ECLI:NL:RBMNE:2023:979

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
2 maart 2023
Publicatiedatum
6 maart 2023
Zaaknummer
UTR 22 / 3967
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Besluitvorming en termijnoverschrijding bij kinderopvangtoeslag aanvraag

In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland, gedateerd 2 maart 2023, is eiseres, vertegenwoordigd door mr. W.G. ten Have, in beroep gegaan tegen de Belastingdienst/Toeslagen. Eiseres had op 15 april 2021 een aanvraag ingediend voor herbeoordeling van de kinderopvangtoeslag, maar de Belastingdienst heeft niet tijdig een beslissing genomen. Eiseres heeft op 8 april 2022 een ingebrekestelling verzonden, maar de Belastingdienst stelde dat deze prematuur was, omdat de beslistermijn pas op 15 april 2022 eindigde. De rechtbank oordeelt echter dat de ingebrekestelling niet prematuur was, omdat de Belastingdienst op 1 april 2022 al had aangegeven dat zij niet op tijd zou beslissen. De rechtbank concludeert dat de beslistermijn is overschreden en dat het beroep gegrond is.

De rechtbank verplicht de Belastingdienst om alsnog binnen twee weken na de uitspraak een besluit te nemen. De rechtbank wijst erop dat de Belastingdienst een dwangsom van € 100,- per dag moet betalen voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-. Daarnaast moet de Belastingdienst de proceskosten van eiseres vergoeden, die zijn vastgesteld op € 418,50, en het griffierecht van € 50,- terugbetalen. De uitspraak is openbaar uitgesproken en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 22/3967

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 2 maart 2023 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. W.G. ten Have),
en

Belastingdienst/Toeslagen, verweerder

(gemachtigde: mr. [gemachtigde] ).

Inleiding

Deze uitspraak gaat over het beroep dat eiseres heeft ingesteld, omdat verweerder volgens haar niet op tijd heeft beslist op haar aanvraag van 15 april 2021 om herbeoordeling van de kinderopvangtoeslag.
Op 31 oktober 2022 heeft verweerder een verweerschrift ingediend.

Overwegingen

1. De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat in deze zaak niet nodig is. [1]
2. Tegen het niet tijdig nemen van een besluit kan beroep worden ingesteld. [2] Het beroepschrift kan worden ingediend zodra het bestuursorgaan in gebreke is om op tijd een besluit te nemen en twee weken zijn verstreken nadat een schriftelijke ingebrekestelling door het bestuursorgaan is ontvangen. [3] Is de ingebrekestelling prematuur gedaan?
3. Verweerder stelt zich op het standpunt dat de ingebrekestelling prematuur is gedaan. De beslistermijn eindigde op 15 april 2022 en de ingebrekestelling is door verweerder ontvangen op 8 april 2022, dus voor het einde van de beslistermijn.
4. De rechtbank volgt verweerder hierin niet om de volgende reden. Verweerder heeft eiseres bij brief van 1 april 2022 bericht dat het hem niet gaat lukken om voor 15 april 2022 op haar aanvraag te beslissen en dat zij hem in gebreke kan stellen. Eiseres heeft dit vervolgens ook gedaan. Verweerder was zich op dat moment al bewust van het feit dat hij te laat zou zijn met beslissen. In zijn brief van 1 april 2022 heeft verweerder eiseres er ook niet op gewezen dat de ingebrekestelling pas gedaan kon worden na het verstrijken van de beslistermijn. Onder deze omstandigheden kan eiseres niet worden tegengeworpen dat zij de ingebrekestelling acht dagen “te vroeg” heeft gedaan. De rechtbank ziet hierin dan ook geen aanleiding om het beroep niet-ontvankelijk te verklaren.
5. Tussen partijen is niet in geschil dat de beslistermijn is overschreden. Eiseres heeft meer dan twee weken na de ingebrekestelling, te weten bij brief van 26 augustus 2022, beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op haar verzoek.
6. Het beroep is kennelijk gegrond.
Verweerder moet alsnog een besluit nemen
7. Omdat verweerder nog geen (nieuw) besluit heeft genomen, bepaalt de rechtbank dat verweerder dit alsnog moet doen. Het bestuursorgaan moet dit in principe doen binnen twee weken na het verzenden van de uitspraak. [4] Verweerder heeft gemotiveerd verzocht om een langere termijn, namelijk dertien weken. [5] Verweerder heeft uiteengezet dat de procedure die hij volgt bij de herbeoordelingen deze termijn rechtvaardigt.
8. De rechtbank is van oordeel dat de beslistermijn van twee weken voor verweerder te kort is, gezien het grote aantal aanvragen en de complexiteit van de herbeoordelingen en verweerders uitleg over het besluitvormingsproces. Gelet op wat verweerder heeft aangevoerd is er volgens de rechtbank sprake van een bijzonder geval.
9. Omdat de rechtbank ziet dat verweerder om verschillende termijnen heeft verzocht in voorgaande soortgelijke zaken zonder dat de onderbouwing een voldoende verklaring geeft voor dit verschil, heeft de rechtbank besloten om zelf een vaste termijn te bepalen in reactie op verweerders verzoeken in dergelijke zaken. De rechtbank verleent verweerder in principe een termijn van twaalf weken vanaf de datum van het verweerschrift om een besluit bekend te maken, met de mogelijkheid om daarvan af te wijken in voorliggende gevallen.
10. De rechtbank stelt vast dat de termijn van twaalf weken vanaf de datum van het verweerschrift in dit geval al is verstreken. Daarom bepaalt de rechtbank de termijn in dit geval op de standaard wettelijke termijn van twee weken na verzending van de uitspraak.
11. De rechtbank bepaalt dat verweerder een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee hij de hiervoor genoemde beslistermijn overschrijdt. [6] Daarbij geldt wel een maximum van € 15.000,-. Dit is het uitgangspunt voor dit soort zaken en de rechtbank ziet geen reden om hier in dit geval van af te wijken.
Proceskosten en griffierecht
12. Omdat het beroep gegrond is, krijgt eiseres een vergoeding voor de proceskosten die zij heeft gemaakt. Verweerder moet die vergoeding betalen. De vergoeding wordt met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. De bijstand door een gemachtigde levert 1 punt op (1 punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 837,-), bij een wegingsfactor 0,5. Toegekend wordt € 418,50.
13. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, moet verweerder aan eiseres het door haar betaalde griffierecht vergoeden.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het, met een besluit gelijk te stellen, niet tijdig nemen van een besluit;
- draagt verweerder op uiterlijk twee weken na verzending van deze uitspraak alsnog een besluit bekend te maken;
- bepaalt dat verweerder aan eiseres een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 418,50;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 50,- aan eiseres te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.C. Verra, rechter, in aanwezigheid van mr. S. Westerhof, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 2 maart 2023.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2.Artikel 6:2, aanhef en onder b, in samenhang met artikel 7:1, eerste lid, aanhef en onder f, van de Awb.
3.Artikel 6:12, tweede lid, van de Awb.
4.Artikel 8:55d, eerste lid, van de Awb.
5.Artikel 8:55d, derde lid, van de Awb.
6.Artikel 8:55d, tweede lid, van de Awb.