ECLI:NL:RBMNE:2024:1147

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
29 februari 2024
Publicatiedatum
29 februari 2024
Zaaknummer
16/069844-21 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het opzettelijk niet verstrekken van benodigde gegevens aan de gemeentelijke sociale dienst met betrekking tot bijstandsuitkering en participatiewet uitkering

Op 29 februari 2024 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte die tussen 1 januari 2012 en 20 november 2018 opzettelijk heeft nagelaten om tijdig de benodigde gegevens te verstrekken aan de gemeente Huizen en de Sociale Dienst. Deze gegevens waren van belang voor de hoogte van zijn bijstandsuitkering en participatiewet uitkering. De verdachte had meerdere bankrekeningen waar hij grote bedragen op ontving, verkregen door gokken, maar deze informatie niet doorgegeven aan de uitkeringsinstanties. Ondanks herhaalde waarschuwingen over zijn inlichtingenplicht, heeft hij dit nagelaten. De rechtbank concludeert dat de verdachte opzettelijk heeft gehandeld, en dat hij zich bewust was van de gevolgen van zijn nalatigheid. De rechtbank houdt rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn gokverslaving en de noodzaak om het benadelingsbedrag terug te betalen. Uiteindelijk wordt de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 160 uren, waarvan 80 uren voorwaardelijk met een proeftijd van 1 jaar. De rechtbank benadrukt de ernst van de uitkeringsfraude en de impact daarvan op de sociale zekerheid.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummer: 16/069844-21 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 29 maart 2024
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1956] te [geboorteplaats] ,
wonende aan [adres] te [woonplaats] ,
hierna te noemen: verdachte

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 16 februari 2024.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. M. Kamper en van hetgeen verdachte en zijn raadsvrouw mr. M.C. Boucher, advocaat te Amsterdam, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt erop neer dat verdachte:
in de periode van 1 januari 2012 tot en met 20 november 2018 in Huizen opzettelijk heeft nagelaten tijdig de benodigde gegevens te verstrekken aan de gemeente en/of de Sociale dienst die van belang zijn voor (de hoogte van) zijn bijstandsuitkering en/of zijn participatiewet uitkering, namelijk alle bankrekeningen waarover verdachte kon beschikken en zijn gokinkomsten.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het tenlastegelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft ten aanzien van het bewijs geen verweren gevoerd.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen [1]
1. De
verklaring van verdachteter terechtzitting van 16 februari 2024, zakelijk weergegeven:
De rekening bij ING eindigend op [rekeningnummer] heb ik geopend zonder medeweten van mijn vrouw en kinderen. Ik deed dit zodat ik deze rekening kon gebruiken om te gokken. Deze rekening was geheim, niemand wist ervan. Het klopt dat ik deze rekening niet heb doorgegeven aan de uitkeringsinstanties.
2. Verbalisant [verbalisant] heeft in het
proces-verbaal uitkeringsfraudevan 12 maart 2021 het volgende gerelateerd, zakelijk weergegeven:
Gedurende een rechtmatigheidsonderzoek van 26 oktober 2018, uitgevoerd door de dienst van de gemeente Huizen, is het de klantmanager van de dienst opgevallen dat er in Suwinet diverse bankrekeningen zichtbaar waren die niet bekend waren bij de dienst. [verdachte] en [A] zijn hiermee geconfronteerd tijdens een gesprek op 14 november 2018 en na de confrontatie heeft [verdachte] twee ontbrekende bankrekeningen ( [rekeningnummer] en [rekeningnummer] ) ingevuld. [2]
Aan [verdachte] en [A] is door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Huizen, vanaf 10 februari 2010 een uitkering toegekend, ingevolge de WWB. Aan [verdachte] en [A] is door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Huizen, vanaf 01 januari 2015 een uitkering toegekend, ingevolgde de PW. [3]
Door de dienst is onderzoek gedaan naar de door [verdachte] tijdens de bezwaarprocedure geleverde bankafschriften. Uit deze bankafschriften is naar voren gekomen dat er in de uitkeringsperiode van [verdachte] en [A] , te weten 10 februari 2010 tot 30 november 2018, grote geldbedragen zijn gestort. Het gaat hier in totaal om 115 stortingen voor een totaalbedrag van € 158.135,80. [4]
De dienst heeft over de genoemde benadelingsperiode een bedrag van € 114.517,38 aan ten onrechte uitgekeerde bijstand van [verdachte] en [A] teruggevorderd. [5]
Bewijsoverweging
Opzettelijk schenden inlichtingenplicht
Verdachte wordt verweten dat hij opzettelijk niet de benodigde gegevens aan de gemeentelijke sociale dienst heeft verstrekt die van belang zijn voor de (hoogte van de) bijstandsuitkering en de participatiewet uitkering die hij heeft ontvangen. Op basis van het dossier neemt de rechtbank als vaststaand aan dat verdachte heeft nagelaten tijdig mee te delen dat hij (ook) over een bankrekening bij ING eindigend op [rekeningnummer] (hierna: de ING rekening) en een bankrekening bij ABN eindigend op [rekeningnummer] (hierna: de ABN rekening) beschikte en dat hij geen melding heeft gemaakt van de inkomsten die hij ontving. De vraag die voorligt is of dit ook opzettelijk is gebeurd. Naar het oordeel van de rechtbank is dit het geval. Zij licht dit als volgt toe.
Het dossier bevat onder meer een door verdachte op 25 maart 2010 ondertekend aanvraagformulier voor een uitkering op grond van de Wet Werk en Bijstand (WWB). In dat formulier staat, vlak voor de ondertekening, de tekst:
“Ik weet dat ik alle veranderingen in mijn omstandigheden meteen moet doorgeven aan de Gemeentelijke Sociale Dienst"en
"Ik weet dat ik strafbaar ben als ik informatie en/of wijzigingen niet, onjuist of onvolledig doorgeef". Verdachte is dus al bij het aanvragen van deze uitkering gewezen op zijn verplichtingen in het kader van de aan hem verstrekte uitkering, waarvoor hij ook heeft getekend. Op 10 juni 2010 is de bijstandsuitkering toegekend. In de brief die verdachte hierover heeft ontvangen is hij opnieuw gewezen op zijn inlichtingenplicht. Hierin staat namelijk dat verdachte verplicht is alle wijzigingen door te geven die mogelijk belangrijk zijn voor zijn recht op uitkering, dat hij moet meewerken aan de voortgangsonderzoeken die regelmatig worden verricht en dat wijzigingen in zijn persoonlijke, gezins- of financiële situatie moeten worden doorgegeven met het wijzigingsformulier.
De ING rekening is door verdachte op 28 september 2010 geopend en hij ontving vanaf het najaar van 2010 bedragen op deze rekening. Dit is een verandering in de situatie waarvan verdachte opgave had moeten doen bij de gemeentelijke sociale dienst.
In de periode na 28 september 2010 hebben meerdere heronderzoeken plaatsgevonden in het kader waarvan verdachte herhaaldelijk (namelijk op 23 december 2010, 20 april 2012, 17 februari 2015 en 16 september 2016) is gevraagd over welke privé- en spaarrekeningen hij beschikte en welke inkomsten hij had. Ook bij deze heronderzoeken is verdachte weer gewezen op zijn inlichtingenplicht. Over de periode van 6 juni 2014 tot 11 september 2014 is verdachte bovendien uitgesloten van bijstand, omdat hij in die periode gedetineerd is geweest en bleek dat de zoon van verdachte bij hem inwoonde. In de brief waarin verdachte over dit besluit wordt geïnformeerd wordt hij opnieuw gewezen op zijn inlichtingenplicht.
Uit het voorgaande volgt dat verdachte wist, althans had moeten weten, dat gegevens over zijn financiële en persoonlijke omstandigheden van belang waren voor de (hoogte of duur van) de verstrekking van zijn uitkeringen. Hij is hier niet alleen herhaaldelijk op gewezen, maar hij heeft dit ook ondervonden doordat hij gedurende een periode in zijn uitkering is gekort. Hij wist dus ook dat het niet verstrekken van die gegevens gevolgen voor hem kon hebben. Door die benodigde gegevens dan toch niet te verstrekken en de betreffende rekeningen – zoals hij zelf heeft verklaard – bewust geheim te hebben gehouden staat ook het opzettelijk nalaten daarvan vast. Voor zover bij verdachte – al dan niet ten gevolge van een taalbarrière – sprake zou zijn geweest van onduidelijkheid over zijn verplichtingen, geldt dat het op zijn weg had gelegen hier meer informatie over in te winnen. Ook de omstandigheid dat verdachte bij het gokken veel geld is verloren, zoals door hem ter terechtzitting is aangevoerd, doet aan het voorgaande niet af. Verdachte kon vrijelijk beschikken over de bedragen. Dat hij dit (gedeeltelijk) heeft uitgegeven in casino’s en er daarom niets aan over heeft gehouden, maakt niet dat hier geen sprake is geweest van inkomsten. Daarbij komt dat het gaat er om gaat dat de gemeentelijke sociale dienst aan de hand van alle relevante informatie moet kunnen beoordelen of verdachte nog recht heeft op een uitkering en zo ja, op welk bedrag. De rechtbank acht daarom wettig en overtuigend bewezen dat verdachte uitkeringsfraude heeft gepleegd tussen 1 januari 2012 en 20 november 2018.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
in de periode van 01 januari 2012 tot en met 20 november 2018 te Huizen, in strijd met een hem bij of krachtens wettelijk voorschrift opgelegde verplichting, te weten artikel 17 Wet Werk en Bijstand en/of artikel 17 Participatiewet, (telkens) opzettelijk heeft nagelaten tijdig de benodigde gegevens te verstrekken, en dit feit kon strekken tot bevoordeling van zichzelf of een ander, terwijl hij, verdachte (telkens) wist, althans redelijkerwijze moest vermoeden dat die gegevens van belang waren voor de vaststelling van verdachtes of eens anders recht op een verstrekking of tegemoetkoming, te weten een (bijstands)uitkering krachtens die Wet Werk en Bijstand en/of die de Participatiewet, dan wel voor de hoogte of de duur van die verstrekking of tegemoetkoming, immers heeft hij, verdachte, (telkens) opzettelijk nagelaten tijdig en/of volledig de gemeente Huizen en/of de Sociale Dienst op de hoogte te stellen van
- Alle bankrekeningen waarover hij, verdachte, kon beschikken, en/of
- De inkomsten die hij, verdachte, vergaarde uit (online) gokken.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:
in strijd met een hem bij of krachtens wettelijk voorschrift opgelegde verplichting, opzettelijk nalaten tijdig de benodigde gegevens verstrekken, terwijl het feit kan strekken tot bevoordeling van zichzelf of een ander, en terwijl hij weet of redelijkerwijze moet vermoeden dat de gegevens van belang zijn voor de vaststelling van zijn of eens anders recht op een verstrekking of tegemoetkoming of voor de hoogte of de duur van een dergelijke verstrekking of tegemoetkoming.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door haar bewezen geachte te veroordelen tot:
  • een gevangenisstraf van vijf maanden geheel voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, en;
  • een taakstraf van 160 uren, indien niet of niet naar behoren verricht te vervangen door 80 dagen hechtenis.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht bij het opleggen van een straf rekening te houden met het feit dat de tenlastelegging ziet op een zeer oud feit. Verder heeft de verdediging verzocht bij bewezenverklaring rekening te houden met de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de gevolgen die verdachte reeds van het tenlastegelegde ondervindt. Voor wat betreft de persoonlijke omstandigheden van verdachte heeft de verdediging onder andere gewezen op de gezondheidsproblemen waarmee verdachte kampt.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Aard en ernst van het feit
Verdachte heeft zich gedurende een periode van meerdere jaren schuldig gemaakt aan uitkeringsfraude, door bij de uitkeringsinstanties geen melding te maken van een tweetal bankrekeningen die door hem werden gebruikt om in het geheim te kunnen gokken. De uitkeringsinstanties zijn hierdoor niet in staat geweest om vast te stellen of verdachte in de periode van 1 januari 2012 tot en met 20 januari 2018 recht had op een uitkering en, zo ja, wat hier de hoogte van moest zijn. Het benadelingsbedrag is berekend op € 114.517,38.
Verdachte heeft met zijn handelen misbruik gemaakt van het stelsel van sociale zekerheid zoals dat in Nederland geldt. Een uitkering is bedoeld om mensen die om wat voor reden dan ook niet in hun eigen inkomen kunnen voorzien, te verzekeren van een aanvaardbaar inkomen. Bijstandsfraude doet afbreuk aan de solidariteit en het draagvlak in de samenleving voor het stelsel van sociale voorzieningen en heeft tot gevolg dat het sociale stelsel wordt ondermijnd. De mensen die op dit stelsel zijn aangewezen worden hiervan uiteindelijke de dupe. De rechtbank rekent het verdachte aan dat hij gedurende een lange periode bewust misbruik heeft gemaakt van sociale voorzieningen, waarbij sprake is van een fors benadelingsbedrag. Het is extra wrang dat de fraude niet was ingegeven uit een behoefte te voorzien in het levensonderhoud van zijn gezin, maar te maken had met zijn persoonlijke drang naar gokken.
De persoon van verdachte
Bij haar beslissing heeft de rechtbank rekening gehouden met een uittreksel uit de justitiële documentatie van verdachte van 18 januari 2024 waaruit blijkt dat verdachte eerder, maar niet recent, voor soortgelijke feiten is veroordeeld. Verder heeft de rechtbank rekening gehouden met de tijdens de terechtzitting naar voren gebrachte persoonlijke omstandigheden van verdachte, waaronder zijn gezondheidssituatie en het feit dat verdachte het benadelingsbedrag moet terugbetalen. Verdachte heeft ter terechtzitting toegelicht dat hij hiervoor een betalingsregeling heeft getroffen en iedere maand € 75,- euro aflost.
Verder heeft de rechtbank bij haar beslissing rekening gehouden met het reclasseringsadvies van Inforsa, opgesteld door reclasseringsmedewerker S.G. Huizing. De reclassering schrijft hierin dat sinds de vrouw en kinderen van verdachte op de hoogte zijn van de gokverslaving zij strakke regels hebben ingezet om te voorkomen dat betrokkene weer gaat gokken. Verdachte krijgt zakgeld, heeft geen toegang tot de bankrekening, moet laten weten waar hij heen gaat en mag geen auto meer rijden. De reclassering ziet het steunende netwerk van verdachte en zijn stabiele huisvesting als beschermende factoren. De risicofactoren liggen volgens de reclassering vooral op het gebied van de financiën van verdachte en zijn forse gokverslaving. Gezien de beschermende factoren en de vergeetachtigheid van betrokkene acht de reclassering het inzetten van interventies in het kader van een toezicht niet geïndiceerd. Zij ziet geen meerwaarde van een eventueel op te leggen toezicht en adviseert bij veroordeling een straf op te leggen zonder bijzondere voorwaarden. Daarbij geldt dat de reclassering een gevangenisstraf voor verdachte niet als passend ziet gelet op zijn pensioengerechtigde leeftijd en vanwege zijn gezondheid die achteruit lijkt te gaan. Omdat verdachte op dit moment een minimaal inkomen heeft en nog een grote schuld moet betalen vanwege de tenlastegelegde feiten vindt de reclassering het opleggen van een financiële sanctie niet haalbaar. Een taakstraf is volgens de reclassering wel mogelijk.
De op te leggen straf
Bij de bepaling van de hoogte van de straf betrekt de rechtbank de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). Deze oriëntatiepunten gaan voor fraude met een benadelingsbedrag van tussen de € 70.000,- en € 125.000,- uit van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van tussen de vijf en negen maanden, dan wel een taakstraf in combinatie met een voorwaardelijke gevangenisstraf.
De rechtbank heeft in strafverminderende zin rekening gehouden met het tijdsverloop sinds de ten laste gelegde feiten. Ook houdt de rechtbank in strafverminderende zin rekening met de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
Alles overwegende is de rechtbank van oordeel dat een taakstraf voor de duur van 160 uren, waarvan 80 uren voorwaardelijk, met een proeftijd van 1 jaar passend en geboden is. Gelet op de persoonlijke omstandigheden van verdachte acht de rechtbank het, anders dan de officier van justitie, niet nodig en ook niet passend om hiernaast ook nog een voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen.

9.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 227b van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

10.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde feit bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een
taakstrafvan
160 (honderdzestig) uren;
- beveelt dat voor het geval verdachte de taakstraf niet of niet naar behoren verricht de taakstraf wordt vervangen door
80 (tachtig)dagen hechtenis;
- bepaalt dat van deze taakstraf een gedeelte van
80 (tachtig) urenniet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene voorwaarde niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een proeftijd van
1 (één)jaren vast;
- als voorwaarde geldt dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Dit vonnis is gewezen door mr. S. Mosterd, voorzitter, mr. R.P.P. Hoekstra en
mr. L.L. Veendrick, rechters, in tegenwoordigheid van mr. L. van Dieren, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 29 februari 2024.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat hij:
in of omstreeks de periode van 01 januari 2012 tot en met 20 november 2018 te Huizen, althans in Nederland, in strijd met een hem bij of krachtens wettelijk voorschrift opgelegde verplichting, te weten artikel 17 Wet Werk en Bijstand en/of artikel 17 Participatiewet, (telkens) opzettelijk heeft nagelaten tijdig de benodigde gegevens te verstrekken, en dit feit kon strekken tot bevoordeling van zichzelf of een ander, terwijl hij, verdachte (telkens) wist, althans redelijkerwijze moest vermoeden dat die gegevens van belang waren voor de vaststelling van verdachtes of eens anders recht op een verstrekking of tegemoetkoming, te weten een (bijstands)uitkering krachtens die Wet Werk en Bijstand en/of die de Participatiewet, dan wel voor de hoogte of de duur van die verstrekking of tegemoetkoming,
immers heeft hij, verdachte, (telkens) opzettelijk nagelaten tijdig en/of volledig de gemeente
Huizen en/of de Sociale Dienst op de hoogte te stellen van
- Alle bankrekeningen waarover hij, verdachte, kon beschikken, en/of
- De inkomsten die hij, verdachte, vergaarde uit (online) gokken.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreffen dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 12 maart 2021, genummerd 190007 opgemaakt door de Sociale Recherche Gooi en Vechtstreek, doorgenummerd 1 t/m 171. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Pagina 3.
3.Pagina 4.
4.Pagina 14.
5.Pagina 16.