ECLI:NL:RBMNE:2024:1123

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
28 februari 2024
Publicatiedatum
28 februari 2024
Zaaknummer
16-074232-23; 16-148669-21; 16-165469-23; 16-111335-23 en 16-269965-23 (gev. ttz) (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van gebiedsverbod en veroordeling voor vernielingen, bedreiging, belediging en mishandeling

Op 28 februari 2024 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte, geboren in 1988, die werd beschuldigd van meerdere strafbare feiten, waaronder vernieling, bedreiging, belediging en mishandeling. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de overtreding van een gebiedsverbod, omdat er onduidelijkheid bestond over de voorwaarden van dit verbod. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet wettig en overtuigend kon worden bewezen dat hij zich daar niet mocht bevinden, gezien eerdere communicatie van de politie die suggereerde dat hij zich daar wel mocht bevinden.

De verdachte werd echter wel veroordeeld voor twee gevallen van vernieling, bedreiging, belediging en mishandeling. De rechtbank achtte bewezen dat de verdachte op 15 maart 2023 een raam had vernield en een persoon had bedreigd met de woorden 'ik ga je doodsteken'. Daarnaast werd de verdachte veroordeeld voor het mishandelen van een ander slachtoffer op 10 augustus 2020, waarbij hij met een onbekend voorwerp tegen het hoofd en de arm van het slachtoffer had geslagen en hem had vastgegrepen. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de poging tot doodslag en zware mishandeling, omdat niet bewezen kon worden dat hij met een kettingslot had geslagen.

De rechtbank legde een gevangenisstraf van zes weken op, rekening houdend met de ernst van de feiten en de recidive van de verdachte. De rechtbank weigerde een voorwaardelijke straf op te leggen, gezien de gebrekkige motivatie van de verdachte om met hulpverlening samen te werken. De benadeelde partij, slachtoffer 2, kreeg een schadevergoeding van €250,00 toegewezen voor immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummers: 16-074232-23; 16-148669-21; 16-165469-23; 16-111335-23 en 16-269965-23 (gev. ttz) (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 28 februari 2024
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [1988] te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de Basisregistratie personen op het adres:
[adres 1] , [poscode] te [plaats 1] ,
hierna te noemen: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 14 februari 2024.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. L.E. van Zijl, en van hetgeen de gemachtigd raadsvrouw van verdachte, mr. M.C. van Megen, advocaat te Amsterdam, naar voren hebben gebracht. Verdachte is niet verschenen.

2.TENLASTELEGGING

De tenlasteleggingen zijn als bijlage aan dit vonnis gehecht. De tenlastelegging in parketnummer 16-148669-21 is op de zitting gewijzigd. Deze gewijzigde tenlastelegging is eveneens als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
16-074232-23
feit 1op 15 maart 2023 in Amersfoort een raam heeft vernield;
feit 2op 15 maart 2023 in Amersfoort [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, door te zeggen ‘ik ga je doodsteken’;
16-148669-21
primairop 10 augustus 2020 in Amersfoort heeft geprobeerd om [slachtoffer 2] van het leven te beroven door met een kettingslot tegen het hoofd en/of de armen en/of het lichaam van die [slachtoffer 2] te slaan, de keel van [slachtoffer 2] vast te grijpen en dicht te drukken en [slachtoffer 2] tegen fietsen aan te gooien;
subsidiairop 10 augustus 2020 in Amersfoort heeft geprobeerd [slachtoffer 2] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen;
meer subsidiairop 10 augustus 2020 in Amersfoort [slachtoffer 2] heeft mishandeld;
16-165469-23
op 9 februari 2023 in Amersfoort de sloten en bovenbuis van een toegangsdeur heeft vernield;
16-111335-23
op 29 april 2023 in Amersfoort opzettelijk een gebiedsverbod (met kenmerk [..] ) heeft overtreden;
16-269965-23
op 16 oktober 2023 in Utrecht een ambtenaar ( [functie] ) gedurende de rechtmatige uitoefening van zijn bediening heeft beledigd door te zeggen ‘kankerhond’ en/of ‘kanker op’.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte van de overtreding van het gebiedsverbod, zoals ten laste gelegd onder parketnummer 16-111335-23, vrij te spreken. Ook heeft de officier van justitie gevorderd verdachte vrij te spreken van de poging doodslag (primair) en de poging zware mishandeling (subsidiair), zoals ten laste gelegd onder parketnummer 16-148669-21.
De officier van justitie acht het onder
  • parketnummer 16-074232-23 feit 1 en feit 2;
  • parketnummer 16-148669-21 meer subsidiair;
  • parketnummer 16-165469-23;
  • parketnummer 16-269965-23;
ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht om verdachte vrij te spreken van het onder parketnummer 16-074232-23 onder feit 1 en feit 2 ten laste gelegde.
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit van het onder parketnummer 16-148669-21 primair en subsidiair ten laste gelegde. Daarnaast heeft zij aangevoerd dat het dichtdrukken van de keel door verdachte niet wettig en overtuigend kan worden bewezen.
De raadsvrouw heeft verzocht verdachte vrij te spreken van de overtreding van het gebiedsverbod onder parketnummer 16-111335-23, omdat de inhoud van dit verbod onvoldoende duidelijk was voor verdachte.
Tot slot heeft de raadsvrouw vrijspraak bepleit van het onder 16-269965-23 ten laste gelegde. Daartoe is aangevoerd dat verdachte enkel de woorden ‘kanker op’ heeft gebruikt. Verdachte heeft hiermee in zijn boosheid enkel bedoeld te zeggen ‘rot op’ of ‘ga weg met die bon’. Dit levert echter geen strafbare belediging op.
Voor het overige heeft de raadsvrouw zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Voor zover relevant zullen de verweren van de raadsvrouw verder onder paragraaf 4.3 worden besproken.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Vrijspraak ter zake parketnummer 16-111335-23
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder parketnummer 16-111335-23 ten laste gelegde heeft begaan.
De rechtbank heeft op basis van het voorliggende procesdossier twijfels over het opzet van verdachte op overtreding van het gebiedsverbod. Uit de mededeling van de politie, zoals weergegeven in het proces-verbaal van bevindingen op pagina 7, volgt namelijk dat zij ervan uit gaan dat verdachte zich (tijdens bepaalde uren) wél bij daklozenopvang [daklozenopvang] aan het [straat 2] [nummer] mocht bevinden, terwijl dat weer niet blijkt uit het betreffende gebiedsverbod. Onder die omstandigheden is aannemelijk dat er onduidelijkheid bij verdachte kon bestaan over de vraag of hij zich daar ter plaatse mocht bevinden. De rechtbank wordt in haar overtuiging gesterkt door het eerdere gebiedsverbod van verdachte van 21 juni 2022, zoals weergegeven op pagina 43 en 47 (kaartje) van het procesdossier, waaruit volgt dat in dat verbod het [straat 2] géén onderdeel van het verboden gebied uitmaakte.
Gelet op het ontbreken van opzet is de rechtbank, met de officier van justitie en de raadsvrouw, van oordeel dat vrijspraak dient te volgen.
Parketnummer 16-074232-23 [1]
Bewijsmiddelen - feit 1
Een proces-verbaal van aangifte door [getuige 1] van 15 maart 2023, genummerd PL0900-2023076524-2, opgemaakt door de politie eenheid Midden-Nederland, doorgenummerde pagina 6 e.v. – zakelijk weergegeven:
Op 15 maart 2023 te [plaats 1] omstreeks 04:10 uur hoorde ik 3 hele harde klappen. Ik zag dat het raam van het kantoor open schoot. Toen het raam open was zag ik [verdachte] staan. Ik zag dat door deze klappen de scharnieren bij het raam kapot waren. Het raam valt nu niet meer in het slot en kan niet meer dicht. Ik zag tevens dat het houten kozijn hierdoor beschadigd is geraakt. [2]
Een proces-verbaal van bevindingen [getuige 1] van 15 maart 2023, genummerd PL0900-2023076524, opgemaakt door de politie Eenheid Midden-Nederland, doorgenummerde pagina 36 e.v. – zakelijk weergegeven:
Op woensdag 15 maart 2023 om 04.11 uur heeft er een vernieling van een raam plaatsgevonden op de [adres 2] te [plaats 1] . De verdachte is hierop op heterdaad aangehouden. [3]
04:11:35
Verdachte draait in en duwt met beide armen en met meer dan geringe kracht tegen het raam aan. [4]
04:11:52Verdachte begint met kracht tegen het raam te duwen en slaan.
04:11:55Verdachte slaat nogmaals op het raam. [5]
Een proces-verbaal van aanhouding verdachte van 15 maart 2023, genummerd PL0900-2023076524-3, opgemaakt door de politie Eenheid Midden-Nederland, doorgenummerde pagina 16 e.v. – zakelijk weergegeven:
Op woensdag 15 maart 2023 om 04:15 uur, werd door ons op de locatie [adres 2]
, [postcode] [plaats 1] , aangehouden als verdachte:
Achternaam : [verdachte (achternaam)]
Voornamen : [verdachte (voornamen)]
Op heterdaad als verdachte van overtreding van artikel 350/1 Wetboek van Strafrecht. [6]
Bewijsoverweging feit 1
De rechtbank acht het onder 1 ten laste gelegde op grond van voornoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen.
De raadsrouw heeft aangevoerd dat verdachte heeft ontkend het raam te hebben vernield en dat dit type raam vaker niet goed sluit of niet goed in het kozijn zit. Hij heeft geen kracht gezet bij het raam om dit te vernielen. Volgens de raadsvrouw is aldus niet komen vast te staan dat het raam door opzettelijk toedoen van verdachte kapot is gegaan. Het door de raadsvrouw gevoerde verweer wordt weerlegd door de inhoud van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen - feit 2
Een proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 1] van 15 maart 2023, genummerd PL0900-2023076779-2, opgemaakt door de politie eenheid Midden-Nederland, doorgenummerde pagina 12 e.v. – zakelijk weergegeven:
Op woensdag 15 maart 2023 te [plaats 1] [7] hoorde ik [verdachte] meermaals, luidkeels dan wel schreeuwend, zeggen dat hij mij ging doodsteken. Ik zag dat de beveiliger [verdachte] fysiek tegen moest houden om te voorkomen dat hij mij kon bereiken. Ik voelde mij zeer angstig en onveilig. Ik had het gevoel dat [verdachte] mij echt fysiek wilde aanvallen. [8]
Een proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] van 15 maart 2023, genummerd PL0900-2023076524-6, opgemaakt door de politie eenheid Midden-Nederland, doorgenummerde pagina 9 e.v. – zakelijk weergegeven:
Op woensdag 15 maart 2023, was ik werkzaam als beveiliger bij ' [daklozenopvang] ', te [plaats 1] . Aldaar zijn meerdere personen c.q. cliënten woonachtig, waaronder [verdachte] en [A] (achternaam onbekend voor mij). Ik hoorde [verdachte (voornaam)] , meerdere malen zeggen, terwijl hij richting [A] keek, dat hij hem ging doodsteken. Ik zag dat terwijl [verdachte (voornaam)] dit zei, hij gebalde vuisten had. Ik zag dat [verdachte (voornaam)] bleef doorlopen in mijn richting. Ik heb [verdachte (voornaam)] vervolgens fysiek tegengehouden. Ik vermoed dat als ik er niet had gestaan, [verdachte (voornaam)] daadwerkelijk [A] zou hebben aangevallen. [9]
Bewijsoverweging feit 2
De rechtbank acht het onder 2 ten laste gelegde op grond van voornoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen.
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat in deze omstandigheden geen sprake is van een strafbare bedreiging, omdat de bewoordingen als uiting van hevige emoties zijn gedaan. Bij het slachtoffer kon daarom geen reële vrees ontstaan dat verdachte aan de bedreiging ook daadwerkelijk gevolg zou geven. De rechtbank verwerpt het verweer van de raadsvrouw en overweegt daartoe als volgt.
Verdachte heeft meermalen luidkeels dan wel schreeuwend tegen het slachtoffer gezegd dat hij ‘hem zou gaan doodsteken’. Verdachte is daarbij met gebalde vuisten op het slachtoffer af gelopen. De aanwezige beveiliger heeft verdachte tegengehouden om te voorkomen dat verdachte het slachtoffer zou aanvallen. Verdachte en het slachtoffer waren feitelijk buren bij de opvang van [daklozenopvang] . Al deze omstandigheden hebben bij het slachtoffer wel degelijk de redelijke vrees kunnen doen ontstaan dat verdachte zijn bedreiging tot uiting zou brengen.
Parketnummer 16-148669-21 [10]
Bewijsmiddelen meer subsidiair
Een proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 2] van 21 augustus 2020, genummerd PL0900-2020258420-2, opgemaakt door de politie eenheid Midden-Nederland, doorgenummerde pagina 5 e.v. – zakelijk weergegeven:
Op maandag 10 augustus 2020 omstreeks 17.15 uur kwam ik aangerend op de [straat 1]
te [plaats 1] . Ik zag dat [verdachte] een zwart kettingslot in zijn hand had. Ik zag en voelde dat [verdachte (voornaam)] drie keer sloeg met het kettingslot in de richting van mijn hoofd. Ik voelde dat het kettingslot met kracht op mijn arm terecht kwam. Ik voelde een zware doffe pijn in mijn arm van het ketting slot. Vervolgens voelde ik dat [verdachte (voornaam)] zijn arm om mijn nek heen deed. Ik voelde dat hij kracht zette. Vervolgens gooide [verdachte (voornaam)] mij over een aantal fietsen heen
die geparkeerd stonden. Ik voelde een stekende hevige pijn in mijn bovenrug en onderrug aan de linkerkant. Aan de achterkant van mijn linkerbovenarm voelde ik ook deze hevige stekende pijn. [11]
Een proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 2] van 14 juni 2022, opgemaakt door de rechter-commissaris van de rechtbank Midden-Nederland, doorgenummerde pagina 1 e.v. – zakelijk weergegeven:
ik dacht op dat moment dat hij mij met een kettingslot had geslagen, maar naderhand, toen ik de beelden bekeek, bleek het een broeksriem met een zware gesp te zijn. [12]
Een proces-verbaal van bevindingen door [B] van 12 januari 2021, genummerd PL0900-2020258420, opgemaakt door de politie eenheid Midden-Nederland, doorgenummerde pagina 20 e.v. zakelijk weergegeven:
10-08-2020
17.12.57
uur Over de [straat 1] komt het slachtoffer aanlopen, te [plaats 1] . [13]
17.13.03
uur De verdachte heeft een donkergekleurd voorwerp in zijn rechterhand dat heen en weer slingert als hij rent. Het lijkt te gaan om een kettingslot. [14]
17.13.04
uur De verdachte slaat in de richting van het hoofd van het slachtoffer.
17.13.05
uur Daarna haalt de verdachte zijn rechterarm weer naar achteren en slaat nog een keer in de richting van het hoofd van het slachtoffer. [15]
17.13.06
uur De verdachte haalt weer zijn arm naar achteren en slaat voor de derde keer in de richting van het hoofd van het slachtoffer.
17.13.07
uur Daarna legt de verdachte zijn linkerarm om de nek van het slachtoffer. [16] 17.13.08 uur De verdachte trekt met kracht het slachtoffer achterover. De verdachte gooit het slachtoffer achterover op de grond.
17.13.09
uur Het slachtoffer valt tegen de gestalde fiets aan en valt daarna op de grond. [17]
Een proces-verbaal van bevindingen door [C] van 27 december 2020, genummerd PL0900-2020258420-6, opgemaakt door de politie eenheid Midden-Nederland, doorgenummerde pagina 17 zakelijk weergegeven:
Ik herkende hierin direct de manier van lopen van de mij bekende [verdachte (voornaam)] [verdachte] . Tevens was herkenbaar het kale hoofd van [verdachte (voornaam)] . [18]
Bewijsoverwegingen
Op grond van de bewijsmiddelen acht de rechtbank bewezen dat verdachte met een onbekend gebleven voorwerp meermalen tegen het hoofd en de arm van slachtoffer [slachtoffer 2] heeft geslagen, die [slachtoffer 2] bij de nek heeft vastgegrepen en hem met kracht tegen een aantal geparkeerde fietsen heeft gegooid. Het dichtdrukken van de keel bij deze handelingen acht de rechtbank niet wettig en overtuigend bewezen.
De rechtbank is met de officier van justitie en de raadsvrouw van oordeel dat niet bewezen kan worden dat verdachte met een kettingslot [slachtoffer 2] tegen het hoofd slaat. Verdachte slaat hem weliswaar met een voorwerp tegen het hoofd, maar waarmee geslagen wordt is onduidelijk. Aangever is daar in een latere verklaring ook op teruggekomen. De bewezenverklaarde handelingen kunnen daarom niet als een poging doodslag of poging zware mishandeling worden gekwalificeerd, maar wel als een ‘eenvoudige mishandeling’. De rechtbank spreekt verdachte daarom vrij van het primair en subsidiair tenlastegelegde. De rechtbank acht op grond van de bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het meer subsidiair tenlastegelegde.
Parketnummer 16-165469-23 [19]
Bewijsmiddelen
Het feit is door verdachte begaan. Verdachte heeft het onder parketnummer 16-165469-23 ten laste gelegde feit bekend. De raadsvrouw heeft geen vrijspraak voor dit feit bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
  • een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van verhoor van verdachte van 8 maart 2023, genummerd PL0900-2023041285-8, opgemaakt door de politie Eenheid Midden-Nederland, houdende een bekennende verklaring van verdachte, doorgenummerde pagina 23 e.v.;
  • een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van aangifte door [D] namens [winkel] van 9 februari 2023, genummerd PL0900-2023041285-2, opgemaakt door de politie Eenheid Midden-Nederland, doorgenummerde pagina 5 e.v.
Parketnummer 16-269965-23 [20]
Bewijsmiddelen
Een geschrift inhoudende een proces-verbaal van bevindingen van [E] ( [functie] bij Gemeente [.] ) van 16 oktober 2023, genummerd 2023317997, doorgenummerde pagina 9 e.v. – zakelijk weergegeven:
Op maandag 16 oktober 2023 bevond ik mij in uniform gekleed en met handhaving belast te [plaats 2] . Ik hoorde de verdachte zeggen: "kankerhond”. Toen de verdachte beiden beledigingen uitte, zag en hoorde ik dat hij mijn richting op sprak. Ik zag dat er een beveiliger van het stadhuis buiten stond en de belediging kon horen en ook de 2 jongens die op het bankje zaten, en de stagiair ( [getuige 2] ) die ik bij mij had. Ik hoorde verdachte zeggen kanker op meerdere malen wat de omstanders wederom konden horen. [21] De beledigingen van de verdachte raken mij zowel als persoon als medewerker vande gemeente [.] . Ik doe mijn werk naar eer en geweten, en voel mij dan ook beledigd door de woorden van de verdachte. Ik voelde dat omdat ik slechte associaties heb met het woord kanker. [22]
Een proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] van 16 oktober 2023, genummerd PL0900-2023317997-5, opgemaakt door de politie eenheid Midden-Nederland, doorgenummerde pagina 11 e.v. – zakelijk weergegeven:
Op 16 oktober te [plaats 2] liepen wij naar deze persoon toe. Dit bleek later te zijn, [verdachte] , geboren op [1988] . Ik hoorde dat [verdachte] het volgende zei: "Kanker op" Ik hoorde dat [verdachte] zei: "Kanker hond". [23]
Bewijsoverweging
De rechtbank acht het tenlastegelegde op grond van voornoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen. Het door de raadsvrouw gevoerde verweer wordt weerlegd door de inhoud van de bewijsmiddelen.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
16-074232-23
Feit 1op 15 maart 2023 te [plaats 1] opzettelijk en wederrechtelijk een raam, scharnieren en een kozijn dat geheel aan een ander toebehoorde heeft beschadigd en onbruikbaar gemaakt;
Feit 2op 15 maart 2023 te [plaats 1] [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, door die [slachtoffer 1] dreigend de woorden toe te voegen "ik ga je doodsteken";
16-148669-21
meer subsidiair
op 10 augustus 2020 te [plaats 1] [slachtoffer 2] heeft mishandeld door:
- met kracht, meermalen, met een voorwerp, tegen of op het hoofd en de arm van die [slachtoffer 2] te slaan en - met kracht, die [slachtoffer 2] bij zijn nek vast te grijpen en - vervolgens met kracht, die [slachtoffer 2] tegen een aantal – aldaar geparkeerde- fietsen te gooien;
16-165469-23
op 9 februari 2023 te [plaats 1] opzettelijk en wederrechtelijk de sloten en de bovenbuis van een toegangsdeur, die geheel aan [winkel] [plaats 1] , toebehoorden heeft onbruikbaar gemaakt en weggemaakt;
16-269965-23
op 16 oktober 2023 te [plaats 2] , opzettelijk een ambtenaar, te weten [E] ( [functie] ), gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, in zijn tegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd, door hem de woorden toe te voegen: "kankerhond" en "kanker op".
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
16-074232-23 (feit 1)
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, beschadigen en onbruikbaar maken;
16-074232-23, feit 2
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;
16-148669-21, meer subsidiair
mishandeling;
16-165469-23
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, onbruikbaar maken en wegmaken;
16-269965-23
eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van acht weken, met aftrek van het voorarrest.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht om aan verdachte een geheel voorwaardelijke straf op te leggen met daarbij (door de rechtbank zelf te bepalen) bijzondere voorwaarden, waaronder eventueel reclasseringstoezicht en het verplicht onderhouden van contact met en verblijf bij [daklozenopvang] .
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Ernst en omstandigheden van het bewezenverklaarde
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan verschillende overlastgevende feiten. Verdachte heeft zich daarbij meermalen verbaal en fysiek agressief opgesteld ten aanzien van zowel personen als goederen. Het zwaartepunt van deze zaak ligt bij de mishandeling van de heer [slachtoffer 2] op klaarlichte dag in het centrum van [plaats 1] , door hem meermalen met een voorwerp te slaan, vast te grijpen en tegen een aantal fietsen te gooien. Dit soort feiten zorgen niet alleen bij het slachtoffer, maar in de gehele samenleving voor gevoelens van angst en onveiligheid.
Persoon en proceshouding van verdachte
Bij haar beslissing heeft de rechtbank ook rekening gehouden met een uittreksel justitiële documentatie (‘strafblad’) betreffende verdachte van 30 januari 2024. Daaruit volgt dat verdachte op 25 april 2016 door de politierechter voor onder meer drie mishandelingen is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 weken waarvan 18 weken voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. Met betrekking tot de bewezenverklaarde mishandeling is dus sprake van recidive.
De rechtbank houdt er bij het opleggen van de straf rekening mee dat verdachte na het plegen van het bewezenverklaarde (onder meer) op 4 januari 2024 een strafbeschikking opgelegd heeft gekregen voor rijden zonder rijbewijs. De rechtbank heeft de voorschriften toegepast die gelden voor de situatie waarin verdachte een straf zou zijn opgelegd voor alle feiten tegelijk.
Uit een brief van 30 januari 2024 blijkt dat [instelling] verdachte recent tweemaal heeft uitgenodigd om in gesprek te gaan, maar verdachte is niet op de afspraken verschenen. De rechtbank heeft daarom gekeken naar het eerdere reclasseringsadvies van [instelling] van 16 december 2022, uitgebracht door [G] . Uit de rapportage volgt dat het recidiverisico en het risico op onttrekking aan voorwaarden op dat moment als hoog worden ingeschat. Er is sprake van meerde risicofactoren. Het ontbreekt verdachte aan stabiele huisvesting. Er is geen sprake van structurele en passende dagbesteding en verdachte heeft geen steunend netwerk. Daarnaast is er bij verdachte sprake van fors alcoholgebruik en psychische problematiek. Eerder ingezette hulpverleningstrajecten lopen spaak vanwege het zelfbepalende gedrag en de bagatelliserende houding van verdachte. De reclassering ziet een langdurige klinische behandeling als enige mogelijkheid om de problematiek aan te pakken, maar vanwege het ontbreken van motivatie bij verdachte is de slagingskans nihil. De reclassering ziet dus geen mogelijkheden om met interventies het gedrag van verdachte te veranderen of risico’s te beperken en adviseert daarom een straf zonder bijzondere voorwaarden. De reclassering ziet geen zwaarwegende negatieve consequenties voor het opleggen van een gevangenisstraf.
Tot slot houdt de rechtbank er bij de strafoplegging rekening mee dat de bewezenverklaarde mishandeling een ouder feit betreft. Formeel is echter geen sprake van schending van de redelijke termijn, nu verdachte voor dit feit nooit in verzekering is gesteld en de eerste vervolgingshandeling pas in 2023 heeft plaatsgehad.
De straf
Bij het bepalen van de hoogte van de op te leggen straf heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op de ernst en frequentie van de bewezenverklaarde feiten en de documentatie van verdachte. Verdachte blijft bij herhaling overlastgevende feiten plegen, meestal onder invloed van alcohol. De rechtbank rekent verdachte vooral de bewezenverklaarde mishandeling aan. Alle omstandigheden afwegende vindt de rechtbank daarom een vrijheidsbenemende straf, ook als signaal naar de samenleving in het kader van generale preventie, de enige passende strafmodaliteit en naar verdachte dat dit niet langer zo kan.
Alles overwegende vindt de rechtbank de oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van zes (6) weken passend en geboden, met aftrek van het voorarrest.
Gelet op het gebrek aan motivatie bij verdachte om tot verandering te komen of met de reclassering mee te werken, ziet de rechtbank geen aanleiding om aan verdachte een deels voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden op te leggen. Daarbij heeft de rechtbank ook meegewogen dat verdachte niet ter terechtzitting is verschenen om zelf zijn plan en motivatie daarvoor kenbaar te maken.

9.BENADEELDE PARTIJ

9.1.
De vordering van de benadeelde partij (16-148669-21)
[slachtoffer 2] heeft zich ter zake parketnummer 16-148669-21 als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 2.000,00 aan immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte ten laste gelegde feit.
9.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat de vordering voldoende is onderbouwd en toewijsbaar is tot een bedrag van € 350,00. Voor het overige moet de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard. De officier van justitie vordert daarbij op te leggen de wettelijke rente en de schadevergoedingsmaatregel.
9.3
Het standpunt van de verdediging
Verdachte heeft bij de politie verklaard dat er ruzie is geweest tussen zijn broer [F (voornaam)] en de benadeelde partij [slachtoffer 2] en dat [slachtoffer 2] [F (voornaam)] zou hebben geprobeerd te steken met een kapotte fles. [slachtoffer 2] is dus mogelijk zelf de agressor geweest. De raadsvrouw heeft om die reden primair verzocht de vordering af te wijzen dan wel niet-ontvankelijk te verklaren vanwege eigen schuld aan de zijde van de benadeelde partij. Subsidiair heeft de raadsvrouw verzocht de vordering aanzienlijk te matigen gelet op het feit dat slechts een eenvoudige mishandeling kan worden bewezen en geen poging doodslag.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
Uit de bewijsmiddelen – in het bijzonder het proces-verbaal van uitkijken camerabeelden – volgt niet dat de benadeelde partij, in ieder geval op dat moment, de confrontatie met verdachte heeft opgezocht of uitgelokt. Sterker nog: de benadeelde partij probeert zich blijkens de beelden aan verdachte te onttrekken. De rechtbank verwerpt het verweer van de raadsvrouw. De beoordeling van de vordering is niet te complex voor deze strafzaak.
De rechtbank beschouwt het lichamelijk letsel van de benadeelde partij ingevolge artikel 6:106 sub b van het Burgerlijk Wetboek als de grondslag van deze vordering en wijst de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk toe. De rechtbank wijst een lager bedrag toe dan door de benadeelde partij is gevorderd, nu zij geen poging doodslag, maar eenvoudige mishandeling bewezen heeft verklaard. Gelet op vergelijkbare zaken komt een bedrag van € 250,00 de rechtbank billijk voor.
De rechtbank zal daarom de vordering tot het vergoeden van immateriële schade tot het bedrag van € 250,00 toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 10 augustus 2020 tot de dag van volledige betaling. De rechtbank wijst het overige deel van de vordering gelet op het voorgaande af.
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [slachtoffer 2] aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 250,00, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 10 augustus 2020 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met vijf (5) dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 2] in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 36f, 57, 63, 266, 267, 285, 300 en 350 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart het
 onder parketnummer 16-111335-23 ten laste gelegde, en
 onder parketnummer 16-148669-21 primair en subsidiair ten laste gelegde,
niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Bewezenverklaring
- verklaart het
 onder parketnummer 16-074232-23 onder feit 1 en feit 2 ten laste gelegde,
 onder parketnummer 16-148669-21 meer subsidiair ten laste gelegde,
 onder parketnummer 16-165469-23 ten laste gelegde, en
 onder parketnummer 16-269965-23 ten laste gelegde,
bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvan
zes (6) weken;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
Benadeelde partij [slachtoffer 2]
  • wijst de vordering van [slachtoffer 2] toe tot een bedrag van € 250,00;
  • wijst de vordering van [slachtoffer 2] voor wat betreft het meer gevorderde af;
  • veroordeelt verdachte tot betaling aan [slachtoffer 2] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 10 augustus 2020 tot de dag van volledige betaling;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 2] aan de Staat € 250,00 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 10 augustus 2020 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met vijf (5) dagen gijzeling;
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.J. Reitsma, voorzitter, mr. J.P. Killian en mr. O. Veldman, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A.G. Emsbroek, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 28 februari 2024.
Mr. Veldman is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
16-074232-23
Feit 1hij op of omstreeks 15 maart 2023 te Amersfoort opzettelijk en wederrechtelijk een raam, scharnieren en/of een kozijn, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan [getuige 1] , in elk geval aan een ander toebehoorde heeft vernield, beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt;
( art 350 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
Feit 2hij op of omstreeks 15 maart 2023 te Amersfoort [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die [slachtoffer 1] dreigend de woorden toe te voegen "ik ga je doodsteken", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
( art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
16-148669-21 (zoals gewijzigd ter terechtzitting van 14 februari 2024)
primairhij op of omstreeks 10 augustus 2020 te Amersfoort, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 2] opzettelijk van het leven te beroven,
- met kracht, meermalen, althans eenmaal, met een kettingslot, tegen of op het hoofd en/of de arm(en), althans tegen of op het lichaam van die [slachtoffer 2] heeft geslagen en/of
- met kracht, die [slachtoffer 2] bij zich keel of nek heeft vastgegrepen en/of diens nek of keel heeft dichtgedrukt of dichtgeknepen en/of dichtgedrukt en/ dichtgeknepen
heeft gehouden en/of
- (vervolgens) met kracht, die [slachtoffer 2] tegen een (aantal) -alaar geparkeerde- fiets(en) heeft gegooid,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
( art 287 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
subsidiairhij op of omstreeks 10 augustus 2020 te Amersfoort, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 2] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen
- met kracht, meermalen, althans eenmaal, met een kettingslot, tegen of op het hoofd en/of de arm(en), althans tegen of op het lichaam van die [slachtoffer 2] heeft geslagen en/of
- met kracht, die [slachtoffer 2] bij zich keel of nek heeft vastgegrepen en/of diens nek of keel heeft dichtgedrukt of dichtgeknepen en/of dichtgedrukt en/ dichtgeknepen heeft gehouden en/of
- (vervolgens) met kracht, die [slachtoffer 2] tegen een (aantal) -alaar geparkeerde- fiets(en) heeft gegooid,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
( art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
meer subsidiair
hij op of omstreeks 10 augustus 2020 te Amersfoort [slachtoffer 2] heeft mishandeld door:
- met kracht, meermalen, althans eenmaal, met een riem, althans een voorwerp, tegen of op het hoofd en/of de arm(en), althans tegen of op het lichaam van die [slachtoffer 2] te slaan en/of - met kracht, die [slachtoffer 2] bij zijn keel of nek vast te grijpen en/of diens nek of keel dicht te drukken en/of dicht gedrukt te houden en/of - (vervolgens) met kracht, die [slachtoffer 2] tegen een (aantal) – aldaar geparkeerde- fiets(en) te gooien;
(artikel 300 Wetboek van Strafrecht)
16-165469-23
hij op of omstreeks 9 februari 2023 te Amersfoort opzettelijk en wederrechtelijk de sloten en de bovenbuis van de deurgreep van een toegangsdeur, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [winkel] Amersfoort, in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
( art 350 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
16-111335-23
hij op of omstreeks 29 april 2023 te Amersfoort opzettelijk niet heeft voldaan aan een bevel, te weten een gebiedsverbod, kenmerk [..] krachtens een wettelijk voorschrift, te weten artikel 172a van de Gemeentewet, gedaan door of namens de burgemeester van Amersfoort, in elk geval een ambtenaar als bedoeld in artikel 184 Wetboek van Strafrecht, eerste en/of tweede lid, inhoudende dat hij, verdachte, zich voor de periode van 3 maanden ingaande 24 april 2023 en niet mocht bevinden in/op [straat 3] – [straat 4] – [straat 5] – [straat 6] – [straat 5] – [straat 7] – [straat 8] – [straat 9] – [straat 10] – [straat 1] – [straat 11] – [straat 12] – [straat 13] – [straat 14] – [straat 15] – [straat 4] – [straat 16] – [straat 17] ., door, zich op voornoemde datum om 18.40 uur en 19.10 uur in/op het [straat 2] , althans op een openbare weg of plaats gelegen in voornoemd gebied te bevinden;
( art 184 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
16-269965-23
hij op of omstreeks 16 oktober 2023 te Utrecht, althans in Nederland, opzettelijk een ambtenaar,te weten [E] ( [functie] ), gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, in zijn tegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd, door hem de woorden toe te voegen: "kankerhond" en/of "kanker op", althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking;
( art 266 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 267 lid 1 ahf/sub 2° Wetboek van Strafrecht )

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 22 april 2023, genummerd PL0900-2023076819, opgemaakt door politie Eenheid Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 43. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Pagina 6.
3.Pagina 36.
4.Pagina 38.
5.Pagina 39.
6.Pagina 16.
7.Pagina 12.
8.Pagina 13.
9.Pagina 9.
10.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 16 april 2021, genummerd PL0900-2021104975, opgemaakt door politie Eenheid Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 51. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
11.Pagina 6.
12.Pagina 3.
13.Pagina 20.
14.Pagina 21.
15.Pagina 22.
16.Pagina 23.
17.Pagina 24.
18.Pagina 17.
19.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 8 maart 2023, genummerd PL0900-2023041285, opgemaakt door politie Eenheid Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 51. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
20.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 18 oktober 2023, PL0900-2023317997, opgemaakt door politie Eenheid Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 28. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
21.Pagina 9.
22.Pagina 10
23.Pagina 11.