4.3Het oordeel van de rechtbank
Vrijspraak primair tenlastegelegde
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte] heeft geprobeerd samen met een of meer anderen een diefstal met geweld te plegen. De rechtbank zal [verdachte] daarom hiervan vrijspreken. Uit het dossier volgt namelijk dat geprobeerd is om geld te bemachtigen via afpersing en niet via diefstal. Uit de aangifte blijkt immers dat één van de jongens bij de snackbar naar binnen is gegaan met een vuurwapen of een voorwerp dat daarop lijkt en daarbij zou hebben gezegd ‘geef geld’. Hieruit volgt dat er is geprobeerd om de aangever te dwingen geld af te geven. Uit het dossier blijkt niet dat [verdachte] of de medeverdachten een zogeheten ‘wegnemingshandeling’ hebben begaan, zoals zelf geld uit de kassa pakken. Zo’n wegnemingshandeling is juist kenmerkend voor diefstal. Omdat hier geen sprake is geweest van een wegnemingshandeling is, is er ook geen poging diefstal.
Bewijsmiddelen voor het subsidiair tenlastegelegde
1. [slachtoffer ] heeft volgens het
proces-verbaal van aangiftevan 23 februari 2023 – zakelijk weergegeven – het volgende verklaard:
Ik ben tijdens mijn werk als uitbater van mijn eigen snackbar [snackbar] , gevestigd in [plaats]
overvallen.. Op 23 februari 2023 was ik aan het werk in mijn snackbar.
Ik zag dat de jongen binnen kwam lopen. Ik zag dat hij zijn rechterhand in de plastic tas van Jumbo had. Ik zag dat hij richting de toonbank liep en dat hij in het aanlopen zijn hand uit de tas haalde. Ik zag vervolgens dat hij een zwartkleurig vuurwapen in zijn rechterhand vast hield. Ik hoorde hem zeggen: ‘Geef geld!’. Ik zag dat hij zijn rechterarm op mijn lichaam richtte.
Ik bedacht me geen moment en zonder er bij na te denken pakte zijn arm vast. Ik voelde dat hij zich losrukte. Ik zag en hoorde dat het wapen op de grond viel. Ik zag vervolgens dat de jongen achterover op de grond viel. Ik heb vervolgens het klapdeurtje geopend en wilde achter hem aan gaan. Ik zag dat hij overeind kwam en richting de ingang ging. Ik zag vervolgens dat zijn schoenen tijdens het vluchten uitgingen en achterbleven in de winkel. Ik heb het wapen van de grond opgepakt en onder mijn toonbank gelegd. Er is geen geld weggenomen en er is niemand gewond geraakt.
2. [medeverdachte 1] heeft volgens het
proces-verbaal van verhoor verdachtevan 24 februari 2023 – zakelijk weergegeven - het volgende verklaard:
V: Waarom heb jij je vandaag gemeld op het politiebureau?
A: Een jongen heeft mij toegevoegd op snapchat en vroeg of ik snel geld wilde verdienen. Ik heb daar toen ja op gezegd. Maar uiteindelijk wilde ik het toch niet en heb ik nee gezegd maar diegene zei toen dat kan niet meer. Toen zeiden ze me dat ik donderdag moest komen. Ik wou niet komen maar het moest. Toen moest ik de nachtwinkel in [plaats] eigenlijk overvallen. Dat kon ik gewoon niet en dat wou ik ook niet doen. Toen was ik weggegaan van daar. Toen zeiden ze dat ik het moest doen anders zouden ze me ter plekke neersteken. Toen zeiden ze dat ik de kebabzaak moest overvallen.
V: Had je met één persoon contact of waren er ook nog anderen?
A: Drie mensen.
V: Wanneer had je contact met die andere twee?
A: Gewoon elke dag want we zaten in een groep samen. Dat was ook over Snapchat.
V: Wie waren die andere die in die groep zaten?
A: Ik weet alleen hun bijnaam, [bijnaam 1] en [bijnaam verdachte] en dan die andere dat was [bijnaam 3] .
V: Wat zei [bijnaam 3] dinsdag tegen jou?
A: Dat ik mij niet zo druk moest maken over die dag. Dat we gewoon jobs gingen doen. Hij zei gewoon dat ik schijt moest hebben en dat ik moest doen alsof het niet echt was gewoon doen.
V: Want wie bepaalde welke jobs er werden gedaan?
A: Vooral [bijnaam medeverdachte 1] en [bijnaam verdachte] .
V: [bijnaam verdachte] is [bijnaam verdachte] ?A: Ja.
V: Wie zei dat je donderdag weer moest komen?
A: [bijnaam verdachte] en [bijnaam medeverdachte 1] .
V: En voor je die kebabzaak ging beroven, wie waren er toen bij?
A: [bijnaam verdachte] , [bijnaam medeverdachte 1] en [bijnaam medeverdachte 2] .
V: Had je die [bijnaam medeverdachte 2] voor die dag weleens gezien of gesproken?
A: Nee, [bijnaam medeverdachte 2] had voor mij die job klaargezet en van hem zou ik het geld krijgen en van hem heb ik het wapen gekregen.
V: Wat moest je met dat wapen doen?
A: Richten.
V: En als die persoon niet mee zou werken?
A: In zijn been schieten zei hij maar dat zou ik sowieso niet doen. En als hij niet luisterde met dat wapen op zijn hoofd slaan.
O: Verbalisanten laten foto van verdachte [verdachte] aan verdachte zien.
V: Wie is dit?
A: Dit is [bijnaam 2 verdachte] dat was de meest aardige van ze allemaal.
V: Zijn bijnaam was?
A: [bijnaam verdachte] .
O: Verbalisanten laten foto van verdachte [medeverdachte 2] aan verdachte zien.
V: Wie is dit?
A: Dat is [bijnaam medeverdachte 1] .
O: Verbalisanten laten foto van [medeverdachte 3] aan verdachte zien.
V: Wie is deze persoon?
A: Dat is [bijnaam medeverdachte 2] .
V: Dus als ik het goed begrijp zijn die personen die zijn aangehouden wel de drie jongens die erbij waren bij de overval en [bijnaam medeverdachte 2] dan degene waar je het wapen van kreeg en die andere jongens waarmee je ook in de groep zat?
A: Ja.
3. [medeverdachte 3] heeft volgens het
proces-verbaal van verhoor verdachtevan 6 maart 2023 – zakelijk weergegeven - het volgende verklaard:
V: [verdachte] ( [bijnaam 2 verdachte] ) wordt ‘ [bijnaam verdachte] ’ genoemd. Klopt dat?
A: Ja
V: [medeverdachte 2] wordt ‘ [bijnaam medeverdachte 1] ’ genoemd. Klopt dat?
A:Ja
V: Jou noemen ze de dan ‘ [bijnaam medeverdachte 2] ’. Klopt dat?
A: Ja.
0: Derde gedeelte
"V: Twee getuigen hadden de jongen die de overval pleegde voor de overval gezien met drie
andere jongens. Wat kun je hierover vertellen?
A: Ja dat is waar want er was een auto die had ons gefilmd en die ging rondjes rijden om naar mij te zoeken.
V: Wie zijn deze jongens?
A: Dat waren die [bijnaam medeverdachte 2] , [bijnaam medeverdachte 1] en [bijnaam verdachte]
V: Dus als ik het goed begrijp moeten dat [bijnaam medeverdachte 1] , [bijnaam medeverdachte 2] en [bijnaam verdachte] zijn?
A: Ja."
Bron: Proces-verbaal van verhoor verdachte nummer: MD2R023032-59
V: Wat kun jij ons hier over vertellen?
A: Dat heb ik al in mijn eerdere verklaring gezegd. Ik blijf daarbij.
4. [getuige] heeft volgens het
proces-verbaal van verhoor getuigevan 24 februari 2023 – zakelijk weergegeven - het volgende verklaard:
Op dat moment zie ik vier jonge jongens de [straat] inlopen. Die vier jongens stapte de steeg in waarbij ze heel erg hun best leken te doen om hun gezicht te bedekken door een col of een kledingstuk. Als er mensen op straat liepen draaide ze zich om of probeerde uit zicht te komen. Daarbij waren ze zenuwachtig en was het heel opvallend gedrag in combinatie met die grote tas die de ene jongen bij zich hield. Ook doken ze telkens steegjes in.
5. Verbalisant [verbalisant 1] heeft in een
proces-verbaal van bevindingenvan 24 februari 2023 – zakelijk weergegeven - het volgende gerelateerd:
Verdachte [medeverdachte 2] is aangehouden en de gegevensdrager werd in beslag genomen. Ik deed een zoekslag in de veiliggestelde data van de telefoon.
Op donderdag 2 februari 2023 een gesprek waarbij [Tiktok account 1] [bijnaam verdachte] een filmpje van een Tiktok account stuurt van een [Tiktok account 2] . [Tiktok account 1] [bijnaam verdachte] geeft vervolgens aan "hij gaat racen voor ons" dit betekent "hij gaat beroven voor ons".
Op woensdag 22 februari 2023 werd gesproken over dat iemand zegt dat hij een Van der Valk gaat boeken en dan veel werk gaat doen. [Tiktok account 3] #m.i.s en [Tiktok account 1] [bijnaam verdachte] vragen zich af wie dat gaat betalen aangezien de mannen geen geld hebben en lachen ze uit. Verder in het gesprek volgt een audiobericht waarin [Tiktok account 1] [bijnaam verdachte] het volgende zegt: "he [C] en [B] komen morgen, ik heb ze een beetje bang gemaakt." In het verdere gesprek geven ze aan dat [B] gestuurd wordt uit Zeewolde. Het gaat daarna kort over en eventuele betaling en wat ze gaan doen morgen. Hierbij wordt aangegeven sowieso die parfum, [winkel] 's oso en Marktplaats. Even verderop word er gesproken over een macdonalds racen (overvallen/beroven).
Donderdag 23 februari 2023 is er een chatgesprek tussen [Tiktok account 3] #m.i.s en [Tiktok account 1] [bijnaam verdachte] waarin door [Tiktok account 1] [bijnaam verdachte] v aangegeven wordt dat [winkel] om vijf uur laar is en dat ze hem daarna [winkel] gaan beroven. 256 [Tiktok account 1] [bijnaam verdachte] geeft aan dat de scooter geregeld wordt. Vervolgens volgen er twee foto's waarop een zwarte scooter te zien is met een aantal personen.
Namen
[Tiktok account 1] [bijnaam verdachte] betreft hiermee [verdachte] en [Tiktok account 3] #m.i.s [medeverdachte 2] .
6. Verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 3] hebben in een
proces-verbaal van forensisch onderzoek plaats delict ( [adres] [plaats] )van 28 februari 2023 – zakelijk weergegeven - het volgende gerelateerd:
Op 23 februari 2023 kwamen wij, naar aanleiding van een overval op een snackbar, voor forensisch onderzoek aan op de locatie [adres] in [plaats] .
Achter de toonbank zagen wij onder de kassa op een plank een vuurwapen liggen. Wij zagen dat de patroonhouder nog in het vuurwapen zat. Ik, verbalisant [verbalisant 2] ,
heb deze patroonhouder uit het wapen verwijderd en veiliggesteld voor nader onderzoek
onder SIN AAQI7423NL. Ik zag dat er geen patronen in de houder zat. Tevens heb ik de kamer gecontroleerd, ik zag dat deze leeg was. Ik heb het vuurwapen veiliggesteld voor nader onderzoek en voorzien van SIN AAPD6055NL.
7. Verbalisant [verbalisant 5] heeft in een
proces-verbaal van bevindingen met fotobijlagevan 7 maart 2023 – zakelijk weergegeven - het volgende gerelateerd:
SIN: AAPD6055NL (pistool) en AAQI7423NL (patroonmagazijn)
Wapen: nabootsing vuurwapen, veerdrukpistool geschikt voor bedreiging of afdreiging (foto’s 1 t/,m3)
Categorie: I sub 7
Bewijsoverweging voor het subsidiair tenlastegelegde
Uit de hiervoor genoemde bewijsmiddelen blijkt dat er op 23 februari 2023 is geprobeerd om [slachtoffer ] , die werkzaam is bij snackbar [snackbar] , af te persen door een nepwapen te gebruiken. Ook blijkt uit de bewijsmiddelen dat hier meerdere personen bij betrokken zijn geweest.
[B] meldt zich uit zichzelf bij de politie en verklaart dat hij via Snapchat is benaderd om een overval te plegen. Hij zegt dat hij is bedreigd en hij bekent dat hij heeft geprobeerd om de snackbareigenaar af te persen. Zijn verklaring wordt bevestigd door verschillende stukken uit het dossier. Zo zit er in het dossier ten eerste een uitwerking van een afgeluisterd telefoongesprek tussen [B] en een onbekend gebleven man (waarschijnlijk [B] ). [B] weet niet dat hij wordt afgeluisterd en zegt dat hij gedwongen is om een overval te plegen en dat [bijnaam medeverdachte 2] , [bijnaam 2 verdachte] en [bijnaam medeverdachte 1] hierbij waren. Uit het gesprek blijkt ook dat hij na de overval bang is voor deze jongens. Ten tweede zit in het dossier een WhatsApp-gesprek tussen [B] en zijn moeder waar dit ook uit blijkt. [B] zegt in dit gesprek dat hij een ‘gun’ kreeg van [medeverdachte 3] . Op het wapen dat na de overval is gevonden bij de snackbar, is DNA gevonden dat zeer waarschijnlijk van [medeverdachte 3] is. Tot slot wordt het verhaal van [B] ook bevestigd door de verklaring die [B] [naam] heeft afgelegd. [B] verklaart namelijk dat [bijnaam 2 verdachte] hem heeft verteld dat zij van plan waren om een overval te plegen.
Heeft [verdachte] een rol gespeeld?
[verdachte] heeft bij de politie en ter zitting verklaard dat hij niets met de poging tot afpersing te maken heeft gehad. Hij was buiten met de jongens aan het chillen toen medeverdachte [medeverdachte 1] opeens een wapen tevoorschijn haalde en zei dat hij een overval wilde plegen. [verdachte] heeft verteld dat hij heeft geprobeerd om [B] over te halen om dit niet te doen, maar dat [B] hem toen heeft bedreigd. Ook heeft [verdachte] verteld dat hij vervolgens uit nieuwsgierigheid is blijven kijken. Toen de politie kwam, is hij weggerend, omdat de andere jongens dit ook deden. Hij weet niet precies waarom.
[verdachte] zegt wel dat hij niets te maken heeft met de afpersing, maar de rechtbank vindt toch wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte] samen met anderen heeft geprobeerd om de eigenaar van de snackbar af te persen. De rechtbank zal dat hierna uitleggen.
In veel dossierstukken komen bijnamen voorbij. Volgens de politie zijn de bijnamen ‘ [bijnaam verdachte] ’, ‘ [bijnaam verdachte] ’ en ‘ [bijnaam 2 verdachte] ’ van [verdachte] . De raadsman van [verdachte] heeft betoogd dat ‘ [bijnaam verdachte] ’ ook zou kunnen staan voor iets anders, zoals ‘Zwarte Schoen’. Gelet op de gehele context zoals deze hierboven uiteen is gezet, vindt de rechtbank dit niet aannemelijk. De rechtbank is ervan overtuigd dat zowel ‘ [bijnaam verdachte] ’, ‘ [bijnaam verdachte] ’ als ‘ [bijnaam 2 verdachte] ’ de bijnamen zijn van [verdachte] . Dat komt door de verklaringen van [B] en [medeverdachte 3] . [B] herkent [verdachte] op de foto als de jongen die hij kent als ‘ [bijnaam 2 verdachte] ’ of ‘ [bijnaam verdachte] ’. [medeverdachte 3] zegt tijdens het verhoor dat de bijnamen van [verdachte] ‘ [bijnaam verdachte] ’ en ‘ [bijnaam 2 verdachte] ’ zijn.
Omdat de rechtbank heeft vastgesteld wat de bijnamen zijn van [verdachte] , kan op grond van alle stukken in het dossier worden nagegaan wat er is gebeurd, en wat de rol van [verdachte] is geweest. Daarbij is belangrijk dat de raadsman heeft bepleit dat de verklaring van [B] niet betrouwbaar zou zijn. De rechtbank is echter van oordeel dat de verklaring van [B] wel betrouwbaar is en neemt zijn verklaring als uitgangspunt bij het vaststellen van de feiten, omdat zijn verklaring door verschillende stukken uit het dossier wordt bevestigd.
Nauwe en bewuste samenwerking
Om vast te kunnen stellen dat [verdachte] als medepleger betrokken was bij de afpersing van [slachtoffer ] moet vast staan dat er een voldoende nauwe en bewuste samenwerking was tussen [verdachte] en (in ieder geval) [B] . Volgens de raadsman was zo’n samenwerking er niet.
Vast staat dat [verdachte] niet met [B] binnen was toen de afpersing plaatsvond. Toch kan er ook dan een nauwe en bewuste samenwerking zijn, omdat ook moet worden gekeken naar gedrag van [verdachte] en de medeverdachten vóór en na de afpersing. Als een nauwe en bewuste samenwerking kan worden vastgesteld, is [verdachte] medeverantwoordelijk voor alle handelingen die rondom de afpersing hebben plaatsgevonden. Juridisch gezien is [verdachte] dan medepleger. Daarvoor is nodig dat de materiële of intellectuele bijdrage van [verdachte] aan het plegen van het delict van voldoende gewicht is. Of een bijdrage van voldoende gewicht is hangt af van de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van verdachte, zijn aanwezigheid op belangrijke momenten en of hij zich op een geschikt moment heeft teruggetrokken. Omdat [verdachte] tijdens de afpersing buiten stond, had hij geen of een geringe rol in de uitvoering van het delict. Dit betekent dat [verdachte] pas een bijdrage van voldoende gewicht heeft geleverd als hij een grote(re) rol in de voorbereiding heeft gehad.
De rechtbank is van oordeel dat er wel een nauwe en bewuste samenwerking is geweest, vanwege het volgende.
Zoals de rechtbank hiervoor al heeft overwogen, gaat de rechtbank ervan uit dat de bijnamen ‘ [bijnaam verdachte] ’, ‘ [bijnaam verdachte] ’ en ‘ [bijnaam 2 verdachte] ’ van [verdachte] zijn. Uit het dossier blijkt dat hij in ieder geval vanaf 2 februari 2023 met medeverdachten via Snapchat contact heeft gehad over de overval. Op de telefoon van de medeverdachte [medeverdachte 2] is een gesprek gevonden tussen hem en [verdachte] , waarin onder meer wordt gesproken over ‘racen’ (straattaal voor ‘beroven’). [verdachte] zegt vervolgens in dit gesprek op 22 februari 2023 (een dag voor het incident) onder andere het volgende: ‘
He [C] en [B] komen morgen, ik heb ze een beetje bang gemaakt’.
Uit de verklaring van [B] blijkt dat hij elke dag contact had met de jongens via Snapchat en dat [bijnaam medeverdachte 1] en [bijnaam verdachte] bepaalden welke ‘jobs’ er werden gedaan. Ook zegt hij dat hij naar [plaats] moest komen om een overval te plegen. Hij spreekt op het station van [plaats] af met [verdachte] . In de bibliotheek bespreken ze vervolgens de plannen voor de overval, waarna de jongens gezamenlijk naar de snackbar gaan. Uit de verklaring van getuige [getuige] blijkt dat de jongens met zijn vieren rondom de snackbar lopen en hun gezicht proberen te verbergen. [B] gaat naar binnen en probeert de man achter de kassa af te persen. Dit mislukt en hij rent naar buiten. [verdachte] staat met de andere jongens buiten bij de snackbar. Zij rennen achter [B] aan.
Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de voor medeplegen vereiste voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen [verdachte] en in ieder geval [B] vast is komen te staan. Hoewel de poging tot afpersing niet gezamenlijk is uitgevoerd, is [verdachte] betrokken bij het plan en heeft hij [B] onder druk gezet om het plan uit te voeren. Daarmee is de bijdrage van [verdachte] aan de afpersing naar het oordeel van de rechtbank van zodanig gewicht dat dit kan worden aangemerkt als medeplegen. Daarmee acht de rechtbank het tenlastegelegde medeplegen bewezen.