ECLI:NL:RBMNE:2024:1158

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
20 februari 2024
Publicatiedatum
29 februari 2024
Zaaknummer
UTR_22_4843
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van arbeidsongeschiktheid en WIA-uitkering na herbeoordeling

In deze zaak heeft de rechtbank Midden-Nederland op 20 februari 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) over de hoogte van de WIA-uitkering. Eiser ontvangt sinds 23 maart 2016 een WIA-uitkering, maar heeft bezwaar gemaakt tegen een besluit van het Uwv om zijn uitkering per 1 augustus 2022 te verlagen. De rechtbank heeft de feiten en omstandigheden van de zaak zorgvuldig onderzocht, waarbij eiser zijn arbeidsongeschiktheid heeft aangetoond met medische rapporten en een neuropsychologisch onderzoek. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft echter geconcludeerd dat de medische beoordeling van eiser correct was en dat er geen aanvullende beperkingen moesten worden aangenomen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de rapporten van de verzekeringsartsen aan de vereisten voldoen en dat de arbeidsongeschiktheid van eiser op 58,67% is vastgesteld. De rechtbank heeft het beroep van eiser ongegrond verklaard, wat betekent dat het Uwv terecht de hoogte van de WIA-uitkering niet heeft gewijzigd. Eiser krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 22/4843

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 20 februari 2024 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. M.R.A. Rutten),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, het Uwv
(gemachtigde: S. Meeuwsen).

Inleiding

1.1.
Eiser ontvangt sinds 23 maart 2016 een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA). Het arbeidsongeschiktheidspercentage is destijds vastgesteld op 58,45%.
1.2.
Eiser heeft voor het laatst gewerkt bij [bedrijf] Hij had een tijdelijk contract dat op 31 maart 2019 afliep. Aansluitend hierop kreeg hij een uitkering op grond van de Werkloosheidswet (WW). Eiser heeft zich vanuit de WW toegenomen arbeidsongeschikt gemeld per 21 oktober 2019.
1.3.
De primaire verzekeringsarts heeft in het kader van een herbeoordeling op grond van de Wet WIA geconcludeerd dat de benutbare mogelijkheden van eiser sinds 30 maart 2022, de datum van het spreekuur, zijn afgenomen. De verzekeringsarts acht eiser meer beperkt op het gebied van dynamische handelingen. De overige beperkingen zijn niet gewijzigd. De verzekeringsarts heeft dit op 2 april 2022 in een functionele mogelijkhedenlijst (FML) vastgelegd. De primaire arbeidsdeskundige heeft eiser op grond hiervan 54,37% arbeidsongeschikt geacht.
1.4.
Het primaire besluit van 4 mei 2022 is hierop gebaseerd. Bij dit besluit heeft het Uwv de WIA-uitkering van eiser per 1 augustus 2022 verlaagd. Eiser heeft hier bezwaar tegen gemaakt.
1.5.
De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft de FML op 1 september 2022 gewijzigd. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft geconcludeerd dat de primaire verzekeringsarts ten onrechte aanvullende beperkingen in verband met knieklachten heeft aangenomen. De verzekeringsarts bezwaar en beroep neemt geen beperking aan voor traplopen. Verder heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep een aanvullende beperking aangenomen ten aanzien van beroepsmatig autorijden in verband met medicatiegebruik. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft eiser op grond van de nieuwe FML 58,67% arbeidsongeschikt geacht.
1.6.
Op 12 september 2022 heeft het Uwv een voornemen tot wijziging van het primaire besluit naar eiser gestuurd. Eiser wordt per 1 augustus 2022 meer arbeidsongeschikt geacht. Hij valt onder arbeidsongeschiktheidsklasse 55-65%. Eiser heeft hier op 13 en 15 september 2022 schriftelijk op gereageerd. Eiser heeft daarbij vermeld dat er op
14 oktober 2022 een neurologisch onderzoek in het [ziekenhuis] is gepland.
1.7.
In een brief van 29 september 2022 heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep gereageerd dat in de brieven die eiser heeft overgelegd geen nieuwe feiten en/of gezichtspunten worden aangedragen. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft op 3 oktober 2022 gerapporteerd ook geen aanleiding in de reactie van eiser te zien om af te wijken van het eerdere standpunt van de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep.
1.8.
Bij besluit van 5 oktober 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser gegrond verklaard. Eiser is iets meer arbeidsongeschikt geacht, namelijk 58,67%. De hoogte van de WIA-uitkering wijzigt echter niet omdat eiser in arbeidsongeschiktheidsklasse 55-65% blijft. In de heroverweging in het besluit staat dat eiser vanaf 1 augustus 2022 doorlopend recht heeft op een WGA-uitkering volgens arbeidsongeschiktheidsklasse 45-55%. Dit heeft het Uwv op 5 oktober 2022 in een correctie op de beslissing op bezwaar hersteld in arbeidsongeschiktheidsklasse 55-65%.
1.9.
Eiser heeft vervolgens beroep ingesteld. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
1.10.
Het onderzoek op de zitting heeft plaatsgevonden op 10 februari 2023. Eiser is in persoon verschenen, bijgestaan door zijn begeleider [begeleider] en zijn gemachtigde. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Op de zitting is de zaak met partijen besproken. Naar aanleiding hiervan heeft de rechtbank het onderzoek aangehouden en eiser de opdracht gegeven om een rapportage van het neuropsychologisch onderzoek door [geestelijke gezondheidszorg] in het geding te brengen.
1.11.
Eiser heeft op 28 augustus 2023 medische informatie van [geestelijke gezondheidszorg] en [zorgorganisatie] ingebracht. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft hier op 18 september 2023 schriftelijk op gereageerd.
1.12.
Partijen hebben geen gebruik gemaakt van hun recht om op een nadere zitting te worden gehoord. De rechtbank heeft bepaald dat die zitting achterwege blijft en heeft het onderzoek hierna gesloten op 28 november 2023.

Overwegingen

Beoordelingskader
2. Bij de beoordeling stelt de rechtbank voorop dat verweerder besluiten over iemands arbeidsongeschiktheid mag baseren op rapporten van verzekeringsartsen. Die rapporten moeten dan wel aan drie voorwaarden voldoen. De rapporten:
  • zijn op een zorgvuldige manier tot stand gekomen;
  • bevatten geen tegenstrijdigheden;
  • zijn voldoende begrijpelijk.
Het is aan eiser om aan te voeren en zo nodig aannemelijk te maken dat rapporten niet aan de drie voorwaarden voldoen of dat de medische beoordeling niet klopt. Voor het aannemelijk maken dat de medische beoordeling onjuist is, is in principe een rapport van een arts of medisch behandelaar noodzakelijk.
Medische beoordeling
3. Eiser voert aan dat de medische beoordeling onjuist is, omdat de verzekeringsarts bezwaar en beroep zijn beperkingen heeft onderschat. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft er bij de medische beoordeling geen rekening mee gehouden dat er niet aangeboren hersenletsel (NAH) bij eiser is vastgesteld. Eiser heeft, om dit te onderbouwen, een neuropsychologisch rapport van 17 maart 2023, een e-mailbericht van de neuropsycholoog van 17 mei 2023, een behandelplan van [geestelijke gezondheidszorg] van 17 juli 2023 en een brief van zijn senior begeleider thuis bij [zorgorganisatie] van 23 augustus 2023 ingebracht.
4. Op 18 september 2023 heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep gerapporteerd dat de diagnose NAH niet wordt onderbouwd. De ingebrachte informatie is in lijn met de al bekende gegevens. Het neuropsychologisch onderzoek biedt geen steun voor het aannemen van aanvullende beperkingen. Er zijn al diverse psychische beperkingen aangegeven, die zeker in combinatie met de al forse urenbeperking, de problematiek van eiser meer dan recht doen, aldus de verzekeringsarts bezwaar en beroep.
5. De rechtbank kan de verzekeringsarts bezwaar en beroep hierin volgen en ziet geen aanleiding voor het oordeel dat de medische beoordeling onjuist is. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in de FML van 1 september 2022 een groot aantal beperkingen aangenomen in de rubrieken persoonlijk en sociaal functioneren, fysieke omgevingseisen en werktijden, waaronder een urenbeperking van 4 uur per dag en 20 uur per week. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft voldoende inzichtelijk gemotiveerd waarom deze beperkingen passend zijn voor eiser. Uit de medische informatie die eiser in beroep heeft ingebracht, blijkt niet dat er sprake is van NAH. Er blijkt ook niet uit dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep de gezondheidstoestand van eiser op de datum in geding niet goed in beeld had. De beroepsgrond slaagt niet.
Arbeidskundige beoordeling
6. De rechtbank volgt eiser ook niet in zijn standpunt dat de in bezwaar geduide functies niet passend zijn. De rechtbank gaat uit van de juistheid van de beperkingen die de verzekeringsarts bezwaar en beroep bij eiser heeft aangenomen en zoals die zijn vastgelegd in de FML van 1 september 2022. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft in het rapport van 8 september 2022 voldoende gemotiveerd dat de drie geduide functies in overeenstemming zijn met de belastbaarheid van eiser zoals omschreven in die FML. De rechtbank ziet daarom geen aanleiding voor het oordeel dat eiser deze functies niet zou kunnen verrichten. Op grond van deze functies heeft de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep de mate van arbeidsongeschiktheid per
1 augustus 2022 vastgesteld op 58,67%. De beroepsgrond slaagt niet.

Conclusie en gevolgen

7. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat het Uwv terecht de hoogte van de
WIA-uitkering niet heeft gewijzigd omdat eiser in arbeidsongeschiktheidsklasse
55-65% blijft. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. V.E.H.G. Visser, rechter, in aanwezigheid van
mr. J.M.T. Bouwman, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
20 februari 2024.
griffier
rechter
de rechter is verhinderd om deze uitspraak mede te ondertekenen
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.