ECLI:NL:RBMNE:2024:1228
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen afwijzing WIA-uitkering wegens onvoldoende arbeidsongeschiktheid
In deze zaak heeft eiser, die voorheen als horecamedewerker werkte, een beroep ingesteld tegen de afwijzing van zijn WIA-uitkering door het UWV. Eiser ontving sinds 30 november 2019 een Werkloosheidsuitkering en na zijn ziekmelding op 8 januari 2020 werd hem een Ziektewet-uitkering toegekend. Na het doorlopen van de wachttijd heeft hij een WIA-uitkering aangevraagd, maar het UWV heeft op 3 februari 2022 besloten dat hij per 5 januari 2022 geen WIA-uitkering ontvangt, omdat hij minder dan 35% arbeidsongeschikt zou zijn. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar het UWV heeft dit bezwaar op 7 februari 2023 ongegrond verklaard.
De rechtbank heeft de zaak op 22 januari 2024 behandeld, waarbij eiser en zijn gemachtigde, evenals de gemachtigde van het UWV, aanwezig waren. De rechtbank heeft beoordeeld of het UWV terecht heeft geoordeeld dat eiser niet in aanmerking komt voor een WIA-uitkering. De rechtbank stelt vast dat het UWV besluiten over arbeidsongeschiktheid mag baseren op rapporten van verzekeringsartsen, mits deze rapporten zorgvuldig zijn opgesteld, geen tegenstrijdigheden bevatten en voldoende begrijpelijk zijn.
Eiser heeft aangevoerd dat hij beperkingen ervaart bij knielen en hurken, wat pijn veroorzaakt in de anusregio. De rechtbank heeft echter de medische rapporten van het UWV gevolgd, die aangeven dat deze activiteiten geen significante invloed hebben op zijn gezondheid. De rechtbank concludeert dat het UWV terecht heeft vastgesteld dat eiser niet voldoet aan de vereiste mate van arbeidsongeschiktheid voor een WIA-uitkering. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en wijst de verzoeken om terugbetaling van griffierecht en proceskosten af.