvoering van een overeenkomst van opdracht.
[verzoeker] meent dat zowel zijn werkzaamheden als hij zelf waren ingebed in de organisatie van [verweerster sub 1] c.s..
De kantonrechter stelt vast dat [verzoeker] zich juist niet hoefde te conformeren aan de bedrijfsregels en interne afspraken (zoals bijvoorbeeld opgenomen in het personeelshandboek), waaronder werktijden en registratie van aan/afwezigheid. Door [verweerster sub 1] c.s. is toegelicht (en dit volgt ook uit het personeelshandboek) dat al haar werknemers gebonden zijn aan begin- en eindtijden van de werkdag en zij uitsluitend hun werkzaamheden op locatie bij [verweerster sub 1] c.s. kunnen en mogen verrichten. [verzoeker] was juist volledig vrij in het bepalen van zijn werktijden- en plaats. [verweerster sub 1] c.s. heeft er daarnaast op gewezen dat voor haar werknemers een verlofsysteemregistratie wordt gebruikt en werknemers hun vakantiedagen en ziekte hierin moeten registreren. Die verplichting gold niet voor [verzoeker] en registratie van zijn afwezigheid (verlof of ziekte) vond niet plaats. Ook is binnen [verweerster sub 1] c.s. een verzuimreglement van toepassing met diverse regels voor het doorgeven van ziekte en overige verplichtingen tijdens ziekte, waarvan vast staat dat die regels niet voor [verzoeker] golden. Ook vonden met [verzoeker] geen jaarlijkse beoordelingsgesprekken plaats, terwijl – zoals ook blijkt uit het personeelshandboek – jaarlijks een beoordelingsgesprek werd gehouden met de werknemers en die beoordeling ook schriftelijk werd verstrekt.
Omdat het in de praktijk nooit is voorgekomen dat [verzoeker] zich heeft laten vervangen en dit ook niet nodig is geweest, zegt deze factor hier niet zoveel over de vraag of [verzoeker] verplicht was het werk persoonlijk te verrichten en over het al dan niet kwalificeren van de overeenkomst als arbeidsovereenkomst.
Niet duidelijk is in hoeverre [verzoeker] invloed heeft gehad op de keuze voor de overeenkomst die werd aangegaan, hoewel wel vast staat dat hij ook voorheen via [onderneming 1] werkzaam was op basis van een overeenkomst van opdracht. Ten aanzien van het bepalen van de hoogte van de beloning heeft [verzoeker] naar voren gebracht dat jaarlijks op zijn initiatief gesproken werd over de beloning die hij dat jaar in rekening zou brengen bij [verweerster sub 1] c.s.. Kennelijk kon [verzoeker] dan ook invloed uitoefenen op de hoogte van die beloning. Ook op het moment dat partijen hebben besloten in 2019 een arbeidsovereenkomst aan te gaan is daarbij het gehanteerde tarief door [verzoeker] als uitgangspunt genomen en duidelijk is dat dit tarief veel hoger lag dan normaal gebruikelijk in een arbeidsovereenkomst. Dit gezichtspunt levert hier dan ook geen aanwijzingen op voor het bestaan van een arbeidsovereenkomst, maar wijst in de richting van een overeenkomst van opdracht.
Waar het gaat om financieel administratieve/HR-werkzaamheden is niet gebleken dat [verzoeker] daarmee naar buiten trad en voor andere opdrachtgevers soortgelijke werkzaamheden deed. Naar het oordeel van de kantonrechter kan hier aan het extern ondernemerschap niet zoveel betekenis worden toegekend bij de kwalificatie van de overeenkomst, omdat dit extern ondernemerschap niet ziet op de werkzaamheden die [verzoeker] in essentie voor [verweerster sub 1] c.s. verrichte.
Binnen [verweerster sub 1] c.s. waren geen andere werknemers met kennis van zaken op het gebied van financiële administratie en HR-werkzaamheden werkzaam en die kennis ontbrak ook bij de heren [verweerster sub 1] . Van aansturing door één van de heren [verweerster sub 1] aan [verzoeker] is ook niet gebleken.
Daarbij komt dat [verzoeker] tegen een fors tarief werkzaamheden heeft verricht voor [verweerster sub 1] c.s.; die hoogte van de beloning voor de werkzaamheden past niet binnen het geschetste beeld door [verzoeker] dat hij noodgedwongen zijn werkzaamheden factureerde, omdat [verweerster sub 1] c.s. geen dienstverband met hem zou willen aangaan. Daarnaast is typerend voor de overeenkomst tussen partijen dat [verzoeker] zijn werkzaamheden steeds gefactureerd heeft middels zijn eenmanszaak aan [verweerster sub 1] c.s. en hij daarbij btw in rekening bracht. Er bestaat gelet op voornoemde omstandigheden geen aanleiding aan te nemen dat die facturering slechts op een schijnconstructie berust. Het staat ook vast dat [verzoeker] van de fiscale voordelen heeft genoten die inherent zijn aan het zelfstandig werken via een eigen onderneming. Weliswaar is tussen partijen in 2019 tijdelijk een arbeidsovereenkomst overeengekomen, maar evident is dat dit enkel is gebeurd met het doel voor [verzoeker] te bewerkstelligen dat hij een hypotheek kon verkrijgen. Daarna is [verzoeker] zijn werkzaamheden weer gaan factureren.
Dat [verzoeker] niet in de ondernemersrisico’s deelde en gebruik kon maken (op de momenten dat hij daar was) van een vaste werkplek op kantoor bij [verweerster sub 1] c.s. is hier gelet op alle voorgaande besproken elementen van ondergeschikt belang. Datzelfde geldt voor het al dan niet bestaande externe ondernemerschap van [verzoeker] . Of hij nou wel of niet extern naar buiten trad als ondernemer maakt de conclusie niet anders ten aanzien van hoe de werkrelatie intern eruit zag en die wijze strookt niet met de elementen van een arbeidsovereenkomst. Van een gezagsverhouding is namelijk geen sprake geweest.
[verweerster sub 1] c.s. heeft verzocht om [verzoeker] te veroordelen in de volledige proceskosten. Artikel 241 Rv bepaalt dat in beginsel geen vergoeding voor de werkelijke proceskosten open staat, maar dat een forfaitair liquidatietarief geldt. Alleen in bijzondere omstandigheden, in het geval van misbruik van procesrecht of van onrechtmatig handelen door het aanspannen van een procedure door een der partijen, is afwijking van deze regel mogelijk. Volgens [verweerster sub 1] c.s. zou [verzoeker] in strijd met de waarheid hebben verklaard dat er nooit schriftelijke overeenkomsten tussen hem en [verweerster sub 1] c.s. tot stand zijn gekomen. Nu [verweerster sub 1] c.s. de originele overeenkomsten niet heeft kunnen overleggen, staat niet vast of deze schriftelijke overeenkomsten daadwerkelijk zijn aangegaan en is daarom ook niet gebleken dat [verzoeker] in strijd met de waarheid zou hebben verklaard. Dat betekent dat geen bijzondere omstandigheden aanwezig zijn om te komen tot een integrale proceskostenveroordeling.