ECLI:NL:RBMNE:2024:1222

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
27 februari 2024
Publicatiedatum
3 maart 2024
Zaaknummer
16-177877-19
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak opzettelijk voordeel trekken uit uitkeringsgelden

In de strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1971, heeft de rechtbank Midden-Nederland op 27 februari 2024 uitspraak gedaan. De zaak betreft de verdenking dat de verdachte in de periode van 29 augustus 2011 tot en met 11 februari 2020 opzettelijk voordeel heeft getrokken uit uitkeringsgelden. De verdachte woonde samen met medeverdachte [medeverdachte] en was op de hoogte van haar bijstandsuitkering, maar de rechtbank heeft niet kunnen vaststellen dat hij opzettelijk voordeel heeft getrokken uit deze uitkering. Tijdens de zitting op 13 februari 2024 heeft de officier van justitie, mr. L.E. Leeman, betoogd dat de verdachte wist dat hij de uitkering had moeten melden, terwijl de verdediging, vertegenwoordigd door mr. L. Noordanus, vrijspraak heeft bepleit. De rechtbank heeft geconcludeerd dat er onvoldoende bewijs is voor opzet en heeft de verdachte vrijgesproken van de tenlastelegging. De beslissing is genomen op basis van de inhoud van het dossier en de verklaringen van de verdachte, waarbij de rechtbank heeft vastgesteld dat er geen wettig en overtuigend bewijs is voor de beschuldiging van opzetheling.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummer: 16.177877.19 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 27 februari 2024
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1971 te [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres 1] , te [woonplaats] ,
hierna te noemen: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 13 februari 2024.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. L.E. Leeman en van hetgeen verdachte en zijn raadsvrouw, mr. L. Noordanus, advocaat te Lelystad, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt erop neer dat verdachte:
in de periode van 29 augustus 2011 tot en met 11 februari 2020 te [plaats] opzettelijk voordeel heeft getrokken uit uitkeringsgelden, althans een door misdrijf verkregen goed, door gebruik te maken van de woning aan de [adres 2] te [plaats] en de in die woning aanwezige voorzieningen en voedingsmiddelen, die geheel of ten dele werden betaald met een bijstandsuitkering die [medeverdachte] ontving.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.VRIJSPRAAK

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het tenlastegelegde wettig en overtuigend te bewijzen. Verdachte woonde in de ten laste gelegde periode samen met medeverdachte [medeverdachte] en wist dat zij een uitkering ontving. Hij wist, dan wel had moeten vermoeden, dat het samenwonen gemeld had moeten worden aan de uitkeringsinstantie. Verdachte heeft geprofiteerd van het voordeel dat is verkregen uit misdrijf.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit van het ten laste gelegde feit, gelet op de bepleite vrijspraak in de strafzaak van medeverdachte [medeverdachte] . Subsidiair is de raadsvrouw van mening dat verdachte moet worden vrijgesproken omdat niet kan worden vastgesteld dat verdachte opzettelijk enig voordeel heeft getrokken uit de bijstandsuitkering van [medeverdachte] . Verdachte wist niet dat [medeverdachte] een bijstandsuitkering ontving. Er was geen sprake van opzet, ook niet in voorwaardelijke zin.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft uit de inhoud van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting niet de overtuiging bekomen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, zodat verdachte daarvan zal worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt daartoe dat, wat er ook zij van een al dan niet ten onrechte verkregen bijstandsuitkering van [medeverdachte] , in ieder geval niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte het opzet heeft gehad daaruit voordeel te trekken. Er kan namelijk niet worden bewezen dat verdachte wist dat de woning aan de [adres 2] en de in die woning aanwezige voorzieningen en voedingsmiddelen geheel of ten dele werden betaald met de bijstandsuitkering van [medeverdachte] . De brief van verdachte van 8 oktober 2015 waarin staat dat hij aan [medeverdachte] een auto cadeau heeft gedaan, brengt daar geen verandering in. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij deze brief op verzoek van [medeverdachte] heeft opgesteld en dat zij tegen hem heeft gezegd dat ze die nodig had voor het UWV. Verdachte heeft verder verklaard dat hij niet wist dat [medeverdachte] naast haar UWV-uitkering ook een bijstandsuitkering ontving. Uit de brief blijkt niet dat verdachte wel op de hoogte was van de bijstandsuitkering. De brief is niet gericht aan de sociale dienst van de gemeente en in de brief zelf staat ook niets over een bijstandsuitkering. Ook uit de rest van het dossier blijkt niet dat verdachte wist dat [medeverdachte] een bijstandsuitkering ontving. De rechtbank is dan ook van oordeel dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de bijstandsuitkering van [medeverdachte] . Dit betekent dat er geen wettig en overtuigend bewijs is van opzetheling in de zin van artikel 416, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, zoals tenlastegelegd. De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken.
4.4
BESLISSING
De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart het tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.A. Hebly, voorzitter, mrs. R.B. Eigeman en I. Helmich, rechters, in tegenwoordigheid van mr. N. Tressel, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 27 februari 2024.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
hij in of omstreeks de periode van 29 augustus 2011 tot en met 11 februari 2020 te [plaats] , althans in Nederland meermalen, althans eenmaal opzettelijk uit uitkeringsgelden
,althans uit de opbrengst van enig door misdrijf verkregen goed, voordeel heeft getrokken door gebruik te maken van de woning aan de [adres 2] te [plaats] en/of de in die woning aanwezige voorzieningen en/of voedingsmiddelen, welke geheel of gedeeltelijk werd(en) betaald van een uitkering krachtens de Wet Werk en Bijstand en/of de Participatiewet, welke door [medeverdachte] werd ontvangen.