In deze zaak, behandeld door de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland, is op 29 februari 2024 een vonnis uitgesproken in een kort geding. De eiseres, een zorgaanbieder, heeft een vordering tot ontruiming ingediend tegen de gedaagde, die onder bewind staat. De kern van de zaak betreft een gemengde huur- en zorgovereenkomst die op 1 januari 2023 tot stand is gekomen. De eiseres stelt dat de gedaagde zich niet begeleidbaar opstelt en overlast veroorzaakt, wat heeft geleid tot de opzegging van de zorgovereenkomst op 17 februari 2024. De eiseres vordert ontruiming van de woning, omdat de opzegging van de zorgovereenkomst ook de huurovereenkomst beëindigt. De gedaagde betwist de rechtsgeldigheid van de opzegging en stelt dat de huurovereenkomst in stand moet blijven.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat de eiseres een spoedeisend belang heeft bij de ontruiming, gezien de lange wachtlijsten voor deze woonvorm en de noodzaak om de woning beschikbaar te stellen voor iemand die zich wel laat begeleiden. De rechter oordeelt dat de eiseres de zorgovereenkomst rechtsgeldig heeft opgezegd, omdat de gedaagde herhaaldelijk niet aan zijn verplichtingen heeft voldaan. De kantonrechter wijst de vordering tot ontruiming toe en geeft de gedaagde een termijn van veertien dagen om de woning te verlaten. Tevens wordt de gedaagde veroordeeld in de proceskosten van de eiseres, die in totaal € 939,97 bedragen. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad, wat betekent dat de eiseres het vonnis direct kan laten uitvoeren.