ECLI:NL:RBMNE:2024:1132

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
29 februari 2024
Publicatiedatum
28 februari 2024
Zaaknummer
UT 24/103
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening voor urgentieverklaring in bestuursrechtelijke zaak

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 29 februari 2024 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening. Verzoeker, vertegenwoordigd door mr. G.J. de Kaste, heeft bezwaar gemaakt tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amersfoort, waarin zijn aanvraag voor een urgentieverklaring werd afgewezen. Verzoeker heeft op 8 januari 2024 de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen, omdat hij stelt dat zijn woonsituatie risico's voor zijn gezondheid met zich meebrengt. De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 22 februari 2024 behandeld, waarbij zowel verzoeker als de gemachtigde van het college aanwezig waren.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen. Hij oordeelt dat, hoewel er sprake is van een spoedeisend belang, de medische redenen die verzoeker aanvoert niet voldoende zijn om een urgentieverklaring te verlenen. De voorzieningenrechter wijst erop dat de medische problemen van verzoeker niet in directe relatie staan tot zijn huidige woonsituatie, die voortkomt uit een echtscheiding. De voorzieningenrechter concludeert dat het college niet verplicht was om een urgentieverklaring te verlenen op basis van de aangevoerde medische redenen, en dat de huidige opvangsituatie van verzoeker, hoewel niet ideaal, op dit moment zijn acute woonprobleem verhelpt.

De voorzieningenrechter heeft ook overwogen dat verzoeker inmiddels weer een postadres heeft en dat hij wordt ondersteund door een begeleider van de opvanginstelling. Gezien deze omstandigheden heeft de voorzieningenrechter geen aanleiding gezien om het college op te dragen een medisch deskundige in te schakelen. De uitspraak is openbaar uitgesproken en er is geen mogelijkheid voor hoger beroep of verzet tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 24/103

uitspraak van de voorzieningenrechter van 29 februari 2024 in de zaak tussen

[verzoeker] , uit [woonplaats] , verzoeker

(gemachtigde: mr. G.J. de Kaste),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amersfoort (het college),verweerder
(gemachtigde: J.H. de Vos).

Inleiding

Verzoeker heeft bij het college een aanvraag ingediend voor een urgentieverklaring. Aan deze aanvraag legt verzoeker zowel sociale als medische redenen ten grondslag. Die bestaan uit het volgende. Verzoeker beschikt doordat hij gaat scheiden van zijn partner niet langer over een woning. Dit is zijn sociale probleem. Verder heeft verzoeker verschillende medische problemen. Verzoeker heeft rugklachten en hartproblemen, waardoor zijn huidige woonsituatie risico’s voor zijn gezondheid met zich meebrengt. Dit zijn de medische redenen, waarvoor verzoeker urgentie aanvraagt.
Het college heeft de aanvraag met het bestreden besluit van 8 november 2023 afgewezen. Het college vindt dat verzoeker niet in aanmerking komt voor een urgentieverklaring, omdat hij niet voldoet aan de voorwaarden voor verlening zoals neergelegd in de Huisvestingsverordening Amersfoort 2022 [1] (de Huisvestingsverordening). Uit het dossier blijkt dat de kinderen van verzoeker met de echtgenote in de echtelijke woning kunnen blijven wonen. Zonder urgentie bestaat er dus geen risico dat de kinderen dakloos zullen worden. De relatieverbreking is daarom geen reden om vanwege sociale redenen een urgentieverklaring te verlenen. Verzoeker heeft verschillende medische problemen, maar uit het Wmo-besluit van 2 november 2023 blijkt niet dat er sprake is van een medische noodsituatie waarbij verhuizing op korte termijn noodzakelijk is. Ook medisch gezien is er daarom geen reden om een urgentieverklaring te verlenen.
3. Verzoeker heeft tegen het bestreden besluit bezwaar gemaakt. Op 8 januari 2024 heeft hij de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
4. De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 22 februari 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: verzoeker, de gemachtigde van verzoeker en de gemachtigde van het college.
Het verzoek
5. Verzoeker wil met het verzoek om voorlopige voorziening in de eerste plaats bereiken dat het college door een deskundige een medisch onderzoek laat uitvoeren. Verzoeker stelt dat zijn woonsituatie risico’s voor zijn gezondheid met zich mee brengt. Uit de brief van zijn cardioloog volgt dat de stress die verzoeker ervaart rondom zijn woonsituatie zorgelijk is. Verzoeker wil daarom dat wordt onderzocht of het college met toepassing van de hardheidclausule om medische redenen niet toch een urgentieverklaring moet verlenen. In de tweede plaats wil verzoeker met zijn verzoek bereiken dat de voorzieningenrechter het college opdraagt om hem een urgentieverklaring te verlenen.
Beoordeling door de voorzieningenrechter
6. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af. Hierna legt de voorzieningenrechter uit hoe hij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
7. Op grond van artikel 8:81 van de Awb [2] kan de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, als tegen een besluit bezwaar is gemaakt, op verzoek een voorlopige voorziening treffen wanneer onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
8. De voorzieningenrechter oordeelt dat spoedeisend belang in deze zaak in beginsel is gegeven. Verzoeker heeft weliswaar een kamer in de opvangvoorziening van [instelling] op de [.] , maar verzoeker zit dit niet als een goede oplossing voor zijn woonruimteprobleem en hij zegt dat dit een risico vormt voor zijn gezondheid. De voorzieningenrechter zal daarom beoordelen of het bezwaar een redelijke kans van slagen heeft en verzoekers belangen zodanig spoedeisend zijn dat hoe dan ook een maatregel moet worden getroffen.
9. De voorzieningenrechter geeft in deze uitspraak geen oordeel over de gronden die zien op de sociale redenen om een urgentieverklaring te verlenen. Tijdens de zitting heeft verzoeker aangegeven dat in zijn sociale problemen niet de reden ligt waarom hij om een voorlopige voorziening vraagt.
10. De voorzieningenrechter ziet in de aangevoerde medische redenen van verzoeker geen reden om een voorlopige voorziening te treffen. De voorzieningenrechter overweegt als volgt. In de Huisvestingsverordening is bepaald dat iemand om medische redenen een urgentievergunning kan krijgen als:
1. Uit medisch oogpunt een snellere oplossing van het huisvestingsprobleem noodzakelijk is, waarbij er een relatie moet bestaan tussen de medische problemen en de huidige woonsituatie. Dit moet blijken uit een advies van een door het college ingeschakelde medisch deskundige. Ook moet er naar het oordeel van het college geen andere mogelijkheid bestaan om het woonruimteprobleem op te lossen;
2. Op grond van de Wmo een verhuiskostenvergoeding is toegekend, waaruit blijkt dat verhuizing op korte termijn nodig is en er naar het oordeel van het college geen andere mogelijkheid bestaat om het woonruimteprobleem op te lossen.
Deze beide situaties zijn in het geval van verzoeker niet aan de orde. Het woonprobleem van verzoeker is niet ontstaan door zijn medische problemen. Zijn woonprobleem is ontstaan door de echtscheiding. Niet gebleken is dat er een relatie bestaat tussen de rug- en hartklachten van verzoeker en het ontstaan van het woonprobleem. Dit betekent dat het college deze medische grond naar voorlopig oordeel niet als reden voor het verlenen van urgentie hoefde te zien. De vraag rest dan of het college aan verzoeker een urgentieverklaring kan verlenen door de hardheidsclausule [3] toe te passen en hierbij met de medische situatie rekening te houden.
11. De voorzieningenrechter overweegt dat voor het toepassen van de hardheidsclausule mede bepalend is of het woonprobleem op een andere manier kan worden verholpen. Op dit moment is de situatie van verzoeker als volgt. Verzoeker beschikt over een kamer in de woonvoorziening op de [.] van [instelling] . Verzoeker verbleef daar ten tijde van de zitting ongeveer een week en hij heeft een begeleider waar hij vertrouwen in heeft. De insteek van deze opvangplek is dat [instelling] verzoeker begeleidt bij het vinden van een voor verzoeker geschikte woonvorm. Het college stelt tijdens de zitting dat het de maar de vraag is of verzoeker met verlening van een urgentieverklaring sneller een geschikte woonplek krijgt, dan wanneer hij begeleid door [instelling] hiernaar op zoek gaat. De voorzieningenrechter begrijpt dat de huidige opvangplek op lange termijn niet ideaal is en dat een andere woonplek verzoeker meer rust kan brengen. Wat hiervan ook zij, het acute woonprobleem van verzoeker is op dit moment verholpen. De voorzieningenrechter ziet daarom geen reden om de gevraagde voorziening te treffen in de vorm van urgentieverlening.
11. Voor zover verzoeker wijst op de stress die hij ervaart door zijn (huidige) woonsituatie, is dit geen reden om het college op te dragen een medisch deskundige in te schakelen. Op dit moment is niet voldoende aannemelijk verzoekers medische situatie doorslaggevend is. Hierbij vindt de voorzieningenrechter van belang dat de situatie is beoordeeld na de hartaanval van verzoeker, dat de stress van verzoeker slechts deels te relateren is aan de onzekerheid rond zijn woonsituatie en dat hij inmiddels onderdak heeft. De cardioloog heeft aangegeven dat verzoeker ook veel stress ervaart door de privé-situatie. Ter zitting heeft verzoeker benoemt ook veel onrust te ervaren rondom zijn echtscheiding en de onderhandelingen over de omgangsregeling met zijn kinderen. Een andere belangrijke factor is dat verzoeker tijdelijk geen postadres had, waardoor hij problemen kreeg met zijn zorgverzekering en zijn uitkering van het Uwv. Inmiddels heeft verzoeker weer een postadres en wordt hij met deze praktische problemen geholpen door onder meer zijn begeleider bij [instelling] . Op zitting is namens het college gesteld dat het college hierover contact zal blijven onderhouden met de begeleider van [instelling] . Onder al deze omstandigheden ziet de voorzieningenrechter geen aanleiding om het college op te dragen een medisch deskundige in te schakelen in het kader van de beoordeling van toepassing van de hardheidsclausule. Ook dit verzoek wordt daarom afgewezen.

Conclusie en gevolgen

13. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af. Op dit moment is niet gebleken dat het bestreden besluit niet in stand kan blijven. De voorzieningenrechter draagt het college niet op om medisch onderzoek te verrichten en ook niet om verzoeker een urgentieverklaring te verlenen. Dat betekent dat verzoeker geen gelijk krijgt. Voor vergoeding van het griffierecht of een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. P.J.M. Mol, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. R.G.A. Beijen, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 29 februari 2024.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Zie artikel 16, tweede lid en onder d, artikel 19, eerste lid en onder b, artikel 19, derde lid en onder c, en artikel 19, vierde lid en onder f van de Huisvestingsverordening.
2.Algemene wet bestuursrecht.
3.Zie artikel 38 van de Huisvestingsverordening.