Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
[adres] te [woonplaats] ,
hierna te noemen: [verdachte] .
1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING
2.TENLASTELEGGING
3.VOORVRAGEN
4.WAARDERING VAN HET BEWIJS
- de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 16 januari 2024;
- een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 14 juli 2020, genummerd PL0900-2020208235-11, opgemaakt door de politie Midden-Nederland, houdende de bevindingen van verbalisant [verbalisant 1] , pagina’s 35 tot en met 37 van zaaksdossier 2;
- een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 4 januari 2021, genummerd PL0900-2020208235-38, opgemaakt door de politie Midden-Nederland, houdende de bevindingen van verbalisant [verbalisant 2] , pagina’s 118 tot en met 123 van zaaksdossier 2.
vrijdagochtend’. Op diezelfde dag heeft [verdachte] ook een telefoongesprek met [medeverdachte 2] waarbij [verdachte] zegt “
dat hij [bijnaam medeverdachte 4] gesproken heeft en morgen nog een afwerkdag heeft en vrijdagochtend de bus gaat ophalen bij [bijnaam medeverdachte 4]”. Uit de observaties die volgen op vrijdag 18 juni 2021 is een persoon bij de bus te zien die volgens de verbalisanten sterke gelijkenissen toont met [medeverdachte 4] . Er wordt dan tevens een voertuig op zijn naam gezien. Tot slot volgt uit het dossier niet dat er een andere persoon is die (ook) [bijnaam medeverdachte 4] genoemd wordt, immers weten alle betrokkenen steeds direct welke [bijnaam medeverdachte 4] er wordt bedoeld als er over hem wordt gesproken. Vorenstaande in samenhang met elkaar bezien maakt dat de rechtbank ervan uitgaat dat met [bijnaam medeverdachte 4] [medeverdachte 4] wordt bedoeld.
als ik het zo begreep hield je er niet veel aan over”. Op diezelfde dag vindt er nog een telefoongesprek plaats, namelijk tussen [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] . Uit dat gesprek blijkt dat de persoon die [verdachte] heeft horen praten het over [medeverdachte 4] had en dat [medeverdachte 4] de (mede-)eigenaar is van deze kwekerij. [medeverdachte 3] vraagt in dat gesprek namelijk “
Loopt ie bij [bijnaam medeverdachte 4]”. Hierop antwoordt [medeverdachte 2] dat het wel goed gaat, maar dat hij van [verdachte] had gehoord dat “
ze ons percentage minder wouden doen”. [medeverdachte 2] verwijst hierbij dus naar het gesprek dat hij met [verdachte] had. [medeverdachte 2] zegt tijdens dit gesprek verder dat “
hun niet wisten dat hij meeluisterde”. [medeverdachte 3] vraagt dan “
[bijnaam medeverdachte 4]?” waarop [medeverdachte 2] zegt “
ja [bijnaam medeverdachte 4] en [H] en twee anderen”. Verder vindt de rechtbank uit dit telefoongesprek van belang dat [medeverdachte 3] meermalen praat over “
ons” en “
wij” en zegt “
die jongens hebben twee weken lang ... die betalen wij ... als zij nu een weekie moeten bouwen dan zijn... dan hebben ze toch juist ook een monsterdeal?”. Op dit laatste zegt [medeverdachte 2] “w
ant hun moeten wel de hele verzorging op zich nemen. En dat was ook de afspraak.” De rechtbank maakt hieruit op dat [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] jongens hebben betaald voor het opbouwen van de hennepkwekerij.
Ik heb afgesproken eruit en erin, want dat vonden zij teveel werk. Met al die trappen. (…) Hun zouden dan alleen maar het onderhoud en voor de rest niks. En voor de rest met eruit en erin zou ik regelen.”
de rechtbank begrijpt: [medeverdachte 5]) en had [medeverdachte 4] verteld hoe het er daar bij stond, namelijk “
aardig geel”. “
Dat zal elk moment afvallen.” Verder wordt in dat telefoongesprek door [verdachte] gevraagd of [medeverdachte 2] die dingen ophaalt, waarop [medeverdachte 2] zegt dat zij dat die avond gaan doen. [verdachte] zegt daarbij dat het hele huis stinkt. In samenhang bezien met de andere tapgesprekken, het feit dat zij iets dat stinkt moeten ophalen, het er aardig geel bijstond, het elk moment kon afvallen en vervolgens [medeverdachte 4] daarover helemaal niet blij was, concludeert de rechtbank dat er wordt gesproken over de opbouw van een hennepkwekerij en de teelt van hennepplanten. Ook maakt de rechtbank hieruit op dat [verdachte] samen was met [medeverdachte 5] . Dit volgt overigens ook uit de observatie van 25 mei 2021, waarbij is gezien dat [verdachte] en [medeverdachte 5] samen het pand aan de [adres] in [woonplaats] in- en uit lopen. Zij zijn daar dan bijna twee uren geweest. Ook stralen hun telefoons vanaf 3 maart 2021 veelvuldig masten aan in de nabijheid van dit pand.
Maar tenten is kut man. Ik ben er helemaal klaar mee. Je moet gewoon bouwen. Een tent moet je weer zo groot maken om looppaden te creëren”. In de hennepkwekerij in [woonplaats] zijn growtenten aangetroffen met daarin de hennepplanten. In de hennepkwekerij die een aantal maanden later in [woonplaats] is aangetroffen, waarover later in dit vonnis meer, zijn meerdere ruimtes gebouwd en stonden de hennepplanten niet in tenten. De rechtbank vindt in dit gesprek ook het volgende belangrijk:
[verdachte] : Laat mij maar lekker een hokkie draaien. Ben het helemaal zat. Zie je wat een prutsers allemaal joh. Ik heb ook een discussie gehad over de CO2 in die tent. En ze blijven gewoon volhouden
2 zijn eruit. Oke, nou dat scheelt.” Daarna belt hij voor een tweede keer waarbij [medeverdachte 2] zegt “
Ze hebben dus een grote en een kleine hebben ze eruit. Nou dat zal de materialen dan wel dekken”. De rechtbank maakt hieruit op dat er vóór het binnentreden door de politie hennepplanten uit zijn gehaald, twee maal, en dat de verkoop van die hennepplanten de kosten van de materialen zullen dekken.
de rechtbank begrijpt: ‘uitleggen’) hoe elektriciteit illegaal moet worden afgenomen. Hieruit volgt (ook) dat verdachten wel wisten dat illegale hennepteelt (veelal) gepaard gaat met de illegale afname van stroom.
Ohja, wat we toen hadden verkocht”. De rechtbank maakt uit dit gesprek op dat [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] plannen maken voor een nieuwe hennepkwekerij en dat zij daarin investeren.
Dat huis moet wel verbouwd worden”. Hieruit kan worden opgemaakt dat zij een huis beschikbaar hebben of op het oog hebben om een hennepkwekerij in op te bouwen. Daarnaast werd er in de hennepkwekerij in [woonplaats] gebruikt gemaakt van growtenten. In de hennepkwekerij in [woonplaats] is geen gebruik gemaakt van growtenten, maar zijn er ruimtes gemaakt die zijn ingericht voor de teelt van hennepplanten. Bovendien wordt er gesproken over [C] en “zijn wijf”, waarbij van belang is dat de [adres] te [woonplaats] wordt bewoond door [C] en [D] .
Nee man. Alleen maar die zakken. (…)
Trappen is gewoon hoofdpijn.” De rechtbank maakt uit de context op, die blijkt uit de overige tap- en OVC gesprekken en het proces-verbaal van aantreffen van de hennepkwekerij in [woonplaats] , dat [medeverdachte 5] het hier heeft over zijn werkzaamheden in de hennepkwekerij in [woonplaats] . [medeverdachte 2] zegt daarop: “
Zometeen niet. Gewoon palletje naar binnen rijden (…). Geen trap op.” Daarna vraagt [medeverdachte 2] het adres, waarop [verdachte] zegt “
[adres]”. Voor de rechtbank volgt hieruit dat [medeverdachte 2] , [verdachte] en [medeverdachte 5] in de auto zitten op weg naar het pand gelegen aan de [adres] in [woonplaats] . Ook wordt uit dit gesprek duidelijk dat daar een nieuwe hennepkwekerij wordt opgebouwd, hoeveel ruimtes er kunnen worden gebouwd en er wordt gesproken over de financiering en de verdeling van de opbrengsten. Zo kunnen ze besparen op de arbeidskosten, want zij doen het zelf. [medeverdachte 2] zegt in dit gesprek dat ze met zijn allen bepalen en dat er eerst moet worden gemeten, waarna kan worden gedraaid.
Met mijn geld erbij, dat is niet zoveel, maar als je zelf nog geld hebt.” en “
Kijk, ik heb wat ik zometeen krijg, snap je dat wil ik inleggen.” [medeverdachte 2] zegt tegen [medeverdachte 5] : “
Met geld van jou, van [verdachte] , wat ik zelf heb red je het makkelijk 40 45 ruggen.”
Nee, vanavond. Vanavond komt [bijnaam medeverdachte 4] (fon) langs. En dan weet ik hoe en wat.”[medeverdachte 3] vraagt dan “
meer met [verdachte] en [medeverdachte 5] ”,[verdachte] en [medeverdachte 5] , waarop [medeverdachte 2] zegt: “
Ja, nee, maar kijk. [medeverdachte 5] die gooit tien kaa er in (1O K). Dus [medeverdachte 5] behandel ik sowieso anders in die zin.” De rechtbank vindt dit gesprek van belang omdat hieruit blijkt dat [medeverdachte 3] op de hoogte wil blijven en wordt gehouden van de afspraken over de verdelingen. Duidelijk is dat [medeverdachte 2] samen met [medeverdachte 4] afspraken maakt over de verdelingen tussen hen. Ook volgt uit dit gesprek dat [medeverdachte 5] € 10.000,- investeert.
Maar dat was toch al zo?” Uit deze telefoongesprekken maakt de rechtbank op dat [medeverdachte 3] wetenschap heeft van de op dat moment in aanbouw zijnde hennepkwekerij in [woonplaats] . Ook weet hij dat [medeverdachte 4] nog zijn deel gaat doen en vraagt [medeverdachte 2] hierover om de stand van zaken.
onze jongens” en dat “
wij die jongens twee weken hebben laten bouwen”. Daarnaast wordt tussen hen besproken dat [verdachte] meeloopt bij de hennepkwekerij in [woonplaats] , zodat hij het kan leren en overnemen. Hieruit volgt voor de rechtbank dat [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] de aansturende rollen in de organisatie hebben. [verdachte] en [medeverdachte 5] hebben een meer uitvoerende rol. Zij bouwen de hennepkwekerijen op en zijn betrokken bij de teelt van de hennepplanten. Toch is hun rol groter dan alleen dat. Uit de bewijsmiddelen volgt namelijk ook dat [medeverdachte 5] investeert in de hennepkwekerij in [woonplaats] en dat [verdachte] met [medeverdachte 2] concrete plannen maakt voor nieuw op te bouwen hennepkwekerijen. Daarnaast bespreken [medeverdachte 2] , [verdachte] en [medeverdachte 5] dat het verdienen van veel geld door [verdachte] en [medeverdachte 5] zou kunnen opvallen, omdat zij niet zoals [medeverdachte 2] flink wat geld verdienen met legale werkzaamheden. Uit de bewijsmiddelen volgt tot slot dat [medeverdachte 4] zorgt voor de materialen. De hennepkwekerij in [woonplaats] is van hem, waar de jongens van [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] ( [verdachte] en [medeverdachte 5] ) “
het erin en eruit halen”. Bij de hennepkwekerij in [woonplaats] gaat [medeverdachte 4] erin, zoals in de tapgesprekken wordt gezegd, waaruit de rechtbank opmaakt dat [medeverdachte 4] zorgt voor de materialen voor de hennepkwekerij. Ook investeert [medeverdachte 4] in de kwekerijen en krijgt hij een aanzienlijk deel van de opbrengsten. Bij de hennepkwekerij in [woonplaats] is [medeverdachte 4] zelfs bepalend in de verdeling, zoals blijkt uit het tapgesprek op 25 maart 2021. In dat tapgesprek vertelt [verdachte] tegen [medeverdachte 2] dat hij [medeverdachte 4] heeft horen zeggen er een wijziging in de verdeling komt waarbij [medeverdachte 2] volgens [verdachte] weinig over zal houden. Er is binnen de organisatie dus een voor iedereen duidelijke rolverdeling.
5.BEWEZENVERKLARING
6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN
7.STRAFBAARHEID VAN [verdachte]
8.OPLEGGING VAN STRAF
9.BENADEELDE PARTIJ
10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN
- 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 47, 57 en 310 van het Wetboek van Strafrecht
- 3, 11 en 11b van de Opiumwet
- 26 en 55 van de Wet wapens en munitie
11.BESLISSING
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart [verdachte] strafbaar;
gevangenisstrafvoor de duur van
226 dagen;
180 dagen, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene en bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
proeftijdvan
2 jarenvast;
taakstrafvan
170 uren;
Benadeelde partij
- verklaart Stedin Netbeheer B.V. niet-ontvankelijk in de vordering;
- veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door [verdachte] gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
De schermafbeeldingen zijn i.v.m. herleidbaarheid naar personen verwijderd.
de rechtbank begrijpt: medeverdachten [B] en [A] ). [16]
(Mast 4,6 )
(Mast 4)
de rechtbank begrijpt: [medeverdachte 2])
de rechtbank begrijpt: [verdachte])
de rechtbank begrijpt: [verdachte]): Maar goed, container kun je ook binnen zetten. Als het regent kan je lossen.
de rechtbank begrijpt: [medeverdachte 2]): Maar dan … ik weet niet. Zoek net wat anders en ik heb nou iets gezien en ik ga morgen gelijk bellen of ik daar een bod op mag doen om te kopen.
de rechtbank begrijpt: [medeverdachte 2]) met [verdachte] (
de rechtbank begrijpt: [verdachte] )in auto
de rechtbank begrijpt: [medeverdachte 5]) en [verdachte] (
de rechtbank begrijpt: [verdachte]) stappen in bij [medeverdachte 2] (
de rechtbank begrijpt: [medeverdachte 2] )
de rechtbank begrijpt: [medeverdachte 2]) belt terug naar [E]
de rechtbank begrijpt: [medeverdachte 2]): Nee vanavond. Vanavond komt [bijnaam medeverdachte 4] (fon) langs. En dan weet ik hoe en wat.
de rechtbank begrijpt: [medeverdachte 5]): Dit wil ik hebben dus. En dan met een [C] of een [G] voor uren. Dat is allemaal prima. [G] mag ook wel der bij, maar dan moet ie ook leggen. Maar ik weet niet hoe het met [verdachte] is man. Wat denk jij? Als hij ineens geld gaat verdienen ouwe dan uh.. kijk jij kan alles nog verantwoorden wat je doet.
de rechtbank begrijpt: [medeverdachte 2]): ntv
de rechtbank begrijpt: [medeverdachte 2]) [medeverdachte 3] (
de rechtbank begrijpt: [medeverdachte 3])
de rechtbank begrijpt: [medeverdachte 2]) [medeverdachte 3] (
de rechtbank begrijpt: [medeverdachte 3])
de rechtbank begrijpt: [medeverdachte 4] ): He, he, wanneer heb jij die bus nodig.
de rechtbank begrijpt: [verdachte]): Ehh...vrijdagochtend, ga ik van uit.
de rechtbank begrijpt: [verdachte] )[medeverdachte 4] (
de rechtbank begrijpt: [medeverdachte 4]) [62]
de rechtbank begrijpt: [medeverdachte 2]) [verdachte] (
de rechtbank begrijpt: [verdachte]) nu komt ophalen, omdat hij om 4 uur bij de loods moet zijn. [verdachte] zegt mee te
de rechtbank begrijpt: [medeverdachte 2]) zit in de auto met [medeverdachte 5] (
de rechtbank begrijpt: [medeverdachte 5]) [81]
de rechtbank begrijpt: [medeverdachte 2]) en [medeverdachte 5] (
de rechtbank