Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 23 februari 2024 in de zaak tussen
[eiser] , uit [woonplaats] , eiser
de Raad van bestuur van de Sociale Verzekeringsbank
Inleiding en procesverloop
Overwegingen
Vooraf: in welke situaties kan het recht op de toeslag herleven?
Waarom vindt de SVB dat eiser niet langer recht heeft op een de toeslag?
Heeft eiser in strijd gehandeld met de inlichtingenverplichting?
1) de partner vanwege de coronacrisis tijdelijk (meer) is gaan werken; en
2) dit werk in een cruciaal beroep betrof.
Eiser heeft uitgelegd dat het ten tijde van de verlening van de Wlz-indicatie in april 2020 door de net opgelaaide coronacrisis niet (goed) mogelijk was om dit in te zetten door thuiszorg en dagbesteding in te kopen. Eiser en zijn partner hebben er daarom voor gekozen om de zorg door de partner te laten verlenen en haar hiervoor door middel van een pgb te betalen. De rechtbank acht deze uitleg voldoende aannemelijk. Hiermee is voldaan aan eerste voorwaarde van de SB1297, namelijk dat de partner vanwege de coronacrisis (meer) is gaan werken. Het enkele feit dat de partner daarvoor al vrijwillig mantelzorg verleende, acht de rechtbank niet van doorslaggevend belang. Vrijwillige mantelzorg en zorg waarvoor op basis van een door het CIZ verleende indicatie een pgb wordt betaald zijn naar het oordeel van de rechtbank niet aan elkaar gelijk te stellen situaties. Dat er dus eerder ook zorg door de partner aan de schoonmoeder werd verleend, is daarom onvoldoende voor een ander oordeel.