ECLI:NL:RBMNE:2023:992

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
2 maart 2023
Publicatiedatum
6 maart 2023
Zaaknummer
UTR 22 / 5353
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig beslissen op aanvraag kinderopvangtoeslag

In deze zaak heeft eiseres beroep ingesteld tegen de Belastingdienst/Toeslagen, omdat deze niet tijdig heeft beslist op haar aanvraag van 12 februari 2021 voor herbeoordeling van de kinderopvangtoeslag. Eiseres heeft op 24 augustus 2022 verweerder in gebreke gesteld, maar verweerder stelde dat hij deze ingebrekestelling pas bij het beroepschrift had ontvangen, waardoor hij het beroep niet-ontvankelijk achtte. De rechtbank heeft echter vastgesteld dat verweerder de ingebrekestelling eerder heeft ontvangen, waardoor het beroep ontvankelijk is. De rechtbank oordeelt dat het beroep gegrond is en dat verweerder alsnog binnen twee weken na de uitspraak een besluit moet nemen. Tevens is er een dwangsom van € 100,- per dag opgelegd voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-. De rechtbank heeft de dwangsom vastgesteld op € 1.442,-, omdat er al 42 dagen zijn verstreken sinds de ingebrekestelling. Eiseres krijgt ook een vergoeding voor de proceskosten van € 418,50 en het betaalde griffierecht van € 50,- moet door verweerder worden vergoed. De uitspraak is gedaan door mr. M.C. Verra op 2 maart 2023.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 22/5353

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 2 maart 2023 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. A. Frederiksen),
en

Belastingdienst/Toeslagen, verweerder

(gemachtigde: [gemachtigde] ).

Inleiding

Deze uitspraak gaat over het beroep dat eiseres heeft ingesteld, omdat verweerder volgens haar niet op tijd heeft beslist op haar aanvraag van 12 februari 2021 om herbeoordeling van de kinderopvangtoeslag.
Op 7 december 2022 heeft verweerder een verweerschrift ingediend.
Eiseres heeft een reactie gegeven op het verweerschrift.

Overwegingen

1. De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat in deze zaak niet nodig is. [1]
2. Tegen het niet tijdig nemen van een besluit kan beroep worden ingesteld. [2] Het beroepschrift kan worden ingediend zodra het bestuursorgaan in gebreke is om op tijd een besluit te nemen en twee weken zijn verstreken nadat een schriftelijke ingebrekestelling door het bestuursorgaan is ontvangen. [3]
3. Tussen partijen is niet in geschil dat de beslistermijn is overschreden. Bij brief van 24 augustus 2022 is verweerder in gebreke gesteld. Verweerder heeft zich in het verweerschrift op het standpunt gesteld dat hij die ingebrekestelling van eiseres pas heeft ontvangen als bijlage bij het beroepschrift. Omdat hij de ingebrekestelling niet eerder heeft ontvangen dan op dat moment, is het beroep tegen het niet-tijdig beslissen volgens hem niet-ontvankelijk.
4. Uit de door eiseres overgelegd e-mail van 2 november 2022 blijkt echter dat de persoonlijke zaakbehandelaar van eiseres de ontvangst van de ingebrekestelling heeft bevestigd. Dat betekent dat verweerder de ingebrekestelling niet pas heeft ontvangen als bijlage van het beroepschrift, maar op een eerder moment. De rechtbank volgt verweerder dus niet in zijn standpunt dat het beroep niet-ontvankelijk is en gaat ervan uit dat hij de ingebrekestelling kort na 24 augustus 2022 heeft ontvangen. Eiseres heeft meer dan twee weken daarna, te weten bij brief van 17 november 2022, beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op haar verzoek.
5. Het beroep is kennelijk gegrond.
Verweerder moet alsnog een besluit nemen
6. Omdat verweerder nog geen (nieuw) besluit heeft genomen, bepaalt de rechtbank dat verweerder dit alsnog moet doen. Het bestuursorgaan moet dit in principe doen binnen twee weken na het verzenden van de uitspraak. [4] Verweerder heeft gemotiveerd verzocht om een langere termijn, namelijk dertien weken. [5] Verweerder heeft uiteengezet dat de procedure die hij volgt bij de herbeoordelingen deze termijn rechtvaardigt.
7. De rechtbank is van oordeel dat de beslistermijn van twee weken voor verweerder te kort is, gezien het grote aantal aanvragen en de complexiteit van de herbeoordelingen en verweerders uitleg over het besluitvormingsproces. Gelet op wat verweerder heeft aangevoerd is er volgens de rechtbank sprake van een bijzonder geval.
8. Omdat de rechtbank ziet dat verweerder om verschillende termijnen heeft verzocht in voorgaande soortgelijke zaken zonder dat de onderbouwing een voldoende verklaring geeft voor dit verschil, heeft de rechtbank besloten om zelf een vaste termijn te bepalen in reactie op verweerders verzoeken in dergelijke zaken. De rechtbank verleent verweerder in principe een termijn van twaalf weken vanaf de datum van het verweerschrift om een besluit bekend te maken, met de mogelijkheid om daarvan af te wijken in voorliggende gevallen.
9. De rechtbank stelt vast dat de termijn van twaalf weken vanaf de datum van het verweerschrift in dit geval al is verstreken. Daarom bepaalt de rechtbank de termijn in dit geval op de standaard wettelijke termijn van twee weken na verzending van de uitspraak.
10. De rechtbank bepaalt dat verweerder een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee hij de hiervoor genoemde beslistermijn overschrijdt. [6] Daarbij geldt wel een maximum van € 15.000,-. Dit is het uitgangspunt voor dit soort zaken en de rechtbank ziet geen reden om hier in dit geval van af te wijken.
Bestuurlijke dwangsom
11. Eiseres heeft verzocht om de dwangsom vast te stellen. Als een bestuursorgaan een besluit niet op tijd neemt, moet het bestuursorgaan een dwangsom betalen voor elke dag dat het te laat is, voor maximaal 42 dagen. De dwangsom bedraagt de eerste veertien dagen € 23,- per dag, de daaropvolgende veertien dagen € 35,- per dag en de overige dagen € 45,- per dag. Het bestuursorgaan stelt de dwangsom vast binnen twee weken na de laatste dag waarover de dwangsom betaald moet worden. [7]
12. Verweerder heeft de hoogte van de dwangsom niet formeel in een besluit vastgesteld, maar slechts in zijn verweerschrift, subsidiair, de hoogte van de nog toe te kennen dwangsom berekend. De rechtbank stelt de hoogte van de dwangsom vast op het maximale bedrag van € 1.442,-, omdat er inmiddels al 42 dagen zijn verstreken sinds verweerder in gebreke is.
Proceskosten en griffierecht
13. Omdat het beroep gegrond is, krijgt eiseres een vergoeding voor de proceskosten die zij heeft gemaakt. Verweerder moet die vergoeding betalen. De vergoeding wordt met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. De bijstand door een gemachtigde levert 1 punt op (1 punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 837,-), bij een wegingsfactor 0,5. Toegekend wordt € 418,50.
14. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, moet verweerder aan eiseres het door haar betaalde griffierecht vergoeden.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
-vernietigt het, met een besluit gelijk te stellen, niet tijdig nemen van een besluit;
- draagt verweerder op uiterlijk twee weken na verzending van de uitspraak alsnog een besluit bekend te maken;
- bepaalt dat verweerder aan eiseres een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-;
- stelt de door verweerder te betalen dwangsom vast op € 1.442,-;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 418,50;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 50,- aan eiseres te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.C. Verra, rechter, in aanwezigheid van mr. L.E. Mollerus, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 2 maart 2023.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2.Artikel 6:2, aanhef en onder b, in samenhang met artikel 7:1, eerste lid, aanhef en onder f, van de Awb.
3.Artikel 6:12, tweede lid, van de Awb.
4.Artikel 8:55d, eerste lid, van de Awb.
5.Artikel 8:55d, derde lid, van de Awb.
6.Artikel 8:55d, tweede lid, van de Awb.
7.Artikelen 4:17 en 4:18, eerste lid, van de Awb.