ECLI:NL:RBMNE:2024:1182

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
15 februari 2024
Publicatiedatum
1 maart 2024
Zaaknummer
UTR 23/2941
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Proces-verbaal
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen WOZ-waarde van onroerende zaak

Op 15 februari 2024 heeft de Rechtbank Midden-Nederland, zittingsplaats Utrecht, uitspraak gedaan in een zaak betreffende de WOZ-waarde van een woning. Eiser, eigenaar van de woning gelegen aan [adres 1] in [woonplaats], had beroep aangetekend tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van de gemeente [gemeente] van 31 mei 2023, waarin de WOZ-waarde was vastgesteld op € 357.000,- per waardepeildatum 1 januari 2022. Eiser betwistte deze waarde en stelde dat de waarde lager zou moeten zijn, namelijk € 325.000,-. De rechtbank heeft de zaak behandeld met behulp van een beeldverbinding, waarbij zowel eiser als de gemachtigde van de heffingsambtenaar, S.A. Sital-Lachchi, aanwezig waren.

De rechtbank oordeelde dat de heffingsambtenaar aannemelijk had gemaakt dat de WOZ-waarde niet te hoog was vastgesteld. De heffingsambtenaar had een taxatiematrix opgesteld waarin de woning van eiser werd vergeleken met drie andere woningen in [woonplaats]. De rechtbank concludeerde dat de referentiewoningen vergelijkbaar waren en dat de beroepsgronden van eiser niet voldoende waren om de vastgestelde waarde te weerleggen. Eiser had ook gewezen op een lagere WOZ-waarde van een buurpand, maar de rechtbank oordeelde dat dit beroep op het gelijkheidsbeginsel niet kon slagen, omdat er niet voldaan was aan de vereisten voor een geslaagd beroep op de meerderheidsregel.

Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep ongegrond, wat betekent dat de WOZ-waarde van de woning van eiser niet te hoog was vastgesteld. Eiser kreeg geen griffierecht terug en werd gewezen op de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan tegen deze uitspraak. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en een afschrift werd verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 23/2941
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 15 februari 2023 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

en

de heffingsambtenaar van de gemeente [gemeente] , verweerder

(gemachtigde: S.A. Sital-Lachchi).

Zitting

De rechtbank heeft het beroep van eiser tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van 31 mei 2023 (de bestreden uitspraak) op 15 februari 2024 met behulp van een beeldverbinding op zitting behandeld. Eiser was daarbij aanwezig. Namens de heffingsambtenaar is zijn gemachtigde verschenen, samen met taxateur [taxateur] . Na afloop van zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Inleiding

1. De heffingsambtenaar heeft met de beschikking van 28 januari 2023 op grond van de Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ) de WOZ-waarde van de onroerende zaak aan de [adres 1] in [woonplaats] (de woning) vastgesteld op € 357.000,-. De waarde is vastgesteld per waardepeildatum 1 januari 2022 en geldt voor het belastingjaar 2023. De WOZ-beschikking is opgenomen in het aanslagbiljet van dezelfde datum. In dit aanslagbiljet heeft de heffingsambtenaar aan eiser als eigenaar van de woning ook een aanslag onroerendezaakbelasting opgelegd. De WOZ-waarde is daarvoor als heffingsmaatstaf gehanteerd.
2. De heffingsambtenaar heeft met de bestreden uitspraak de waarde van de woning en de daarop gebaseerde aanslag gehandhaafd.
3. De heffingsambtenaar heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.

Beoordeling door de rechtbank

4. De woning is een tussenwoning uit 1997. Het hoofdgebouw van de woning heeft een oppervlakte van 133 m². Daarnaast is er een berging van 8 m² aanwezig. De woning ligt op een perceel van 170 m². Eiser is daarvan de eigenaar.
5. Partijen verschillen van mening over de waarde van de woning per 1 januari 2022. Eiser bepleit een lagere waarde, namelijk € 325.000,-. De heffingsambtenaar handhaaft in beroep de vastgestelde waarde van € 357.000,-.
6. De waarde die op grond van de Wet WOZ moet worden vastgesteld is de waarde in het economische verkeer. Dat is de prijs die zou zijn betaald door de meest biedende koper als de onroerende zaak op de meest geschikte wijze en na de beste voorbereiding te koop zou zijn aangeboden. De heffingsambtenaar moet aannemelijk maken dat hij de waarde niet te hoog heeft vastgesteld. Pas als de heffingsambtenaar daarin niet slaagt, komt de rechtbank toe aan een beoordeling van de waarde die eiser bepleit. Om de waarde te onderbouwen heeft de heffingsambtenaar een taxatiematrix opgesteld waarin de woning van eiser wordt vergeleken met drie andere in [woonplaats] gelegen woningen waarvan recente verkoopcijfers beschikbaar zijn: [adres 2] , [adres 3] en [adres 4] . Op basis van de verkoopcijfers komt de heffingsambtenaar tot een getaxeerde waarde voor de woning van eiser van € 390.000,-.
7. De rechtbank is van oordeel dat de heffingsambtenaar met de taxatiematrix en de toelichting die daarop tijdens de zitting is gegeven aannemelijk heeft gemaakt dat de waarde van de woning niet te hoog is vastgesteld. Daartoe neemt de rechtbank in aanmerking dat de heffingsambtenaar referentiewoningen heeft gekozen die vergelijkbaar zijn met de woning van eiser. Er zijn wel verschillen in objectkenmerken (de grootte van het hoofdgebouw en de kaveloppervlakte) maar met deze verschillen is rekening gehouden.
8. De beroepsgronden die eiser tegen de waardevaststelling aanvoert maken het oordeel van de rechtbank niet anders.
9. Eiser wijst op de lagere WOZ-waarde van het buurpand, [adres 5] , waarvan de WOZ-waarde € 22.000,- lager is vastgesteld, terwijl deze woning anders dan zijn woning een aanbouw heeft. Eiser doet daarmee beroep op het gelijkheidsbeginsel. Het is vaste rechtspraak dat voor een geslaagd beroep op de meerderheidsregel een vergelijking moet worden gemaakt met woningen die identiek zijn, in die zin dat de onderlinge verschillen verwaarloosbaar zijn. Dit brengt mee dat een beroep op de meerderheidsregel ondersteund dient te worden met de stelling dat minstens twee identieke objecten lager zijn gewaardeerd dan de woning en eiser noemt maar één woning waarvan de WOZ-waarde lager is vastgesteld. De beroepsgrond kan daarom al niet slagen.
10. Eiser wijst ter onderbouwing van zijn standpunt dat de WOZ-waarde te hoog is vastgesteld op het taxatierapport dat voor het verkrijgen van (hypothecaire) financiering is opgesteld. Daarin is de waarde getaxeerd op € 325.000,- naar de waardepeildatum 19 oktober 2022. De rechtbank komt niet toe aan een beoordeling van de waarde aan de hand van dit taxatierapport omdat het eerst aan de heffingsambtenaar is om aannemelijk te maken dat de waarde niet te hoog is en de heffingsambtenaar in die bewijslast is geslaagd met de taxatiematrix.

Conclusie en gevolgen

11. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat de WOZ-waarde niet te hoog is vastgesteld. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug.
12. Op de zitting is gewezen op de mogelijkheid om tegen deze uitspraak in hoger beroep te gaan op de manier zoals onderaan dit proces-verbaal staat omschreven.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.C. Stijnen, rechter, in aanwezigheid van mr. C.L. Fix, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 15 februari 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop dit proces-verbaal is verzonden.
Digitaal beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (belastingkamer), Locatie Arnhem, Postbus 9030, 6800 EM Arnhem.
Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.