ECLI:NL:RBMNE:2024:1203

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
1 maart 2024
Publicatiedatum
1 maart 2024
Zaaknummer
16/056384-21 (ontneming)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel in een hennepkwekerijzaak

Op 1 maart 2024 heeft de Rechtbank Midden-Nederland een vonnis gewezen in een ontnemingszaak tegen een veroordeelde, geboren in 1989, die betrokken was bij een hennepkwekerij. De zaak werd behandeld op de terechtzittingen van 16 en 17 januari 2024, waar de officier van justitie een vordering indiende tot ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel. De officier van justitie schatte dit voordeel op € 307.028,57, maar verzocht om een matiging van € 5.000,00 vanwege overschrijding van de redelijke termijn. De verdediging stelde dat de vordering op nihil moest worden gesteld of maximaal € 2.500,00, en betwistte de betrokkenheid van de veroordeelde bij de hennepkwekerijen.

De rechtbank oordeelde dat de vordering op basis van de veroordeling voor een strafbaar feit kon worden toegewezen. De rechtbank schatte het wederrechtelijk verkregen voordeel op € 9.410,82, rekening houdend met de betrokkenheid van de veroordeelde en zijn medeveroordeelden. De rechtbank matigde de betalingsverplichting met 5% vanwege de overschrijding van de redelijke termijn, waardoor het te betalen bedrag aan de staat werd vastgesteld op € 8.940,28. De rechtbank baseerde haar beslissing op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht en bepaalde ook de duur van de gijzeling die kan worden gevorderd op maximaal 179 dagen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16/056384-21 (ontneming)
Vonnis van de meervoudige kamer van 1 maart 2024 op de vordering van de officier van justitie tot ontneming
in de zaak tegen
[veroordeelde],
geboren op [1989] te [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres 1] , [postcode] te [woonplaats] ,
hierna te noemen: [veroordeelde] .

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

De vordering is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting gehouden op 16 en 17 januari 2024.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en de standpunten van officier van justitie mr. R.J.J.S. Visser van hetgeen [veroordeelde] en zijn raadsman, mr. R. van Veen, advocaat te Hilversum, naar voren hebben gebracht.

2.VORDERING

2.1
Het standpunt van de officier van justitie
De vordering van de officier van justitie van 22 mei 2023 strekt tot het vaststellen van het bedrag waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel als bedoeld in artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht wordt geschat en het aan [veroordeelde] opleggen van de verplichting tot betaling aan de Staat van dat geschatte voordeel van € 307.028,57.
Ter terechtzitting heeft de officier van justitie gevorderd de betalingsverplichting te matigen met een bedrag van € 5.000,00 vanwege de overschrijding van de redelijke termijn. De officier van justitie heeft gelet op vorenstaande ter terechtzitting gevorderd dat het wederrechtelijk verkregen voordeel moet worden geschat op een bedrag van € 307.028,57 en dat [veroordeelde] hoofdelijk de verplichting tot betaling aan de Staat op wordt gelegd ter hoogte van € 302.028,57, rekening houdend met de schending van de redelijke termijn.
2.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de vordering op nihil gesteld dient te worden, dan wel enkel kan worden toegewezen tot een bedrag van € 2.500,00. De raadsman heeft hiertoe naar voren gebracht dat [veroordeelde] niet betrokken was bij de hennepkwekerijen in [plaats 1] . Het berekende wederrechtelijk verkregen voordeel ten aanzien van die kwekerijen kunnen dan ook in het geheel niet worden toegewezen. Daarnaast volgt uit tapgesprekken dat [veroordeelde] enkel een bedrag ter hoogte van € 2.500,00 heeft gekregen. Als [veroordeelde] al wederrechtelijk verkregen voordeel heeft ontvangen uit de hennepkwekerij in [plaats 2] , dan zou dat maximaal € 2.500,00 zijn. De raadsman heeft subsidiair naar voren gebracht dat uit het dossier hoogstens kan worden afgeleid dat er in [plaats 2] één oogst is geweest in kweekruimte 2. De raadsman heeft verzocht de berekening van de opbrengsten betreffende de hennepkwekerij in [plaats 2] daarop aan te passen. Tot slot heeft de raadsman verzocht
€ 5.000,00 in mindering te brengen op de betalingsverplichting vanwege de overschrijding van de redelijke termijn.

3.BEOORDELING VAN DE VORDERING

3.1
De grondslag van de vordering
Op grond van een veroordeling voor een strafbaar feit kan een ontnemingsvordering worden toegewezen. Voor onderhavige ontnemingsvordering betekent dit, dat bij de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel kan worden gelet op voordeel afkomstig uit het strafbare feit dat [veroordeelde] heeft begaan. [veroordeelde] is bij vonnis van 1 maart 2024 van deze rechtbank, voor zover van belang, veroordeeld voor het volgende strafbare feit:
feit 5 – hennepkwekerij [adres 4] te [plaats 2]
medeplegen van het in de uitoefening van een beroep of bedrijf opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B en C van de Opiumwet gegeven verbod, terwijl het feit betrekking heeft op een grote hoeveelheid van het middel;
in de periode van 5 maart 2021 tot en met 28 mei 2021.
3.2
Beoordeling en berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel
Voor de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel neemt de rechtbank – voor zover niet anders wordt vermeld – tot uitgangspunt wat is opgenomen in het ontnemingsrapport (hierna te noemen: het Rapport). [1] [veroordeelde] heeft de uitgangspunten uit het Rapport niet weersproken.
Nu [veroordeelde] in bovengenoemd strafvonnis is vrijgesproken van betrokkenheid bij de hennepkwekerij in de woningen aan de [adres 2] en de [adres 3] te [plaats 1] , schat de rechtbank enkel het wederrechtelijk verkregen voordeel betreffende de hennepkwekerij in [plaats 2] .
3.2.1
Netto opbrengst hennepkwekerij
Periode
In bovengenoemd strafvonnis is [veroordeelde] veroordeeld voor de teelt van hennepplanten in het pand aan de [adres 4] te [plaats 2] in de periode van 5 maart 2021 tot en met 28 mei 2021. De rechtbank gaat bij de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel uit van voornoemde periode.
Aantal oogsten
Gelet op de Rapportage diefstal energie van Stedin Netbeheer B.V. [2] gaat de rechtbank bij de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel uit van één eerdere oogst in kweekruimte 2 en één oogst in kweekruimte 3. In dat rapport staat namelijk dat in kweekruimte 1 een periode van 69 dagen al was verstreken. De rechtbank maakt hieruit op dat de hennepplanten in kweekruimte 1 oogstklaar waren. Gelet op de periode (5 maart 2021 tot en met 28 mei 2021) neemt de rechtbank in afwijking van het Rapport één eerdere oogst in kweekruimte 1 niet mee in de berekening. Dat er eerder is geoogst in kweekruimte 2 en 3 is vastgesteld op basis van ingesteld onderzoek, waarbij de volgende indicatoren aanwezig bleken. [3]
Plantenresten
Op de tweede etage (
de rechtbank begrijpt: kweekruimte 2) bevond zich een growtent. In deze growtent zijn meerdere potten aangetroffen met daarin potgrond en plantenresten. Er werden natte resten van hennepplanten aangetroffen. Op de eerste etage (
de rechtbank begrijpt: kweekruimte 3) bevond zich een growtent. In deze growtent werden meerdere potten aangetroffen met daarin hennepplanten.
Gebruikte lampen
In de growtenten op de eerste en tweede etage werden in totaal 23 gebruikte lampen aangetroffen. Deze gebruikte lampen kwamen in aantal en vermogen overeen met het aantal
lampen aangetroffen in de kweekruimtes, wat er op duidt dat er sprake is geweest van een eerdere oogst. Na verloop van tijd blijkt dat de lichtsterkte van lampen afneemt, waardoor opbrengsten significant verminderen. Lampen dienen dan vervangen te worden.
Stof op voorwerpen
Er lag een niet doorbroken stoflaag op:
  • de kappen van de armaturen van de assimilatielampen;
  • de aanwezige elektra.
Vervuiling met stof in een hennepkwekerij treedt pas na langere tijd op en wordt veroorzaakt
door kleine stofdeeltjes, voornamelijk afkomstig van het droge kweekmedium waarin de
hennepplanten worden gekweekt. Door de sterke afzuiging van de afgewerkte lucht in de
kwekerij, komen deze stofdeeltjes op voormelde goederen terecht.
Verkleuring van houten latten
Het hout van de latten waaraan de assimilatielampen waren opgehangen was verkleurd op
de plaatsen waar de lampen waren bevestigd aan de lat.
Knippen van hennep
In de growtent op de eerste etage werd één knipschaar aangetroffen. Op deze knipschaar bevonden zich hennepresten.
Potgrond/wortelresten
In twee rolcontainers op de begane grond, en in een ruimte op de tweede verdieping, werd een aantal vuilniszakken met potgrond aangetroffen. In deze potgrond bevonden zich gebruikte stekblokjes/rondjes en wortelresten. Verder hadden diverse stukken samengeperste potgrond dezelfde vorm en inhoud als de lege potten die in de kwekerij waren aangetroffen. Aannemelijk is dat deze potgrond zich in een eerder stadium in deze potten had bevonden. In de al geoogste hennepkwekerij waren 100 potten met potgrond aangetroffen. In deze potgrond bevonden zich wortelresten van hennepplanten, wat erop duidt dat er sprake is geweest van een eerdere oogst.
Verpakkingsmaterialen
Op de begane grond was één pot aangetroffen, waarin normaliter hennepstekken worden
geplaatst voor de wortelgroei en het vervoer hiervan. In de eerste/tweede etage waren vijf jerrycans aangetroffen, waarin normaliter groei -en/of bloeimiddel is verpakt. Er werden vijf Jerrycans van het merk Ferro met een inhoudsmaat van 10 liter aangetroffen. [4]
Daarnaast maakt de rechtbank uit het OVC gesprek van 28 mei 2021 op dat hennepplanten in twee ruimtes zijn geoogst en dus niet slechts in één ruimte zoals de raadsman naar voren heeft gebracht. In dat OVC gesprek, welke plaatsvond op de dag dat de politie de hennepkwekerij aantrof, zegt [veroordeelde] het volgende: “
Maar ja. Ze hebben dus een grote en een kleine hebben ze eruit. Nou dat zal de materialen dan wel dekken” [5] . De ‘grote’ en ‘kleine’ komt ook overeen met het aantal planten(bakken) dat is aangetroffen op de verschillende etages. De eerste en derde kweekruimte betroffen grote kweekruimtes (van meer dan 200 planten) en de tweede kweekruimte was een relatief kleine kweekruimte (van 100 planten). De derde kweekruimte was oogstrijp en dus nog niet geoogst.
Financiële bruto opbrengst per oogst
In het proces-verbaal aantreffen hennepkwekerij onder nummer PL1700-2021160262-1 is de berekening “Aantal aangetroffen planten : oppervlakte = aantal planten per m2” niet juist
berekend. In deze rapportage is de berekening aangepast.
CO2 gebruik
Bij het kweken van de hennepplanten bleek sprake van het toevoegen van CO2. Toepassing
van CO2 zorgt voor een versnelling van de processen in de hennepplant en zorgt voor een
vermeerdering van de opbrengst in gewicht per hennepplant van 20% - 40%. In de hierna
vermelde berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel wordt in het voordeel van
[veroordeelde] uitgegaan van een meeropbrengst van 20% per hennepplant.
Vaststelling opbrengst per oogst in kweekruimte 2
Aangetroffen planten/potten
In de tweede kweekruimte werden 100 lege potten aangetroffen met hennepresten. [6] De oppervlakte van de beplanting in de tweede kweekruimte is niet vastgesteld. Volgens de norm van het rapport van het Functioneel Parket 2016 en de oriëntatiepunten van het (Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht wordt, indien het aantal planten per vierkante meter niet bekend is, uitgegaan van 15 planten per vierkante meter, en de daarbij behorende opbrengst van 28,2 gram per plant.
Opbrengst hennep per oogst
De totale bruto opbrengst aan hennep per oogst in de tweede kweekruimte bedraagt: 100 planten x 28,2 gram = 2.8 kilogram + 20% = 3,3 kilogram.
Financiële opbrengst per oogst
De daadwerkelijke verkoopprijs van de hennep kon niet worden vastgesteld. Volgens het
rapport van Functioneel Parket Afpakken bedraagt dit minimaal € 4.070,00 per
kilogram. De totale bruto opbrengst per oogst in de tweede kweekruimte bedraagt minimaal 3,3 kilogram x € 4.070,00 = € 13.431,00.
Vaststelling opbrengst per oogst in kweekruimte 3
Aangetroffen planten/potten
In de derde kweekruimte stonden 252 hennepplanten en/of potten. De oppervlakte van de beplanting in de derde kweekruimte was 24 m2. Per vierkante meter stonden er elf hennepplanten.
Opbrengst hennep per plant
De opbrengst aan hennep per plant van de derde kweekruimte is volgens de tabel uit het rapport van Functioneel Parket Afpakken minimaal 30,0 gram.
Opbrengst hennep per oogst
De totale bruto opbrengst aan hennep per oogst bedraagt: 252 planten x 30,0 gram = 7,5 kilogram + 20% = 9 kilogram.
Financiële opbrengst per oogst
De daadwerkelijke verkoopprijs van de hennep kon niet worden vastgesteld. Volgens het
rapport van Functioneel Parket Afpakken bedraagt dit minimaal € 4.070,00 per kilogram. De totale bruto opbrengst per oogst bedraagt minimaal 9 kilogram x € 4.070,00 = € 36.630,00. [7]
Kosten
Elektriciteit
De elektriciteit werd op illegale wijze afgenomen. Omdat [veroordeelde] de door Stedin in rekening gebrachte kosten niet heeft voldaan, worden geen kosten voor elektriciteit op het wederrechtelijk verkregen voordeel in mindering gebracht. [8]
Knippers
Uit het onderzoek rijst de verdenking dat [medeveroordeelde 3] voor het knippen van de hennepplanten geen kosten heeft gemaakt. Bij de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel zullen daar dan ook geen kosten voor worden afgetrokken.
Kosten huisvesting
Er zijn tijdens het onderzoek geen aanwijzingen gevonden voor extra kosten voor de
huisvesting. Geen van de verdachten heeft een verklaring hierover willen afleggen.
Overige kosten
De kosten die zijn gemaakt ten behoeve van de investering in de hennepkwekerij kunnen naar het oordeel niet in mindering worden gebracht, nu deze niet aannemelijk zijn gemaakt door de verdediging. De rechtbank ziet dan ook geen reden om af te wijken van de standaard in mindering te brengen kosten volgens het rapport van Functioneel Parket Afpakken. Bovendien blijkt uit het dossier niet dat er concrete andere kosten zijn gemaakt.
Kostenberekening opbrengst hennep (per kweekruimte)
Kostenberekening kweekruimte 2
Afschrijvingskosten
€ 100,00 (Tabel pagina 3 rapport van [.] 1-11-2010)
Hennepstekken
€ 381,00 (€ 3,81 per stek/plant)
Variabele kosten
€ 388,00 (€ 3,88 per stek/plant)
Totaal aan kosten
€ 869,00
Kostenberekening kweekruimte 3
Afschrijvingskosten
€ 200,00 (Tabel pagina 3 rapport van [.] 1-11-2010)
Hennepstekken
€ 960,12 (€ 3,81 per stek/plant) [9]
Variabele kosten
€ 977,76 (€ 3,88 per stek/plant)
Totaal aan kosten
€ 2.137,88
De netto opbrengst van één oogst
Kweekruimte 2
Bruto opbrengst één oogst € 13.431,00 minus kosten kweekruimte 2 één oogst € 869,00 is
€ 12.562,00.
Kweekruimte 3
Bruto opbrengst één oogst € 36.630,00 minus kosten kweekruimte 3 één oogst € 2.137,88 is € 34.492,12.
De netto opbrengst van één oogst in kweekruimte 2 en 3 in de hennepkwekerij in het pand aan de [adres 4] te [plaats 2] betreft
€ 47.054,12.
Te bespreken verweer
De rechtbank gaat niet uit van hetgeen de raadsman naar voren heeft gebracht over een door [veroordeelde] ontvangen bedrag van € 2.500,00. De rechtbank vindt het voor het schatten van het verkregen wederrechtelijk voordeel onduidelijk in welke context het gesprek heeft plaatsgevonden waar de raadsman naar heeft verwezen. [veroordeelde] heeft hier zelf op de zitting slechts vaag over verklaard. De rechtbank volgt, zoals in het vonnis in de hoofdzaak reeds is uiteengezet, de verklaring van [veroordeelde] dat hij slechts een graantje wilde meepikken niet. Uit het dossier lijkt juist te volgen dat een deel van de opbrengst uit [plaats 2] al was geïnvesteerd in de kwekerij in [plaats 3] . Dat er daardoor in de portemonnee van veroordeelden niet veel overbleef, maakt niet dat de aanvankelijke opbrengst niet van veroordeelden kan worden ontnomen als wederrechtelijk verkregen voordeel. Het is genoten voordeel, wat waarschijnlijk vervolgens is geïnvesteerd.
3.2.2
Toerekening van het voordeel
[veroordeelde] was samen met medeveroordeelden [medeveroordeelde 1] , [medeveroordeelde 2] , [medeveroordeelde 3] en [medeveroordeelde 4] betrokken bij de hennepkwekerij in [plaats 2] . De officier van justitie heeft naar voren gebracht dat er geen verdeling kan worden gemaakt op basis van het dossier en dat de ontnemingsmaatregel hoofdelijk moet worden opgelegd. De rechtbank ziet dit anders. Uit het tapgesprek op 2 april 2021 [10] volgt namelijk dat veroordeelden zelf een verdeling van de opbrengst hanteerden. De rechtbank interpreteert dat tapgesprek zo dat [veroordeelde] en [medeveroordeelde 1] ieder 50% van de opbrengsten uit de hennepkwekerij zouden krijgen. De opbrengsten voor [veroordeelde] zou hij vervolgens verdelen tussen hem en [medeveroordeelde 2] . [medeveroordeelde 3] en [medeveroordeelde 4] zouden uit het deel van [veroordeelde] en [medeveroordeelde 2] betaald krijgen voor het aantal uren dat zij werkzaamheden uit hebben gevoerd ten behoeve van de hennepkwekerij.
Gelet op vorenstaande vindt de rechtbank het redelijk om de netto opbrengst van één oogst in kweekruimte 2 en 3 in de hennepkwekerij in [plaats 2] als volgt toe te rekenen aan de veroordeelden. De netto opbrengst wordt voor 50% toegerekend aan [medeveroordeelde 1] , voor ieder 20% aan [veroordeelde] en [medeveroordeelde 2] en voor ieder 5% aan [medeveroordeelde 3] en [medeveroordeelde 4] .
Dit betekent dat de rechtbank (20% van € 47.054,12 is) € 9.410,82 aan [veroordeelde] zal toerekenen.
3.2.3
Het wederrechtelijk verkregen voordeel
De rechtbank schat het wederrechtelijk verkregen voordeel door [veroordeelde] op een bedrag van € 9.410,82.
3.2.4
Betalingsverplichting
De rechtbank stelt vast dat de redelijke termijn, als bedoeld in artikel 6, eerste lid, EVRM is overschreden. Als uitgangspunt geldt dat de behandeling van een ontnemingszaak ter terechtzitting moet zijn afgerond met een eindvonnis binnen twee jaren nadat de op zijn redelijkheid te beoordelen termijn is aangevangen, tenzij sprake is van bijzondere omstandigheden, zoals de ingewikkeldheid van een zaak, de invloed van de verdediging op het procesverloop en de wijze waarop de zaak door de bevoegde autoriteiten is behandeld. Naar het oordeel van de rechtbank doen zich dergelijke bijzondere omstandigheden in onderhavige zaak niet voor.
De op zijn redelijkheid te beoordelen termijn is in de onderhavige ontnemingszaak aangevangen op 5 oktober 2021. Op die datum is namelijk de machtiging conservatoir beslag betreffende de auto van [veroordeelde] (Dodge RAM met kenteken [kenteken] ) aan [veroordeelde] betekend. Naar het oordeel van de rechtbank kon [veroordeelde] aan deze handeling in redelijkheid de verwachting ontlenen dat tegen hem een vordering tot ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel aanhangig zou worden gemaakt. Nu de rechtbank op
1 maart 2024 vonnis wijst, is de redelijke termijn (van twee jaren) met ongeveer vijf maanden overschreden.
Gelet op vorenstaande zal de rechtbank de betalingsverplichting matigen, nu zij heeft geoordeeld dat de redelijke termijn met vijf maanden is overschreden. Hiermee rekening houdende zal de rechtbank de verplichting tot betaling aan de staat ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel verminderen met 5%. Dit betekent dat een bedrag van (5% van € 9.410,82 is) € 470,54 in mindering wordt gebracht.
De rechtbank stelt het bedrag dat door [veroordeelde] dient te worden betaald aan de staat vast op (€ 9.410,82 minus € 470,54 is) € 8.940,28.

4.TOEGEPAST WETSARTIKEL

De op te leggen maatregel is gegrond op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht.

5.BESLISSING

De rechtbank:
- stelt het bedrag waarop het door de veroordeelde wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat vast op
€ 9.410,82;
- legt de veroordeelde de verplichting op tot betaling van
€ 8.940,28aan de staat ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel;
- bepaalt de duur van de gijzeling die met toepassing van artikel 6:6:25 van het Wetboek van Strafvordering ten hoogste kan worden gevorderd op 179 dagen.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.F. Haeck, voorzitter, mrs. J.P. Killian en A. Maas, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.M.E. van Dijk, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 1 maart 2024.
De oudste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het “Rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel per delict”, met rapportnummer 02, documentcode [.] , opgesteld door verbalisant [verbalisant 1] op 6 september 2021 en opgenomen in het aan de strafzaak ten grondslag liggende Financieel Dossier, proces-verbaalnummer 422, opgesteld door verbalisant [verbalisant 2] op 24 januari 2022, doorgenummerde pagina’s 62 tot en met 115.
2.Een geschrift, te weten een rapportage diefstal energie van Stedin Netbeheer B.V., als bijlage gevoegd bij het proces-verbaal van aantreffen hennepkwekerij van verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 4] met proces-verbaalnummer PL1700-2021160262-1, Zaaksdossier 3, p. 104.
3.Het Rapport, p. 78.
4.Het Rapport, p. 79.
5.Het proces-verbaal uitwerken OVC Dodge [kenteken] van verbalisant [verbalisant 6] , documentcode 20210531.1022, Einddossier, p. 750.
6.Het Rapport, p. 77.
7.Het Rapport, p. 78.
8.Het Rapport, p. 79.
9.Het Rapport, p. 80.
10.Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 5] , proces-verbaalnummer 138, Zaaksdossier 3, p. 30 – 32.