4.3Het oordeel van de rechtbank
Vrijspraak ter zake parketnummer 16-111335-23
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder parketnummer 16-111335-23 ten laste gelegde heeft begaan.
De rechtbank heeft op basis van het voorliggende procesdossier twijfels over het opzet van verdachte op overtreding van het gebiedsverbod. Uit de mededeling van de politie, zoals weergegeven in het proces-verbaal van bevindingen op pagina 7, volgt namelijk dat zij ervan uit gaan dat verdachte zich (tijdens bepaalde uren) wél bij daklozenopvang [daklozenopvang] aan het [straat 2] [nummer] mocht bevinden, terwijl dat weer niet blijkt uit het betreffende gebiedsverbod. Onder die omstandigheden is aannemelijk dat er onduidelijkheid bij verdachte kon bestaan over de vraag of hij zich daar ter plaatse mocht bevinden. De rechtbank wordt in haar overtuiging gesterkt door het eerdere gebiedsverbod van verdachte van 21 juni 2022, zoals weergegeven op pagina 43 en 47 (kaartje) van het procesdossier, waaruit volgt dat in dat verbod het [straat 2] géén onderdeel van het verboden gebied uitmaakte.
Gelet op het ontbreken van opzet is de rechtbank, met de officier van justitie en de raadsvrouw, van oordeel dat vrijspraak dient te volgen.
Parketnummer 16-074232-23
Een proces-verbaal van aangifte door [getuige 1] van 15 maart 2023, genummerd PL0900-2023076524-2, opgemaakt door de politie eenheid Midden-Nederland, doorgenummerde pagina 6 e.v. – zakelijk weergegeven:
Op 15 maart 2023 te [plaats 1] omstreeks 04:10 uur hoorde ik 3 hele harde klappen. Ik zag dat het raam van het kantoor open schoot. Toen het raam open was zag ik [verdachte] staan. Ik zag dat door deze klappen de scharnieren bij het raam kapot waren. Het raam valt nu niet meer in het slot en kan niet meer dicht. Ik zag tevens dat het houten kozijn hierdoor beschadigd is geraakt.
Een proces-verbaal van bevindingen [getuige 1] van 15 maart 2023, genummerd PL0900-2023076524, opgemaakt door de politie Eenheid Midden-Nederland, doorgenummerde pagina 36 e.v. – zakelijk weergegeven:
Op woensdag 15 maart 2023 om 04.11 uur heeft er een vernieling van een raam plaatsgevonden op de [adres 2] te [plaats 1] . De verdachte is hierop op heterdaad aangehouden.
04:11:35
Verdachte draait in en duwt met beide armen en met meer dan geringe kracht tegen het raam aan.
04:11:52Verdachte begint met kracht tegen het raam te duwen en slaan.
04:11:55Verdachte slaat nogmaals op het raam.
Een proces-verbaal van aanhouding verdachte van 15 maart 2023, genummerd PL0900-2023076524-3, opgemaakt door de politie Eenheid Midden-Nederland, doorgenummerde pagina 16 e.v. – zakelijk weergegeven:
Op woensdag 15 maart 2023 om 04:15 uur, werd door ons op de locatie [adres 2]
, [postcode] [plaats 1] , aangehouden als verdachte:
Achternaam : [verdachte (achternaam)]
Voornamen : [verdachte (voornamen)]
Op heterdaad als verdachte van overtreding van artikel 350/1 Wetboek van Strafrecht.
Bewijsoverweging feit 1
De rechtbank acht het onder 1 ten laste gelegde op grond van voornoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen.
De raadsrouw heeft aangevoerd dat verdachte heeft ontkend het raam te hebben vernield en dat dit type raam vaker niet goed sluit of niet goed in het kozijn zit. Hij heeft geen kracht gezet bij het raam om dit te vernielen. Volgens de raadsvrouw is aldus niet komen vast te staan dat het raam door opzettelijk toedoen van verdachte kapot is gegaan. Het door de raadsvrouw gevoerde verweer wordt weerlegd door de inhoud van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen - feit 2
Een proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 1] van 15 maart 2023, genummerd PL0900-2023076779-2, opgemaakt door de politie eenheid Midden-Nederland, doorgenummerde pagina 12 e.v. – zakelijk weergegeven:
Op woensdag 15 maart 2023 te [plaats 1]hoorde ik [verdachte] meermaals, luidkeels dan wel schreeuwend, zeggen dat hij mij ging doodsteken. Ik zag dat de beveiliger [verdachte] fysiek tegen moest houden om te voorkomen dat hij mij kon bereiken. Ik voelde mij zeer angstig en onveilig. Ik had het gevoel dat [verdachte] mij echt fysiek wilde aanvallen.
Een proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] van 15 maart 2023, genummerd PL0900-2023076524-6, opgemaakt door de politie eenheid Midden-Nederland, doorgenummerde pagina 9 e.v. – zakelijk weergegeven:
Op woensdag 15 maart 2023, was ik werkzaam als beveiliger bij ' [daklozenopvang] ', te [plaats 1] . Aldaar zijn meerdere personen c.q. cliënten woonachtig, waaronder [verdachte] en [A] (achternaam onbekend voor mij). Ik hoorde [verdachte (voornaam)] , meerdere malen zeggen, terwijl hij richting [A] keek, dat hij hem ging doodsteken. Ik zag dat terwijl [verdachte (voornaam)] dit zei, hij gebalde vuisten had. Ik zag dat [verdachte (voornaam)] bleef doorlopen in mijn richting. Ik heb [verdachte (voornaam)] vervolgens fysiek tegengehouden. Ik vermoed dat als ik er niet had gestaan, [verdachte (voornaam)] daadwerkelijk [A] zou hebben aangevallen.
Bewijsoverweging feit 2
De rechtbank acht het onder 2 ten laste gelegde op grond van voornoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen.
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat in deze omstandigheden geen sprake is van een strafbare bedreiging, omdat de bewoordingen als uiting van hevige emoties zijn gedaan. Bij het slachtoffer kon daarom geen reële vrees ontstaan dat verdachte aan de bedreiging ook daadwerkelijk gevolg zou geven. De rechtbank verwerpt het verweer van de raadsvrouw en overweegt daartoe als volgt.
Verdachte heeft meermalen luidkeels dan wel schreeuwend tegen het slachtoffer gezegd dat hij ‘hem zou gaan doodsteken’. Verdachte is daarbij met gebalde vuisten op het slachtoffer af gelopen. De aanwezige beveiliger heeft verdachte tegengehouden om te voorkomen dat verdachte het slachtoffer zou aanvallen. Verdachte en het slachtoffer waren feitelijk buren bij de opvang van [daklozenopvang] . Al deze omstandigheden hebben bij het slachtoffer wel degelijk de redelijke vrees kunnen doen ontstaan dat verdachte zijn bedreiging tot uiting zou brengen.
Parketnummer 16-148669-21
Bewijsmiddelen meer subsidiair
Een proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 2] van 21 augustus 2020, genummerd PL0900-2020258420-2, opgemaakt door de politie eenheid Midden-Nederland, doorgenummerde pagina 5 e.v. – zakelijk weergegeven:
Op maandag 10 augustus 2020 omstreeks 17.15 uur kwam ik aangerend op de [straat 1]
te [plaats 1] . Ik zag dat [verdachte] een zwart kettingslot in zijn hand had. Ik zag en voelde dat [verdachte (voornaam)] drie keer sloeg met het kettingslot in de richting van mijn hoofd. Ik voelde dat het kettingslot met kracht op mijn arm terecht kwam. Ik voelde een zware doffe pijn in mijn arm van het ketting slot. Vervolgens voelde ik dat [verdachte (voornaam)] zijn arm om mijn nek heen deed. Ik voelde dat hij kracht zette. Vervolgens gooide [verdachte (voornaam)] mij over een aantal fietsen heen
die geparkeerd stonden. Ik voelde een stekende hevige pijn in mijn bovenrug en onderrug aan de linkerkant. Aan de achterkant van mijn linkerbovenarm voelde ik ook deze hevige stekende pijn.
Een proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 2] van 14 juni 2022, opgemaakt door de rechter-commissaris van de rechtbank Midden-Nederland, doorgenummerde pagina 1 e.v. – zakelijk weergegeven:
ik dacht op dat moment dat hij mij met een kettingslot had geslagen, maar naderhand, toen ik de beelden bekeek, bleek het een broeksriem met een zware gesp te zijn.
Een proces-verbaal van bevindingen door [B] van 12 januari 2021, genummerd PL0900-2020258420, opgemaakt door de politie eenheid Midden-Nederland, doorgenummerde pagina 20 e.v. zakelijk weergegeven:
10-08-2020
17.12.57uur Over de [straat 1] komt het slachtoffer aanlopen, te [plaats 1] .
17.13.03uur De verdachte heeft een donkergekleurd voorwerp in zijn rechterhand dat heen en weer slingert als hij rent. Het lijkt te gaan om een kettingslot.
17.13.04uur De verdachte slaat in de richting van het hoofd van het slachtoffer.
17.13.05uur Daarna haalt de verdachte zijn rechterarm weer naar achteren en slaat nog een keer in de richting van het hoofd van het slachtoffer.
17.13.06uur De verdachte haalt weer zijn arm naar achteren en slaat voor de derde keer in de richting van het hoofd van het slachtoffer.
17.13.07uur Daarna legt de verdachte zijn linkerarm om de nek van het slachtoffer.17.13.08 uur De verdachte trekt met kracht het slachtoffer achterover. De verdachte gooit het slachtoffer achterover op de grond.
17.13.09uur Het slachtoffer valt tegen de gestalde fiets aan en valt daarna op de grond.
Een proces-verbaal van bevindingen door [C] van 27 december 2020, genummerd PL0900-2020258420-6, opgemaakt door de politie eenheid Midden-Nederland, doorgenummerde pagina 17 zakelijk weergegeven:
Ik herkende hierin direct de manier van lopen van de mij bekende [verdachte (voornaam)] [verdachte] . Tevens was herkenbaar het kale hoofd van [verdachte (voornaam)] .
Bewijsoverwegingen
Op grond van de bewijsmiddelen acht de rechtbank bewezen dat verdachte met een onbekend gebleven voorwerp meermalen tegen het hoofd en de arm van slachtoffer [slachtoffer 2] heeft geslagen, die [slachtoffer 2] bij de nek heeft vastgegrepen en hem met kracht tegen een aantal geparkeerde fietsen heeft gegooid. Het dichtdrukken van de keel bij deze handelingen acht de rechtbank niet wettig en overtuigend bewezen.
De rechtbank is met de officier van justitie en de raadsvrouw van oordeel dat niet bewezen kan worden dat verdachte met een kettingslot [slachtoffer 2] tegen het hoofd slaat. Verdachte slaat hem weliswaar met een voorwerp tegen het hoofd, maar waarmee geslagen wordt is onduidelijk. Aangever is daar in een latere verklaring ook op teruggekomen. De bewezenverklaarde handelingen kunnen daarom niet als een poging doodslag of poging zware mishandeling worden gekwalificeerd, maar wel als een ‘eenvoudige mishandeling’. De rechtbank spreekt verdachte daarom vrij van het primair en subsidiair tenlastegelegde. De rechtbank acht op grond van de bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het meer subsidiair tenlastegelegde.
Parketnummer 16-165469-23
Bewijsmiddelen
Het feit is door verdachte begaan. Verdachte heeft het onder parketnummer 16-165469-23 ten laste gelegde feit bekend. De raadsvrouw heeft geen vrijspraak voor dit feit bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
- een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van verhoor van verdachte van 8 maart 2023, genummerd PL0900-2023041285-8, opgemaakt door de politie Eenheid Midden-Nederland, houdende een bekennende verklaring van verdachte, doorgenummerde pagina 23 e.v.;
- een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van aangifte door [D] namens [winkel] van 9 februari 2023, genummerd PL0900-2023041285-2, opgemaakt door de politie Eenheid Midden-Nederland, doorgenummerde pagina 5 e.v.
Parketnummer 16-269965-23
Bewijsmiddelen
Een geschrift inhoudende een proces-verbaal van bevindingen van [E] ( [functie] bij Gemeente [.] ) van 16 oktober 2023, genummerd 2023317997, doorgenummerde pagina 9 e.v. – zakelijk weergegeven:
Op maandag 16 oktober 2023 bevond ik mij in uniform gekleed en met handhaving belast te [plaats 2] . Ik hoorde de verdachte zeggen: "kankerhond”. Toen de verdachte beiden beledigingen uitte, zag en hoorde ik dat hij mijn richting op sprak. Ik zag dat er een beveiliger van het stadhuis buiten stond en de belediging kon horen en ook de 2 jongens die op het bankje zaten, en de stagiair ( [getuige 2] ) die ik bij mij had. Ik hoorde verdachte zeggen kanker op meerdere malen wat de omstanders wederom konden horen.De beledigingen van de verdachte raken mij zowel als persoon als medewerker vande gemeente [.] . Ik doe mijn werk naar eer en geweten, en voel mij dan ook beledigd door de woorden van de verdachte. Ik voelde dat omdat ik slechte associaties heb met het woord kanker.
Een proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] van 16 oktober 2023, genummerd PL0900-2023317997-5, opgemaakt door de politie eenheid Midden-Nederland, doorgenummerde pagina 11 e.v. – zakelijk weergegeven:
Op 16 oktober te [plaats 2] liepen wij naar deze persoon toe. Dit bleek later te zijn, [verdachte] , geboren op [1988] . Ik hoorde dat [verdachte] het volgende zei: "Kanker op" Ik hoorde dat [verdachte] zei: "Kanker hond".
Bewijsoverweging
De rechtbank acht het tenlastegelegde op grond van voornoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen. Het door de raadsvrouw gevoerde verweer wordt weerlegd door de inhoud van de bewijsmiddelen.