ECLI:NL:RBMNE:2024:1049

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
27 februari 2024
Publicatiedatum
27 februari 2024
Zaaknummer
16-193557-23; 16-016547-23 (TUL) (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal uit de woning van een kwetsbaar slachtoffer door meerdere verdachten

Op 22 juli 2023 hebben drie verdachten zich schuldig gemaakt aan diefstal uit de woning van een hoogbejaarde, alleenstaande en dementerende man in Utrecht. Eén van de verdachten droeg een reflecterend vestje om vertrouwen te wekken bij het slachtoffer en kreeg toegang tot de woning. Na binnenkomst heeft hij zijn medeverdachten binnengewelkt, waarna zij de woning doorzochten en een geld-/medicijnkistje hebben weggenomen. De rechtbank rekent het de verdachten zwaar aan dat zij een kwetsbaar slachtoffer hebben gekozen en op grove wijze misbruik hebben gemaakt van het bij het slachtoffer gewekte vertrouwen. De rechtbank spreekt de verdachten vrij van de diefstal van andere waardevolle goederen, omdat niet kan worden uitgesloten dat deze op een eerder moment uit de woning zijn verdwenen. De rechtbank legt twee verdachten een gevangenisstraf van 6 maanden op, terwijl de derde verdachte een gevangenisstraf van 180 dagen krijgt, waarvan 129 dagen voorwaardelijk. De benadeelde partij wordt niet ontvankelijk verklaard in zijn vordering.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummers: 16-193557-23; 16-016547-23 (TUL) (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 27 februari 2024
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1979] te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de Basisregistratie personen op het adres:
[adres 1] , [postcode] te [plaats] ,
hierna te noemen: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 17 november 2023 en 13 februari 2024.
De inhoudelijke behandeling van de zaak heeft op 13 februari 2024 plaatsgevonden.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. J. Boon en van de standpunten van verdachte en mr. J.W.B. Beijen, advocaat te Amsterdam.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte op 22 juli 2023 in Utrecht, samen met anderen, uit de woning van [slachtoffer] meerdere horloges, een grote hoeveelheid goudstaafjes en sieraden, een geld-/medicijnkistje en een envelop met contant geld heeft weggenomen.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het ten laste gelegde en heeft daartoe een pleitnota overgelegd. De raadsman heeft – zakelijk weergegeven – het volgende aangevoerd.
Op basis van het dossier kan niet worden vastgesteld dat de betreffende goederen op 22 juli 2023 uit de woning van aangever zijn weggenomen en niet uitgesloten kan worden dat de goederen op een eerder moment zijn verdwenen. Niet duidelijk wordt wat er op 22 juli 2023 in de woning van aangever is gebeurd. Aangever zelf kan zich niets herinneren van die avond en verdachte en de medeverdachten verklaren niet over het wegnemen van goederen. De kleinzoon van aangever geeft aan dat de kluis in mei/juni 2023 open is geweest en onduidelijk is of de kluis tussentijds opnieuw is geopend of open is gebleven. Bovendien is de kleinzoon van 12 tot en met 21 juli 2023 met vakantie geweest.
Niet is gebleken dat verdachte of haar medeverdachten vanaf 22 juli 2023 in het bezit zijn geweest van één of meer van de goederen die zouden zijn weggenomen. Op de beelden waarop te zien is dat verdachte en haar medeverdachten de woning op 22 juli 2023 verlaten is niet te zien dat zij op dat moment goederen bij zich hadden.
Verder kwamen er in de twee tot drie maanden voorafgaand aan 22 juli 2023 dagelijks verschillende mensen over de vloer en is er een lift in de woning van aangever geplaatst.
Subsidiair is er geen sprake van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en haar medeverdachten waarbij verdachte een wezenlijke bijdrage aan het tenlastegelegde heeft geleverd omdat niet kan worden vastgesteld wat verdachte in de woning heeft gedaan.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen [1]
[getuige 1] heeft op 24 juli 2023 aangifte gedaan namens [slachtoffer] en heeft als volgt verklaard:
Op 22 juli 2023 heeft er een diefstal plaatsgevonden uit de woning van mijn opa. Mijn opa woont aan de [straat 1] [nummer] te [plaats] .
Ik zag het volgende op de camerabeelden die op 22 juli 2023 tussen 22:00 uur tot 22:30 uur zijn opgenomen met de intercom van mijn opa. Een man trekt een oranje hesje aan en loopt recht op de voordeur van de [straat 1] [nummer] af en belt aan. Mijn opa doet de deur open zonder dat er communicatie is geweest door de intercom. De man met het hesje stapt naar binnen en wenkt naar de auto die geparkeerd staat in de parkeerhavens van de [straat 1] . Er stappen vervolgens nog twee dames uit de auto. De twee dames komen vervolgens eveneens binnen bij mijn opa. Omstreeks 22:30 uur verlaten zij de woning van mijn opa. [2]
Op 23 juli 2023 was ik in de ochtend omstreeks 09:30 uur gebeld door de thuiszorg. Ik hoorde hen zeggen dat ze het geldkistje waar de medicatie van mijn opa in zat kwijt waren
. [3]
[getuige 1] heeft bij de rechter-commissaris aanvullend het volgende verklaard over het terugkijken van de beelden van de videodeurbel:
De dag voordat u er achter kwam, de 22, is als het goed is ‘s ochtends iemand van de thuiszorg geweest rond 10.00 uur en is ‘s avonds iemand met het hesje gezien. Is er in de tussentijd nog iemand gezien op de beelden?
Dat zou ik niet weten.
Jullie hebben geen andere afwijkende personen gezien?
In ieder geval niet iemand die heeft aangebeld. Van de personen met een sleutel, zoals mijn broer, weet ik het niet, want die lopen gewoon naar binnen. [4]
[getuige 2] , wijkverpleegkundige van [slachtoffer] heeft als volgt verklaard:
Ik ben er op 22 en 23 juli 2023 geweest. Ik denk dat ik daar op beide dagen rond 10:00 uur ben geweest.
V: Is jouw dat weekend wat opgevallen in en rondom de woning van [slachtoffer] ?
A: Het enige was dat op zondagmorgen het medicijnkistje weg was. [5]
V: Heeft u het kistje op zaterdag nog wel gezien?
A: Ja. [6]
Door verbalisant [verbalisant] werden de camerabeelden van de deurbelcamera van de woning aan de [straat 1] [nummer] te [plaats] van 22 juli 2023 bekeken
. Door verbalisant werd het volgende bevonden: [7]
- 22:05:41 uur: Verdachte 1 komt aanlopen en belt aan bij de [straat 1] [nummer] te [plaats] . Verdachte 1 draagt een feloranje hesje met reflecterend strepen.
Mij is bekend dat de verdachte 1 door twee collega’s is herkend als zijnde: [medeverdachte 1] ; [8]
- 22:06:18 uur: Verdachte 1 stapt de woning binnen. Hij maakt daarbij een wuivend arm-hand-gebaar in de richting van de [straat 2] ;
- 22:06:47 uur Verdachte 2 komt aanlopen uit de richting van de [straat 2] . Zij loopt op de voordeur van de woning af. [9] Verdachte 2 treedt de woning binnen;
- 22:06:52: Verdachte 3 komt aanlopen uit de richting van de [straat 2] . Zij loopt op de voordeur van de woning af. [10]
- 22:27:25 uur: Verdachte 2 verlaat de woning;
- 22:27:38 uur: Verdachte 2 en 3 lopen allebei naar de personenwagen die er ook stond toen zij de woning betraden;
- 22:27:40 uur: Verdachte 1 verlaat de woning. [11]
Medeverdachte [medeverdachte 1] heeft bij de politie het volgende verklaard:
Ik ben in die woning geweest. [12]
V: Kun jij bevestigen dat je met mevrouw [verdachte] hier te zien bent op de beelden?
A: Ja. [13]
V: We laten beelden zien van de dames. Wie is de 2e vrouw die de woning inloopt.
A: Dat is haar zus [medeverdachte 2 (voornaam)] (
de rechtbank begrijpt dat verdachte medeverdachte [medeverdachte 2] bedoelt). [14]
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat zij op 22 juli 2023 in de woning van het slachtoffer [slachtoffer] is geweest. Zij herkent zich zelf op de beelden van de deurbelcamera van de woning, zij is de tweede vrouw die naar buiten komt. [15]
Bewijsoverwegingen
Diefstal geld-/medicijnkistje
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte en de medeverdachten een geld-/medicijnkistje uit de woning van het slachtoffer hebben gestolen.
Verdachte en de medeverdachten zijn op 22 juli 2023 even na 22.00 uur de woning van het slachtoffer binnengegaan. Het kistje is op 22 juli 2023 rond 10.00 uur nog door de thuiszorg gebruikt en in de ochtend van 23 juli 2023 werd geconstateerd dat het kistje weg was. De kleinzoon van het slachtoffer, [getuige 1] , heeft verklaard dat tussen het moment dat de thuiszorg het kistje nog heeft gebruikt en het moment waarop de verdachten de woning zijn binnengegaan niemand heeft aangebeld bij de woning van het slachtoffer.
Medeplegen
Verdachte en de medeverdachten zijn met drieën naar de [straat 1] in [plaats] gereden. Verdachte [medeverdachte 1] is uitgestapt en rechtstreeks naar de woning van het slachtoffer gelopen. [medeverdachte 1] heeft, voor dat hij aanbelde bij de woning, een reflecterend hesje aangetrokken, kennelijk om vertrouwen bij het slachtoffer te wekken. Nadat het slachtoffer de deur had geopend, heeft [medeverdachte 1] gewenkt naar de auto waar [medeverdachte 2] en [verdachte] zaten te wachten. Zij zijn uit de auto gestapt, naar de woning van het slachtoffer gelopen en daar naar binnengegaan. Korte tijd later hebben zij alle drie de woning verlaten en zijn samen weggereden.
Gelet op de uiterlijke verschijningsvorm en het handelen van verdachten is er sprake van een nauwe en bewuste samenwerking waarbij zij van te voren een hoogbejaard en kwetsbaar slachtoffer hebben uitgekozen en vervolgens op een vooraf besproken manier te werk gegaan. Dat niet duidelijk is geworden hoe zij in de woning te werk zijn gegaan, doet daar niet aan af.
Oogmerk
De verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting, dat zij in de woning van het slachtoffer enkel op de trap heeft gezeten om op haar dealer te wachten die zou handelen vanuit een pand gelegen tegenover de woning van het slachtoffer vindt geen steun in het dossier. De rechtbank acht deze verklaring onaannemelijk. Verdachte en de medeverdachten hebben geen enkele relatie met het slachtoffer en hadden geen enkele legitieme reden om de woning van het slachtoffer binnen te gaan.
Verdachte is, gelet op de uiterlijke verschijningsvorm en het handelen van verdachte en de medeverdachten, de woning van het slachtoffer binnengegaan met als doel daar goederen weg te nemen.
Partiële vrijspraak
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte, samen met de medeverdachten, één of meerdere horloge(s), goud, sieraden en een envelop met contant geld heeft weggenomen en zal verdachte vrijspreken van deze onderdelen van de tenlastelegging.
Op basis van het dossier kan niet uitgesloten worden dat de hiervoor genoemde goederen op een eerder moment uit de woning zijn verdwenen, door toedoen van derden die toegang hadden tot de woning.
Het slachtoffer [slachtoffer] kan zich vanwege zijn psychische gesteldheid niets herinneren van de avond van 22 juli 2023 noch van de periode daaraan voorafgaand. Uit het dossier blijkt voorts dat meerdere personen, waaronder familieleden en een kennis, met een sleutel toegang tot de woning hadden. Daarnaast kwam er dagelijks zorgpersoneel in de woning en heeft er in de periode voorafgaand aan 22 juli 2023 een verbouwing in de woning plaatsgevonden waarbij verschillende personen in de woning zijn geweest en de voordeur regelmatig open heeft gestaan.
De kleinzoon van aangever kwam vrijwel dagelijks bij het slachtoffer op bezoek, maar was de 10 dagen voorafgaand aan 22 juli 2023 met vakantie. De horloges heeft hij voor het laatst in de zomer in de woning van zijn opa gezien. Hij heeft twee tot drie maanden voor 22 juli 2023 voor het laatst met zijn opa iets in de kluis gelegd, dat is ook het laatste moment dat hij de inhoud van de kluis heeft gezien. Zijn opa is de enige die de kluis kan openen en hij weet niet of zijn opa dit op een bepaalde dag of eerder heeft gedaan. Daarnaast heeft zijn tante heeft hem verteld dat zij tot twee keer toe onbekenden uit de woning van zijn opa had weggestuurd. Dit alles bij elkaar genomen maakt dat niet kan worden uitgesloten dat de horloges, het goud, de sieraden en het contante geld op een eerder moment uit de woning zijn verdwenen.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
op 22 juli 2023 te [plaats] , tezamen en in vereniging met anderen
- een geld-/medicijnenkistje met daarin medicatie
dat geheel aan [slachtoffer] toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:
diefstal door twee of meer verenigde personen

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van 20 maanden, met aftrek van het voorarrest.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft aangevoerd dat de eis van de officier van justitie te hoog is, gelet op de oriëntatiepunten die de rechtspraak hanteert voor een diefstal met insluiping in een woning. De verdediging wijst er op dat aan de criteria voor frequente recidive niet is voldaan. Gezien die oriëntatiepunten zou maximaal een gevangenisstraf van 6 maanden kunnen worden opgelegd.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van het feit
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich samen met de medeverdachten schuldig gemaakt aan diefstal uit de woning van het hoogbejaarde alleenstaande en dementerende slachtoffer. Één van de verdachten heeft, terwijl hij een reflecterend vestje droeg om vertrouwen bij het slachtoffer te wekken, contact gelegd met het slachtoffer. Nadat deze verdachte toegang tot de woning had gekregen heeft deze zijn medeverdachten gewenkt en hen toegang tot de woning verschaft, waarna zij hun slag hebben geslagen.
De rechtbank rekent het de verdachten zwaar aan dat zij bewust een zeer kwetsbaar slachtoffer hebben uitgekozen. Zij hebben op grove wijze misbruik gemaakt van het bij het slachtoffer gewekte vertrouwen, terwijl het slachtoffer zich vanwege zijn geestelijke gesteldheid op geen enkele wijze kon verweren tegen hun handelen.
Persoonlijke omstandigheden
Bij haar beslissing heeft de rechtbank ook rekening gehouden met:
- een uittreksel justitiële documentatie betreffende verdachte van 22 november 2023, waaruit blijkt dat verdachte veelvuldig is veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten, waaronder vermogens delicten. Verdachte liep ten tijde van het bewezenverklaarde nog in een proeftijd. De rechtbank weegt dit in strafverzwarende zin mee;
- een reclasseringsadvies van het [organisatie] van 23 oktober 2023, uitgebracht door [A] .
Uit het rapport van het [organisatie] blijkt dat verdachte haar detentie in zekere zin ook
als positief ervaart; zij heeft een dak boven haar hoofd, ervaart meer rust en heeft onder
begeleiding van de medische dienst haar medicatie waar zij aan verslaafd zou zijn, weten
af te bouwen naar een meer aanvaardbaar niveau. Als gevolg hiervan kan verdachte ook weer in meer positieve zin naar haar toekomst kijken en durft zij weer plannen te maken.
De haalbaarheid van die plannen kan betwijfeld worden gelet op haar verbondenheid en haat-liefde verhouding met haar partner en de [.] -gemeenschap. Het risico op recidive wordt ingeschat als gemiddeld. Het risico op onttrekken aan voorwaarden wordt ingeschat als hoog.
De reclassering adviseert verdachte een deels voorwaardelijke staf op te leggen met als bijzondere voorwaarden reclasseringstoezicht, ambulante behandeling, eventuele opname in een zorginstelling, begeleid wonen en meewerken aan middelencontrole.
Strafoplegging
De rechtbank wijkt bij de straftoemeting af van de eis van de officier van justitie omdat zij tot een andere, mindere, bewezenverklaring komt dan de officier van justitie. De rechtbank spreekt verdachte vrij van het overgrote deel van de op de tenlastelegging vermelde goederen met een zeer grote waarde van ruim € 200.000,00.
Alles overwegende is de rechtbank van oordeel dat, gelet op de straffen die in vergelijkbare zaken zijn opgelegd, een gevangenisstraf van 6 maanden, met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, passend en geboden is.
De rechtbank ziet, nu de tijd die verdachte in voorlopige hechtenis heeft gezeten, geen aanknopingspunten voor een voorwaardelijk strafdeel met daaraan gekoppeld de bijzondere voorwaarden zoals deze door de reclassering zijn geadviseerd.

9.BENADEELDE PARTIJ

[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 371.721,89. Dit bedrag bestaat uit € 370.471,89 materiële schade en € 1.250,00 immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte ten laste gelegde feit.
9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering van de benadeelde partij hoofdelijk toe te wijzen tot een bedrag van € 280.721,89 met daarbij de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
9.2
Het standpunt van de verdediging
Primair dient, gelet op de bepleite vrijspraak, de benadeelde partij niet ontvankelijk in de vordering te worden verklaard. Subsidiair heeft de verdediging gesteld dat de vordering afgewezen dan wel niet ontvankelijk dient te worden verklaard omdat deze onvoldoende onderbouwd is. De waarde van de horloges wordt slechts geschat en men kan niet aangeven waar en wanneer deze gekocht zijn en welke merken het waren. De certificaten van het genoemde goud ontbreken. De bankafschriften van de aankoop dateren van 2019 en er is geen bewijs van het bezit daarvan in 2023.
De gevorderde immateriële schade is eveneens onvoldoende onderbouwd. Er is geen sprake van een inbreuk op de persoonlijke levenssfeer nu aangever geen herinnering heeft aan het tenlastegelegde.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
Materiële schade
De gevorderde materiële schade ziet op de schade ten gevolge van de in de tenlastelegging genoemde hoeveelheid goud en horloges. De rechtbank heeft verdachte vrijgesproken van deze onderdelen van het tenlastegelegde waardoor niet, althans onvoldoende, is gebleken van een rechtstreeks verband tussen de gestelde schade en het bewezen verklaarde feit. De benadeelde partij is in zoverre niet-ontvankelijk in de vordering (artikel 361, tweede lid, onder b, Wetboek van Strafvordering).
Immateriële schade
Op grond van artikel 6:106 sub b BW komt een benadeelde partij onder meer een vergoeding toe voor immateriële schade als sprake is van lichamelijk letsel en/of het slachtoffer op andere wijze in de persoon is aangetast.
De rechtbank stelt op basis van het dossier en de door de benadeelde partij gegeven onderbouwing vast dat het slachtoffer [slachtoffer] als gevolg van het hiervoor bewezen verklaarde geen, lichamelijk letsel heeft opgelopen. Dat het slachtoffer geestelijk letsel heeft opgelopen of anderszins in zijn persoon is aangetast ten gevolge van het bewezenverklaarde is niet gebleken en acht de rechtbank onvoldoende onderbouwd.
De behandeling van dit deel van de vordering levert daarmee een onevenredige belasting van het strafgeding op (artikel 361, derde lid, Wetboek van Strafvordering). De rechtbank zal, gelet op het vorenstaande, de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering verklaren en bepalen dat de vordering wat betreft de immateriële schade slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Nu de benadeelde partij niet-ontvankelijk wordt verklaard in de vordering, zullen kosten worden gecompenseerd, in die zin dat ieder haar eigen kosten draagt.

10.VORDERING TENUITVOERLEGGING

10.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft de gehele tenuitvoerlegging gevorderd van de bij vonnis van de politierechter van 16 februari 2023 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf.
10.2
Het standpunt van de verdediging
De gevorderde tenuitvoerlegging van de door de politierechter bij vonnis van 16 februari 2023 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf dient – gelet op de bepleite vrijspraak – te worden afgewezen.
10.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij vonnis van de politierechter in deze rechtbank van 16 februari 2023 (parketnummer 16-016547-23) is verdachte een gevangenisstraf van 6 dagen voorwaardelijk opgelegd. Verdachte heeft zich binnen de proeftijd opnieuw schuldig gemaakt aan een strafbaar feit/strafbare feiten. Om die reden zal deze straf alsnog ten uitvoer gelegd worden.

11.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op artikel 311 van het Wetboek van Strafrecht, zoals dit artikel luidde ten tijde van het bewezen verklaarde.

12.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 6 maanden;
- bepaalt dat de tijd, door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
Benadeelde partij
- verklaart [slachtoffer] niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering wat betreft de immateriële schade kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
- compenseert de proceskosten van de benadeelde partij en verdachte, in die zin dat ieder haar eigen kosten draagt;
Vordering tenuitvoerlegging met parketnummer 16-016547-23
- wijst de vordering tot tenuitvoerlegging van de door de politierechter in deze rechtbank bij vonnis van 16 februari 2023 opgelegde voorwaardelijke vrijheidsstraf van 6 dagen toe.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.M. Schothorst, voorzitter, mrs. G. Schnitzler en
M.J. Terstegge, rechters, in tegenwoordigheid van G. van Engelenburg, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 27 februari 2024.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
zij, op of omstreeks 22 juli 2023, te Utrecht, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
- 25, althans een of meerdere horloge(s) en/of
- een grote hoeveelheid goud(staven) (met een waarde van in totaal (ongeveer) 200.000 euro) en/of
- een grote hoeveelheid siera(a)d(en) en/of
- een geld-/medicijnenkistje (met daarin medicatie) en/of
- een envelop met contant geld,
in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of haar mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht )

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 22 november 2023, genummerd PL0900-2023234320, opgemaakt door politie Eenheid Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 399. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Proces-verbaal van aangifte [getuige 1] , pagina 165.
3.Proces-verbaal van aangifte [getuige 1] , pagina 166.
4.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] van 12 februari 2024, pagina 6.
5.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] , pagina 217.
6.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] , pagina 218.
7.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 225.
8.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 226.
9.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 227.
10.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 228.
11.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 229.
12.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 1] , pagina 39.
13.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 1] , pagina 41.
14.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 1] , pagina 42.
15.Verklaring verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 13 februari 2024.