ECLI:NL:RBMNE:2024:1139

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
13 maart 2024
Publicatiedatum
29 februari 2024
Zaaknummer
UTR 2/4731
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen omgevingsvergunning voor legalisatie dakterras afgewezen

In deze zaak heeft de rechtbank Midden-Nederland op 13 maart 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een omgevingsvergunning voor de legalisatie van een dakterras. Eiser, woonachtig aan de [pand 1] in [woonplaats], heeft bezwaar gemaakt tegen de vergunning die door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Gooise Meren aan de vergunninghouder is verleend. De vergunninghouder heeft een dakterras gerealiseerd op de uitbouw van zijn woning, wat heeft geleid tot bezwaren van eiser met betrekking tot geluidsoverlast en schending van privacy.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) van toepassing is, aangezien de aanvraag voor de omgevingsvergunning vóór de inwerkingtreding van de Omgevingswet is ingediend. De rechtbank heeft de beroepsgronden van eiser beoordeeld en geconcludeerd dat het college terecht de omgevingsvergunning heeft verleend. De rechtbank oordeelt dat het dakterras niet leidt tot onevenredige geluidsoverlast en dat de privacy van eiser niet onredelijk wordt aangetast. De rechtbank heeft daarbij de afstand van het dakterras tot de woning van eiser en de bestaande situatie in de stedelijke omgeving in overweging genomen.

De rechtbank heeft geoordeeld dat het college in redelijkheid tot zijn besluit heeft kunnen komen en dat de belangen van eiser voldoende zijn afgewogen. Het beroep van eiser is ongegrond verklaard, wat betekent dat hij geen gelijk heeft gekregen en geen vergoeding van proceskosten ontvangt. De uitspraak is openbaar gedaan en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 22/4731

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 13 maart 2024 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Gooise Meren

(gemachtigde: H. Schuit).
Als derde-partij neemt aan de zaak deel: [vergunninghouder] uit [woonplaats] (vergunninghouder).

Inleiding

1. Eiser woont in het pand aan de [pand 1] in [woonplaats] . Aan de achterzijde grenst deze woning aan het perceel [perceel] in [woonplaats] (het perceel). Op de uitbouw van de woning op het perceel is een dakterras gerealiseerd. Met het primaire besluit van 21 december 2021 heeft het college aan vergunninghouder een omgevingsvergunning voor het legaliseren van het dakterras verleend. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit.
1.1.
Met het bestreden besluit van 25 augustus 2022 heeft het college besloten het bezwaar gegrond te verklaren en het primaire besluit te herroepen. Het college heeft een nieuw besluit genomen met dezelfde strekking als het primaire besluit onder aanvulling van de motivering en met een andere grondslag en met een extra voorschrift.
1.2.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
1.3.
Het college heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.4.
De rechtbank heeft het beroep op 31 januari 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser en de gemachtigde van het college. Vergunninghouder is niet verschenen.

Beoordeling door de rechtbank

2. Op 1 januari 2024 is de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) ingetrokken en is de Omgevingswet in werking getreden. Omdat voor die datum de aanvraag om de omgevingsvergunning is ingediend, is in deze zaak de Wabo met de onderliggende regelingen nog van toepassing. Dat volgt uit het overgangsrecht van artikel 4.3 van de Invoeringswet Omgevingswet.
3. De rechtbank beoordeelt in deze uitspraak of het college terecht de omgevingsvergunning heeft verleend. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
4. Het beroep is ongegrond
.Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Toetsingskader
5. Het perceel heeft op grond van het bestemmingsplan ‘Oudere Dorp’ (het bestemmingsplan) de enkelbestemming ‘Wonen’ en dubbelbestemming ‘Waarde – Archeologie – 2’. [1] De uitbouw, waarop het dakterras is gerealiseerd, is vergunningsvrij. Het bouwplan is voor wat betreft de bouwhoogte in strijd met het bestemmingsplan. Het bestemmingsplan kent geen binnenplanse afwijkingsmogelijkheden om het dakterras te legaliseren.
6. Het college heeft met het bestreden besluit de omgevingsvergunning verleend met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, aanhef en onder a, sub 2o, van de Wabo in samenhang met artikel 4, aanhef en onderdeel 4 van Bijlage II bij het Besluit omgevingsrecht (Bor), dus met toepassing van – kort gezegd – de kruimelgevallenregeling. Niet in geschil is dat het dakterras hieronder valt.
7. De rechtbank stelt voorop dat het college bij zijn besluitvorming over aanvragen die in strijd zijn met het bestemmingsplan beleidsruimte heeft. Als het college van mening is dat de activiteit waarvoor een omgevingsvergunning wordt aangevraagd in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening, kan hij ervoor kiezen om zijn bevoegdheid tot afwijking van het bestemmingsplan al dan niet te gebruiken. De rechtbank toetst of het college met de motivering van het bestreden besluit bij een afweging van de betrokken belangen in redelijkheid tot zijn besluit heeft kunnen komen.
Heeft het college een nadere motivering gegeven?
8. Eiser voert aan dat het college het advies van de bezwaarschriftencommissie niet heeft opgevolgd. Volgens het advies heeft het college in de omgevingsvergunning onvoldoende gemotiveerd waarom de privacy belangen van eiser in dit geval niet onevenredig worden aangetast. Het college heeft in het bestreden besluit niets nieuws gemeld, zo voert eiser aan. Omdat in het bestreden besluit geen nadere motivering in aanvulling op de omgevingsvergunning is opgenomen, kleeft volgens eiser aan het bestreden besluit een motiveringsgebrek.
9. In de omgevingsvergunning heeft het college zich op het standpunt gesteld dat de belangen van omwonenden door de legalisatie van het dakterras niet worden geschaad en er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ruimtelijke structuur. De privacy van de omliggende percelen wordt naar het oordeel van het college niet onevenredig aangetast. Het perceel van eiser ligt op meer dan twee meter van het dakterras. Ook is het achtererfgebied van zeer beperkte omvang en geheel omsloten/ingebouwd door de gebouwen van [pand 2] en [pand 3] en afgesloten van het overige achtererfgebied van het stedenbouwkundig blok. De aangrenzende panden, [pand 4] en [pand 1] , kennen eenzelfde situatie als het perceel. Hierdoor zal de omgevingsvergunning geen precedent opleveren in de omgeving, omdat deze drie woningen een andere opzet kennen dan de rest van de omgeving. Ook betreft de voorliggende aanvraag een legalisatie van een dakterras dat al zeer geruime tijd aanwezig is en dat nu in een beperktere vorm gelegaliseerd wordt.
10. In het bestreden besluit wordt door het college aanvullend uitgelegd dat de grens van twee meter voortvloeit uit de bepaling van artikel 5:50, lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW). [2] Op grond daarvan is het niet toegestaan om binnen twee meter van de erfgrens een dakterras te hebben voor zover deze uitzicht geeft op het naburig erf. Alleen een evidente privaatrechtelijke belemmering [3] is reden om de omgevingsvergunning te weigeren. Daarvan is in dit geval geen sprake omdat de afstand van de erfgrens tot het dakterras meer dan twee meter is. Ook volgt uit luchtfoto’s dat het dakterras al minimaal negen jaar op de uitbouw staat. Daarnaast betreft het een legalisatie van een al bestaande situatie. Tot slot wijst het college erop dat eiser in een dichtbevolkte stedelijke omgeving woont met een hoge bebouwingsdichtheid, waardoor volgens vaste rechtspraak enige geluidsoverlast en schending van de privacy niet onaanvaardbaar wordt geacht.
11. De rechtbank overweegt op grond van het voorgaande dat het college in het bestreden besluit een nadere motivering heeft gegeven waarom hij van mening is dat de privacy belangen van eiser in dit geval niet onevenredig worden aangetast. Het college heeft het advies van de bezwaarschriftencommissie dus opgevolgd, nog daargelaten dat het advies van de bezwaaradviescommissie slechts een advies is. Omdat deze grond van eiser geen doel treft, moet vervolgens getoetst worden of het college in redelijkheid tot zijn besluit heeft kunnen komen bij de afweging van de betrokken belangen.
Zijn de betrokken belangen voldoende afgewogen?
12. Eiser voert aan dat het college onvoldoende rekening heeft gehouden met zijn belangen. Eiser voelt zich hierdoor onevenredig benadeeld. Hij wijst in dat kader met name op de vrees voor geluidsoverlast en de schending van zijn privacy door het gebruik van het dakterras. Bovendien is niet al negen jaar sprake van een dakterras, zo voert eiser aan.
12. De rechtbank stelt vast dat partijen het erover eens zijn dat het dakterras al langere tijd op de uitbouw is gerealiseerd. Het betreft dus een legalisatie van een al langer bestaande situatie. Het college mocht dit standpunt betrekken in zijn belangenafweging. De rechtbank gaat dan ook niet verder in op de overwegingen die eiser hierover heeft aangedragen.
Leidt het gebruik van het dakterras tot onevenredige geluidsoverlast?
14. Eiser voert aan dat het dakterras heel dicht op zijn woning ligt. Vergunninghouder heeft aan eiser aangegeven dat zij graag permanent gebruik wil maken van het dakterras. Eiser vindt dat een probleem. Hij voert aan ook nu al geluidsoverlast te ondervinden. Vergunninghouder heeft een luide stem en werkt thuis, zij moet veel telefoneren. Eiser kan alle gesprekken van vergunninghouder volgen als het raam open staat. Omdat vergunninghouder heeft aangegeven ook graag buiten te willen gaan werken, vreest eiser nog meer geluidsoverlast. Op de zitting heeft eiser nog toegelicht dat hij ook geluidsoverlast verwacht, als vergunninghouder op het achterplaatsje gaat werken in plaats van op het dakterras. Wel kan de geluidsoverlast dan minder zijn omdat de schutting nog wat geluid kan tegenhouden.
14. De rechtbank acht het niet uitgesloten dat, door de ligging van het dakterras naast de woning van eiser, sprake zal zijn van enige geluidhinder. De rechtbank stelt vast dat het perceel in een stedelijke omgeving ligt. Het is vaste rechtspraak van de Afdeling [4] dat aan een stedelijke omgeving enige overlast inherent is. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat er geen recht bestaat op een blijvende situatie, dat ook nu al sprake is van geluidsoverlast en dat eiser in een stedelijke omgeving enige verandering en (geluid)overlast moet dulden. Daarnaast betreft het een legalisatie van een al langer bestaande situatie en heeft het college toegelicht dat hij nooit klachten van omwonenden over geluidsoverlast heeft ontvangen. Anders dan eiser aanvoert heeft het college de impact van het dakterras meegewogen in zijn belangenafweging. De rechtbank is met het college van oordeel dat het gebruik van het dakterras niet leidt tot onevenredige geluidsoverlast.
Leidt het gebruik van het dakterras tot onevenredige schending van de privacy?
16. Eiser voert aan dat vergunninghouder door de locatie van het dakterras op korte afstand rechtstreeks in zijn keuken en op zijn binnenplaats kan kijken. Hierdoor voelen eiser en zijn partner zich bespied. De aan de omgevingsvergunning verbonden voorwaarde om het hekwerk met doek ondoorzichtig te maken vindt eiser niet afdoende. Op de zitting licht eiser nog toe dat vergunninghouder nog andere mogelijkheden heeft om buiten te zitten. Omdat er een schutting tussen de binnenplaatsjes achter staat is daar geen probleem met de privacy.
16. Er is zeker sprake van een schending van de privacy van eiser. Ten aanzien van het betoog van eiser dat hij in zijn tuin en woning als gevolg van het dakterras geen privacy meer heeft, wordt het volgende overwogen. De omgevingsvergunning betreft een legalisatie van een al langer bestaande situatie. Er was dus al zicht op het perceel van eiser vanaf de dakopbouw van de woning van vergunninghouder. Het feit dat vergunninghouder ook een voor- en een achterplaatsje heeft, betekent niet dat het belang van eiser daardoor zwaarder moet wegen. Het college heeft kunnen aannemen dat als gevolg van de legalisatie, gelet op de afstand van meer dan de door de wet bepaalde afstand van twee meter én de voorwaarde, dat het hekwerk met een ondoorzichtig doek dicht gemaakt moet worden, de privacy van eiser niet onevenredig zal worden aangetast. Daarbij merkt de rechtbank nog op dat een bouwplan als het onderhavige niet ongebruikelijk is in een stedelijke omgeving waar mensen nu eenmaal dicht op elkaar wonen en daardoor enige hinder van elkaar hebben te dulden.

Tussenconclusie

18. Omdat het dakterras niet leidt tot onevenredige geluidsoverlast en schending van de privacy is de rechtbank van oordeel dat het college in redelijkheid tot zijn besluit heeft kunnen komen bij de afweging van de betrokken belangen

Conclusie en gevolgen

19. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiser geen gelijk krijgt. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.M. van der Linde, rechter, in aanwezigheid van mr. B.M.M. Tijink, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 13 maart 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Artikel 17 van de planregels van het bestemmingsplan.
2.Artikel 5:50, eerste lid, van het BW luidt: Tenzij de eigenaar van het naburige erf daartoe toestemming heeft gegeven, is het niet geoorloofd binnen twee meter van de grenslijn van dit erf vensters of andere muuropeningen, dan wel balkons of soortgelijke werken te hebben, voor zover deze op dit erf uitzicht geven.
3.Uit vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) volgt dat een privaatrechtelijke belemmering pas evident is als zonder nader onderzoek kan worden vastgesteld dat voor de realisering van een bouwwerk de toestemming van een ander is vereist en die ander die toestemming niet geeft en niet hoeft te geven, zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 30 augustus 2023, ECLI:NL:RVS:2023:3319.
4.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 15 juni 2022, ECLI:NL:RVS:2022:1640.