In deze zaak heeft eiseres beroep ingesteld tegen de Belastingdienst/Toeslagen omdat deze niet tijdig heeft beslist op haar aanvraag voor herbeoordeling van de kinderopvangtoeslag, ingediend in november/december 2020. De rechtbank heeft vastgesteld dat de Belastingdienst geen op de zaak betrekking hebbende stukken of verweerschrift heeft ingediend, ondanks herhaalde verzoeken van de rechtbank op 1 en 29 november 2022. Hierdoor heeft de rechtbank uitspraak gedaan op basis van de ingediende stukken van eiseres.
De rechtbank concludeert dat de Belastingdienst in een eerder besluit van 3 juli 2021 een bedrag van € 30.000,- aan eiseres heeft toegekend, maar dat er nog geen volledige herbeoordeling heeft plaatsgevonden. De rechtbank stelt vast dat de termijn voor het nemen van een besluit is verstreken en dat eiseres de Belastingdienst op 10 oktober 2022 in gebreke heeft gesteld. Aangezien er meer dan twee weken zijn verstreken sinds deze ingebrekestelling, is het beroep gegrond verklaard.
De rechtbank bepaalt dat de Belastingdienst binnen twee weken na de uitspraak alsnog een besluit moet nemen. Tevens wordt er een dwangsom van € 100,- per dag opgelegd voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-. De totale dwangsom wordt vastgesteld op € 1.442,-, aangezien er al 42 dagen zijn verstreken. Eiseres krijgt ook een vergoeding voor de proceskosten van € 418,50 en het betaalde griffierecht van € 50,- moet door de Belastingdienst aan eiseres worden vergoed. De uitspraak is gedaan door mr. M.C. Verra, rechter, en is openbaar uitgesproken op 28 februari 2023.