ECLI:NL:RBMNE:2024:1119

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
26 februari 2024
Publicatiedatum
28 februari 2024
Zaaknummer
UTR 23/3355
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak inzake omgevingsvergunning voor het Nieuwegeins Business Centre na brand

Op 26 februari 2024 heeft de Rechtbank Midden-Nederland een tussenuitspraak gedaan in de zaak tussen eisers, eigenaar en exploitant van nabijgelegen panden, en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Nieuwegein. De zaak betreft een omgevingsvergunning voor het (her)bouwen van delen van het Nieuwegeins Business Centre, dat door een brand op 7 september 2022 onbruikbaar was geworden. De rechtbank oordeelt dat het college niet op de juiste wijze heeft getoetst of het bouwplan voldoet aan de regels van het bestemmingsplan, en stelt het college in de gelegenheid om dit gebrek te herstellen.

Eisers hebben bezwaar gemaakt tegen de verleende omgevingsvergunning, omdat zij vrezen voor parkeerproblemen door de toename van het brutovloeroppervlak. De rechtbank concludeert dat het college de parkeernormen uit het Koersdocument niet correct heeft toegepast en dat de onderbouwing van de parkeerbehoefte niet voldoet aan de eisen van de planregels. De rechtbank benadrukt dat de toetsing aan de parkeernormen essentieel is voor de beoordeling van de omgevingsvergunning.

De rechtbank geeft het college vier weken de tijd om de gebreken in het bestreden besluit te herstellen, met de mogelijkheid om de termijn te verlengen indien nodig. De uitspraak is openbaar gedaan en er staat geen hoger beroep open tegen deze tussenuitspraak, maar wel tegen de einduitspraak in de zaak.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 23/3355
tussenuitspraak van de enkelvoudige kamer van 26 februari 2024 in de zaak tussen
De Eerste Symfonie B.V.en;
De Woonindustrie Beheer B.V.
alle twee gevestigd in Nieuwegein, eisers
(gemachtigde: mr. K.W.H. Albert),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Nieuwegein, verweerder
(gemachtigde: mr. C.E.H. Smit).
Als derde-partij heeft aan het geding deelgenomen:
Sport Catering B.V., te Nieuwegein.

Inleiding

1. Op 7 september 2022 is het Nieuwegeins Business Centre (het NBC-congrescentrum) aan de Blokhoeve 1 in Nieuwegein getroffen door een brand. Hierbij zijn de gebouwdelen A, D en E zodanig aangetast dat het congrescentrum niet meer bruikbaar was. Derde-partij is eigenaar van het centrum. Voor de renovatie van het pand heeft zij op 5 december 2022 een omgevingsvergunning aangevraagd bij het college. De aanvraag ziet op het (her)bouwen van de gebouwdelen D en E, waarbij het bruto vloeroppervlak van gebouwdeel E gelijk blijft, maar het brutovloeroppervlak van gebouwdeel D met 1.735 m2 zal toenemen. Met het besluit van 16 februari 2023 (
het primairebesluit) heeft het college de gevraagde omgevingsvergunning aan derde-partij verleend. Vergunninghouder was van plan om gebouwdeel A ook te renoveren, maar die werkzaamheden zijn vergunningvrij.
2. Eisers, respectievelijk eigenaar en exploitant van de nabijgelegen panden aan de Symfonielaan 1 en 5 in Nieuwegein , hebben bezwaar gemaakt. Zij vrezen dat er parkeerproblemen ontstaan in de buurt als gevolg van de toename van het brutovloeroppervlak. In de bezwaarfase heeft derde-partij zogenaamde blauwdrukken van gebouwdelen A en D overgelegd. Uit de blauwdrukken blijkt dat het brutovloeroppervlak van gebouwdeel D met 1.213 m2 zal toenemen. Het college heeft een parkeeronderzoek van [onderzoeksbureau] van 16 december 2019 ingebracht en het bezwaar van eisers voorgelegd aan de Commissie bezwaarschriften, die daarover op 5 juni 2023 een advies heeft uitgebracht. Bij besluit van 5 juni 2023 (
het bestreden besluit) heeft het college de omgevingsvergunning conform dit advies, in stand gelaten.
3. Eisers hebben vervolgens beroep ingesteld en een parkeeronderzoek van Exante van 11 oktober 2023 overgelegd. Het college heeft gereageerd met een verweerschrift en een aanvullend parkeeronderzoek van [onderzoeksbureau] van 16 maart 2020. Derde-partij heeft ook gereageerd en nieuwe blauwdrukken van gebouwdelen A en D overgelegd.
4. De zaak is bij de rechtbank op 30 januari 2024 op een zitting behandeld. Eisers zijn op de zitting vertegenwoordigd door [A] , [B] en [C] , bijgestaan door de gemachtigde van eisers en door mr. [D] . Het college heeft zich op de zitting laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde, E.N. Kruizinga en ing. [E] . Derde-partij is verschenen bij haar bestuurder, [F] .

Overwegingen

Beoordelingskader
5. Op 1 januari 2024 is de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) ingetrokken en is de Omgevingswet in werking getreden. Omdat derde-partij de omgevingsvergunning vóór die datum heeft aangevraagd, is in deze zaak de Wabo met de onderliggende regelingen nog van toepassing. Dat volgt uit het overgangsrecht van artikel 4.3 van de Invoeringswet Omgevingswet.
6. Het college heeft de omgevingsvergunning verleend voor de activiteit ‘bouwen’. In dat geval is artikel 2.10, eerste lid, van de Wabo het toepasselijke toetsingskader. Dit toetsingskader komt er kort gezegd op neer dat het college de omgevingsvergunning alleen toetst aan het Bouwbesluit, de bouwverordening, het bestemmingsplan en de redelijke eisen van welstand. Deze vier toetsingsgronden zijn limitatief en imperatief van aard. Dat houdt in dat het college de omgevingsvergunning móet weigeren als het bouwplan in strijd is met één of meer van deze toetsingsgronden en dat het college de omgevingsvergunning móet verlenen als er géén strijd is met deze toetsingsgronden.
7. Op het perceel rust op grond van het bestemmingsplan ‘Blokhoeve Zuidwest’ de enkelbestemming ‘Gemengd’. Artikel 3.2.1, onder e, van de planregels bepaalt dat een omgevingsvergunning voor het bouwen van gebouwen op gronden met deze bestemming, slechts kan worden verleend als is voorzien in voldoende parkeergelegenheid voor auto's overeenkomstig de ‘Nota Parkeernormen 2011-2015’ van de gemeente Nieuwegein, met dien verstande dat als binnen de planperiode van het bestemmingsplan nieuwe gemeentelijke parkeernormen worden vastgesteld door de gemeenteraad deze nieuwe normen van toepassing zijn.
8. Binnen de planperiode van het bestemmingsplan, namelijk op 3 november 2020, is het Besluit van de gemeenteraad van de gemeente Nieuwegein houdende regels omtrent het parkeerbeleid (het Koersdocument Parkeren 2020 – 2025) vastgesteld. Hierin zijn nieuwe gemeentelijke parkeernormen opgenomen. Of het bouwplan van derde-partij voorziet in voldoende parkeergelegenheid voor auto’s, moet daarom overeenkomstig het Koersdocument worden beoordeeld.
9. Het Koersdocument gaat uit van de vier leidende principes ‘beschermen’, ‘benutten’, ‘beprijzen’ en ‘bebouwen’ en hanteert een vijfstappenplan. Eerst dient de initiatiefnemer de parkeerbehoefte als gevolg van het bouwplan te onderbouwen. Die onderbouwing moet op draagvlak van belanghebbenden kunnen rekenen, en dat vastgestelde draagvlak moet controleerbaar zijn voor het college (stap 1). Het college beoordeelt vervolgens of de onderbouwing van de initiatiefnemer valide en betrouwbaar is. Als dat volgens het college niet het geval is, dan past het college de parkeernormen uit het Koersdocument toe (stap 2). Als het college de onderbouwing valide en betrouwbaar acht, stelt het college vast of er sprake is van een toename van de parkeerbehoefte (stap 3). Bij een toename van de parkeerbehoefte beoordeelt het college eerst of de parkeerbehoefte op eigen terrein kan worden opgelost (stap 4). Als dat niet mogelijk is, dan moet het college beoordelen of de parkeerbehoefte in de openbare ruimte kan worden opgevangen. De totale parkeerdruk op het openbaar terrein in de directe omgeving van het plangebied moet in dat geval lager zijn dan 85% (stap 5).
Bestreden besluit
10. Het college stelt zich op het standpunt dat de omgevingsvergunning moet worden verleend, omdat het bouwplan niet in strijd is met het bestemmingsplan, de redelijke eisen van welstand, het Bouwbesluit en de bouwverordening. Op de zitting heeft het college verder toegelicht waarom hij vindt dat het bouwplan voldoet aan de planregel dat er moet worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid voor auto’s. De onderbouwing van de parkeerbehoefte door derdepartij bestaat uit de tekeningen bij de aanvraag, het parkeeronderzoek van [onderzoeksbureau] van 16 december 2019 en de blauwdrukken die derde-partij in bezwaar heeft overgelegd. In het bestreden besluit heeft het college deze stukken tezamen als een valide en betrouwbare onderbouwing van de parkeerbehoefte geacht. Volgens het college kan uit deze stukken worden geconcludeerd dat de parkeerbehoefte door het bouwplan niet toeneemt. Hoewel het brutovloeroppervlak van het NBC-congrescentrum met 1.213 m2 toeneemt, zullen de functies die leidend zijn voor het aantal gasten volgens het college gelijk blijven of zelfs afnemen. Waar de ontvangst- en toiletruimtes bijvoorbeeld in omvang toenemen (ruimtelijker en luxer worden) neemt de zaalruimte in omvang af. Dat betekent dat het maximum aantal bezoekers dat zich tegelijk in het NBC-congrescentrum voor activiteiten bevindt niet toeneemt, zodat ook de parkeerbehoefte niet toeneemt, aldus het college.
Het beroep
11. Eisers voeren aan dat het bouwplan in strijd is met het bestemmingsplan, omdat er niet wordt voorzin in voldoende parkeergelegenheid voor auto’s. De parkeerbehoefte als gevolg van het bouwplan neemt toe door de toename van het brutovloeroppervlak, De parkeernorm voor de functie evenementenhal/beursgebouw in de parkeernormtabel in het Koersdocument is vastgesteld naar bruto vloeroppervlak per 100 m². Door in plaats daarvan uit te gaan van de verschillende functies in het congresgebouw, handelt het college in strijd met zijn parkeerbeleid. Bovendien is het stappenplan uit het Koersdocument niet correct toegepast. Derde-partij heeft de parkeerbehoefte pas in de bezwaarfase onderbouwd en heeft daarbij op geen enkele manier draagvlak gezocht bij belanghebbenden, waaronder eisers. Verder had het college de onderbouwing van derde-partij moeten toetsen aan de veertien criteria uit Bijlage 2 van het Koersdocument, wat evenmin is gebeurd.
Beoordeling door de rechtbank
12. Eisers betwisten niet dat het bouwplan in overeenstemming is met het Bouwbesluit en de redelijke eisen van welstand. De rechtbank moet beoordelen of het college terecht tot de conclusie is gekomen dat het bouwplan niet in strijd is met het bestemmingsplan. Daarvoor moet de rechtbank de vraag beantwoorden of het college heeft mogen concluderen dat het bouwplan voorziet in voldoende parkeergelegenheid, zoals artikel 3.2.1 van het bestemmingsplan voorschrijft.
13. Het college heeft beoordeeld of het bouwplan in voldoende parkeergelegenheid voorziet door te bekijken of het aantal gasten per verblijfsruimte toe- of afneemt. Omdat er volgens het college minder ruimtes komen waar gasten kunnen verblijven, neemt het aantal gasten en daardoor de parkeerdruk niet toe. Het college gaat er dus van uit dat hij niet hoeft te toetsen aan de parkeernormen in het Koersdocument en ook op een andere manier kan vaststellen of de parkeerbehoefte toeneemt. De rechtbank is het met eisers eens dat deze manier van toetsen in strijd is met artikel 3.2.1, onder e, van de planregels en dat het college de parkeernormtabel uit het Koersdocument had moeten toepassen. Dat legt de rechtbank hierna uit.
14. In artikel 3.2.1, onder e, van de planregels staat dat een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen slechts kan worden verleend als is voorzien in voldoende parkeergelegenheid voor auto's
overeenkomstigde ‘Nota Parkeernormen 2011-2015’ van de gemeente Nieuwegein, of als binnen de planperiode van het bestemmingsplan nieuwe gemeentelijke
parkeernormenworden vastgesteld door de gemeenteraad deze
nieuwe normenvan toepassing zijn. [1] De planregels zijn op dit punt duidelijk: of een bouwplan voorziet in voldoende parkeergelegenheid moet aan de hand van de geldende parkeernormen worden bepaald. Deze planregel moet letterlijk worden uitgelegd, omdat de rechtszekerheid vereist dat kan worden uitgegaan van wat in een plan is bepaald. Dat is vaste rechtspraak. [2]
15. Dit betekent dat het college bij de toets van het bouwplan aan artikel 3.2.1, onder e, van de planregels, aan de hand van de parkeernormtabel in het Koersdocument had moeten vaststellen of het bouwplan in voldoende parkeergelegenheid voor auto’s voorziet. Met andere woorden: het college had moeten vaststellen hoeveel parkeerplekken er volgens de parkeernormtabel nodig zijn voor het bouwplan en vervolgens moeten beoordelen of dit aantal parkeerplekken beschikbaar is. Omdat het college dit niet heeft gedaan, is het bestreden besluit in strijd met artikel 2.1 van de Wabo genomen. Dit is een gebrek in het bestreden besluit.
16. Het geconstateerde gebrek in het bestreden besluit kan worden hersteld. De rechtbank doet daarom tussenuitspraak en stelt het college met toepassing van artikel 8:51a van de Awb in de gelegenheid om het gebrek te herstellen. Dat moet het college doen met inachtneming van al wat de rechtbank in deze tussenuitspraak heeft overwogen. Herstel kan hetzij met een aanvullende motivering, hetzij (voor zover nodig) met een nieuw besluit op bezwaar na, of tegelijkertijd met de intrekking van het bestreden besluit. Daarbij stelt de rechtbank voorop dat nadere besluitvorming over de aanvraag voor het huidige bouwplan nog steeds op basis van het oude recht moet plaatsvinden, op grond van het in overweging 5 genoemde overgangsrecht bij de Omgevingswet.
17. Om het gebrek in het bestreden besluit te herstellen moet het college in ieder geval op een inzichtelijke en controleerbare manier, aan de hand van de parkeernormtabel in het Koersdocument, vaststellen hoeveel parkeerplekken er nodig zijn voor het bouwplan en beoordelen of dit benodigde aantal parkeerplekken beschikbaar is. Het college moet daarbij inzichtelijk maken van welke oppervlaktes en functies hij uitgaat en waar hij dit op baseert.
18. Als de uitkomst van die beoordeling is dat het bouwplan niet in voldoende parkeergelegenheid voorziet, moet het college afwegen of hij wil meewerken aan een omgevingsvergunning voor afwijken van het bestemmingsplan op grond van artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder c van de Wabo in combinatie met artikel 2.12, eerste lid, onder a van de Wabo. In de planregels zelfs staat namelijk geen mogelijkheid om af te wijken van de bouwregel in artikel 3.2.1, onder e, van de planregels.
19. De rechtbank bepaalt de termijn waarbinnen het college de gebreken kan herstellen op vier weken na verzending van deze tussenuitspraak. Als het college tot de conclusie komt dat het bouwplan in strijd is met het bestemmingsplan en hij daarom meer tijd nodig heeft voor de herstelpoging, moet hij de rechtbank voor het verstrijken van de termijn van vier weken verzoeken om die termijn te verlengen.
20. Als het college geen gebruik maakt van de gelegenheid om de gebreken te herstellen moet hij dat zo spoedig mogelijk, maar uiterlijk binnen twee weken na verzending van deze tussenuitspraak aan de rechtbank laten weten.
21. Als het college gebruik heeft gemaakt van de gelegenheid om de gebreken te herstellen, zal de rechtbank eisers en derde-partij in de gelegenheid stellen om daar binnen vier weken op te reageren. In beginsel, ook in de situatie waarin het college de hersteltermijn ongebruikt laat verstrijken, zal de rechtbank zonder tweede zitting einduitspraak doen in de zaak. Vanwege de goede procesorde zal de rechtbank het partijen in beginsel niet toestaan om na de tussenuitspraak nieuwe geschilpunten of beroepsgronden aan de orde te stellen.
22. Omdat de rechtbank heeft vastgesteld dat het college alleen aan de hand van de parkeernormtabel in het Koersdocument kan vaststellen of het bouwplan in voldoende parkeergelegenheid voorziet en in overeenstemming is met artikel 3.2.1, onder e, van de planregels, komt de rechtbank niet meer toe aan een beoordeling van de beroepsgrond van eisers dat het college het stappenplan uit het Koersdocument niet goed heeft toegepast. Die beroepsgrond laat de rechtbank onbesproken.
23. De rechtbank houdt iedere verdere beslissing aan. Dat betekent dat zij over overige beroepsgronden van eisers, de proceskosten en het griffierecht nu nog geen beslissing neemt.

Beslissing

De rechtbank:
 stelt het college in de gelegenheid om binnen vier weken na verzending van deze tussenuitspraak de geconstateerde gebreken in het bestreden besluit te herstellen, met inachtneming van wat de rechtbank in deze tussenuitspraak heeft overwogen, of, om binnen twee weken na verzending van deze tussenuitspraak aan de rechtbank mee te delen dat hij geen gebruik maakt van de herstelmogelijkheid;
 houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.C. Moed, rechter, in aanwezigheid van mr. N.K. Boer – de Bruin, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 26 februari 2024.
(de griffier is verhinderd om
de uitspraak te ondertekenen)
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Tegen deze tussenuitspraak staat nog geen hoger beroep open. Tegen deze tussenuitspraak kan hoger beroep worden ingesteld tegelijkertijd met hoger beroep tegen de (eventuele) einduitspraak in deze zaak.

Voetnoten

1.Cursivering rechtbank.
2.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 26 juli 2023, ECLI:NL:RVS:2023:2860.