Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.De procedure
2.De feiten
3.Het geschil
€ 135,00
Rechtbank Midden-Nederland
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 2 februari 2024 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een verhuurder, vertegenwoordigd door mr. M. Soorsma-Bokadida, en een huurder, vertegenwoordigd door mr. M.G. Blokziel. De verhuurder vorderde ontruiming van de huurwoning van de huurder, die zonder recht of titel in de woning verbleef na de beëindiging van de huurovereenkomst op 1 januari 2024. De huurovereenkomst was aangegaan voor bepaalde tijd en de verhuurder had tijdig en correct aanzegging gedaan van het einde van de huur. De huurder betwistte de aanzegging en stelde dat er een huurovereenkomst voor onbepaalde tijd was ontstaan, maar de kantonrechter oordeelde dat de aanzegging correct was en dat de huurovereenkomst op de afgesproken datum was geëindigd. De kantonrechter oordeelde dat er sprake was van een spoedeisend belang voor de verhuurder, aangezien er een nieuwe huurder klaarstond om de woning te betrekken. De vordering tot ontruiming werd toegewezen, met een termijn van 14 dagen na betekening van het vonnis. De huurder werd ook veroordeeld in de proceskosten.