ECLI:NL:RBMNE:2024:1228

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
28 februari 2024
Publicatiedatum
4 maart 2024
Zaaknummer
UTR 23/1771
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen afwijzing WIA-uitkering wegens onvoldoende arbeidsongeschiktheid

In deze zaak heeft eiser, die voorheen als horecamedewerker werkte, een beroep ingesteld tegen de afwijzing van zijn WIA-uitkering door het UWV. Eiser ontving sinds 30 november 2019 een Werkloosheidsuitkering en na zijn ziekmelding op 8 januari 2020 werd hem een Ziektewet-uitkering toegekend. Na het doorlopen van de wachttijd heeft hij een WIA-uitkering aangevraagd, maar het UWV heeft op 3 februari 2022 besloten dat hij per 5 januari 2022 geen WIA-uitkering ontvangt, omdat hij minder dan 35% arbeidsongeschikt zou zijn. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar het UWV heeft dit bezwaar op 7 februari 2023 ongegrond verklaard.

De rechtbank heeft de zaak op 22 januari 2024 behandeld, waarbij eiser en zijn gemachtigde, evenals de gemachtigde van het UWV, aanwezig waren. De rechtbank heeft beoordeeld of het UWV terecht heeft geoordeeld dat eiser niet in aanmerking komt voor een WIA-uitkering. De rechtbank stelt vast dat het UWV besluiten over arbeidsongeschiktheid mag baseren op rapporten van verzekeringsartsen, mits deze rapporten zorgvuldig zijn opgesteld, geen tegenstrijdigheden bevatten en voldoende begrijpelijk zijn.

Eiser heeft aangevoerd dat hij beperkingen ervaart bij knielen en hurken, wat pijn veroorzaakt in de anusregio. De rechtbank heeft echter de medische rapporten van het UWV gevolgd, die aangeven dat deze activiteiten geen significante invloed hebben op zijn gezondheid. De rechtbank concludeert dat het UWV terecht heeft vastgesteld dat eiser niet voldoet aan de vereiste mate van arbeidsongeschiktheid voor een WIA-uitkering. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en wijst de verzoeken om terugbetaling van griffierecht en proceskosten af.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 23/1771

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 28 februari 2024 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. M. Kuiper),
en

de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen

(gemachtigde: R. van den Brink).

Inleiding

1. Eiser heeft voorheen gewerkt als horecamedewerker. Sedert 30 november 2019 ontving eiser een Werkloosheidsuitkering. Na zijn ziekmelding op 8 januari 2020 is eiser met ingang van 2 maart 2020 een Ziektewet-uitkering toegekend. Na het doorlopen van de wachttijd heeft eiser een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) aangevraagd.
1.1.
Met het besluit van 3 februari 2022 heeft het Uwv beslist dat eiser per 5 januari 2022 geen WIA-uitkering krijgt, omdat hij minder dan 35% arbeidsongeschikt is. Eiser heeft daartegen bezwaar gemaakt. Met het besluit van 7 februari 2023 (het bestreden besluit) heeft het Uwv dat bezwaar ongegrond verklaard.
1.2.
De rechtbank heeft het beroep op 22 januari 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van het Uwv.

Het geschil

2. Deze zaak gaat over de vraag of eiser recht heeft op een WIA-uitkering. Het Uwv vindt van niet. Eiser is het hier niet mee eens en vindt dat hij meer beperkt is dan waar het Uwv vanuit gaat. De rechtbank beoordeelt of het Uwv terecht geen WIA-uitkering aan eiser heeft toegekend. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.

Beoordelingskader

3. Bij de beoordeling stelt de rechtbank voorop dat het Uwv besluiten over iemands arbeidsongeschiktheid mag baseren op rapporten van verzekeringsartsen. Die rapporten moeten dan wel aan drie voorwaarden voldoen. De rapporten:
-zijn op een zorgvuldige manier tot stand gekomen;
-bevatten geen tegenstrijdigheden;
-zijn voldoende begrijpelijk.
Het is aan eiser om aan te voeren en zo nodig aannemelijk te maken dat rapporten niet aan de drie voorwaarden voldoen of dat de medische beoordeling niet klopt. Voor het aannemelijk maken dat de medische beoordeling onjuist is, is in principe een rapport van een arts of medisch behandelaar noodzakelijk.

Beoordeling door de rechtbank

Medische beoordeling
4. Eiser stelt dat hij beperkt is voor knielen en hurken, omdat dit spanning veroorzaakt in de anusregio en hierdoor wondjes opengaan wat pijnlijk is. Uit het rapport van de primaire arts blijkt dat eiser ook beperkt is op langdurig staan. Omdat afwisseling van houding (zitten, staan en lopen) nodig is moet op elk van deze items een beperking worden aangenomen. Verder moet de beperking op afwisseling van houding volgens eiser onder 5.9 en niet onder 5.10 in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) worden opgenomen, omdat uit het rapport van de primaire arts blijkt dat er aanleiding is voor een specifieke volgorde voor het afwisselen van houding.
Knielen/hurken
5. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in een rapport van 24 januari 2023 toegelicht dat knielen en hurken niet leidt tot toename van druk in de anusregio en daarom niet beperkt hoeft te worden. In aanvulling hierop heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep in een rapport van 14 juli 2023 gemotiveerd dat knielen en hurken geen enkele invloed heeft op eczeem en nauwelijks tot geen invloed heeft op de spierspanning in de anusregio. Vanuit de biomechanica bekeken wordt de activiteit en stabilisatie tijdens knielen en hurken voornamelijk bijgedragen door de spieren van bovenbenen, grote bilspier, spieren van onderbenen, van de wervelkolom en buikspieren. De bekkenbodemspieren (een aantal spieren rondom urinebuis, anus, staartbeen en dikke darm) spelen bij stabilisatie een beduidend minder prominente rol en geen rol bij de activiteit zelf. Door de lage frequentie van deze beweging conform CBBS-definities leidt dit niet tot beschadigende wrijving van de huid en hiermee niet tot verergering van eczeem. Eiser heeft een brief van een chirurg/ proctoloog van de Proctos-kliniek van 25 augustus 2023 overgelegd. De rechtbank ziet daarin geen aanleiding te twijfelen aan het uitgebreid gemotiveerde medisch oordeel van de verzekeringsarts bewaar en beroep.
Staan en afwisseling van houding
6. De rechtbank volgt eiser niet in zijn standpunt dat een beperking op afwisseling van houding meebrengt dat op elk van de verschillende onderdelen zitten, lopen en staan ook een beperking moet worden aangenomen. In de toelichting bij het CBBS zijn geen aanknopingspunten te vinden dat een beperking op afwisseling van houding op deze manier moet worden uitgelegd. Eiser heeft voor deze uitleg geen onderbouwing gegeven, anders dan dat dit logischerwijs uit de beperking afwisseling van houding voortvloeit.
7. Uit de toelichting in het CBBS bij item 5.9 blijkt dat deze beperking wordt aangenomen als er een specifieke volgorde van afwisseling nodig is. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in zijn rapport van 14 juli 2023 uitgelegd dat de CBBS-systematiek voorschrijft dat een bepaalde volgorde van afwisseling van zitten, staan en lopen alleen bij bepaalde specifieke situaties, die bij eiser niet aan de orde zijn, als een beperking bij item 5.9 moet worden geplaatst. Dat er voor eiser een noodzaak is tot afwisseling van houding in een specifieke volgorde blijkt naar het oordeel van de rechtbank niet uit het rapport van de verzekeringsarts. De opmerking van de primaire (verzekerings)arts in zijn rapport van 5 januari 2022 dat eiser tijdens de arbeid het zitten, staan en lopen moet kunnen afwisselen rechtvaardigt een dergelijke conclusie niet. De beperking op afwisseling van houding is daarom op juiste wijze onder 5.10 van de FML opgenomen.
Arbeidskundige beoordeling
8. Eiser voert aan dat in de functie huishoudelijk medewerker gebouwen en de functie lader, losser geen sprake is van afwisseling van houding, omdat daarin met name belasting voorkomt op staan en lopen en niet op zitten.
9. Eiser wordt niet gevolgd in zijn standpunt dat als zitten geen kenmerkende belasting in een functie vormt dit zonder meer een overschrijding betekent van eisers belastbaarheid op het item afwisseling van houding. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft in zijn rapport van 27 juli 2023 toegelicht dat er geen medische indicatie is om zitten, staan en lopen naar eigen inzicht af te wisselen. In de functie huishoudelijk medewerker gebouwen is geen sprake van langdurige statische houdingen en van zware dynamische handelingen qua duur en pieken. Eiser is beperkt tot 30 minuten achtereen lopen en verdeeld over de werkdag vier uur en in de functie is sprake van maximaal vijf minuten achtereen lopen en voornamelijk korte momenten van ongeveer een minuut achtereen. Hij kan niet volgen dat sprake zou moeten zijn van zitten tijdens werkzaamheden. Hij geeft aan dat langdurig zitten moet worden vermeden en zo nodig afgewisseld moet kunnen worden met staan of lopen. Ook over de functie lader, losser heeft de arbeidsdeskundige toegelicht dat geen sprake is van langdurige statische houdingen en van zware dynamische handelingen qua duur en pieken. Achtereen lopen is maximaal één tot twee minuten en verdeeld over de werkdag is lopen minder dan vier uur. Het staan blijft beperkt tot maximaal vijf en vijftien minuten achtereen en verdeeld over de werkdag binnen de toegestane vier uur per dag. Daarnaast is sprake van tien minuten zitten achtereen elk uur van de werkdag.
10. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep hiermee toereikend gemotiveerd dat eisers belastbaarheid in de genoemde functies op het item 5.10 afwisseling van houding niet wordt overschreden.
11. Op de overige door eiser aangevoerde arbeidskundige gronden is de arbeidsdeskundige in zijn rapporten van 1 februari 2023 en 27 juli 2023 gemotiveerd ingegaan. De rechtbank ziet geen reden om aan de conclusies van de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep te twijfelen. De rechtbank merkt hierbij op dat de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep overleg heeft gehad met de verzekeringsarts bezwaar en beroep over de geschiktheid van de geduide functies.

Conclusie en gevolgen

12. Uit het arbeidskundig onderzoek blijkt dat de mate van arbeidsongeschiktheid van eiser per 5 januari 2022 minder is dan de vereiste 35% om voor een WIA-uitkering in aanmerking te komen. Het Uwv heeft de WIA-aanvraag van eiser dus terecht afgewezen. Dit betekent dat het beroep ongegrond is. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. Y.N.M. Rijlaarsdam, rechter, in aanwezigheid van mr. G.M.T.M. Sips, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 28 februari 2024.
(de griffier is verhinderd de
uitspraak te ondertekenen)
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.