In deze zaak heeft eiseres, vertegenwoordigd door mr. J.S. Vlieger, beroep ingesteld tegen de Belastingdienst/Toeslagen, vertegenwoordigd door een onbekende gemachtigde, omdat verweerder niet tijdig heeft beslist op haar aanvraag van 8 februari 2021 voor herbeoordeling van de kinderopvangtoeslag. Eiseres heeft verweerder op 1 september 2022 in gebreke gesteld, waarna zij op 15 november 2022 beroep heeft ingesteld. De rechtbank heeft geoordeeld dat het beroep kennelijk gegrond is, omdat de beslistermijn is overschreden. De rechtbank heeft verweerder opgedragen om alsnog binnen twee weken na verzending van de uitspraak een besluit te nemen, maar heeft ook rekening gehouden met het verzoek van verweerder om een langere termijn van dertien weken. De rechtbank heeft uiteindelijk besloten dat de termijn van twaalf weken, die al was verstreken, niet van toepassing is en dat verweerder de standaard wettelijke termijn van twee weken moet aanhouden. Tevens is er een dwangsom van € 100,- per dag opgelegd voor elke dag dat verweerder de beslistermijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-. De hoogte van de dwangsom is vastgesteld op € 1.442,-, omdat er al 42 dagen zijn verstreken sinds de ingebrekestelling. Eiseres heeft ook recht op vergoeding van de proceskosten, die zijn vastgesteld op € 418,50, en het door haar betaalde griffierecht van € 50,- moet door verweerder worden vergoed.