9.3Het oordeel van de rechtbank
Materiële schade
De benadeelde partij heeft materiële schade gevorderd bestaande uit:
- a) kleding en schoenen (€ 170,00);
- b) daggeldvergoeding (€ 30,00);
- c) reiskosten (€ 232,41);
- d) eigen risico (€ 750,00);
- e) medische behandeling (€ 427,85);
- f) kosten neuscorrectie (€ 6.600,00).
Schadepost (a) kleding
Vaststaat dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde rechtstreekse materiële schade heeft geleden. De benadeelde partij heeft de vordering onderbouwd met verwijzing naar de foto’s in het strafdossier, waaruit kan worden afgeleid dat de kleding dermate bebloed en beschadigd is geraakt dat benadeelde partij deze heeft moeten weggooien. De schade is betwist met de enkele stelling dat niet gebleken is dat de kleding niet wassen had kunnen worden. Gelet op de mate waarin de kleding bebloed is, is deze betwisting onvoldoende gemotiveerd en zal de rechtbank deze schadepost toewijzen.
Schadepost (b) daggeldvergoeding
Nu de gestelde schade niet is betwist en de vordering ook overigens niet onrechtmatig of ongegrond voorkomt, zal de rechtbank deze schadepost toewijzen.
Schadepost (c) reiskosten
De reiskosten komen slechts voor vergoeding in aanmerking voor zover de wet een basis biedt.
De rechtbank is van oordeel dat de reiskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt naar zijn advocaat niet zijn aan te merken als schade die rechtstreeks is geleden als gevolg van het bewezenverklaarde. De benadeelde partij zal daarom in de vordering tot vergoeding van dit deel van de reiskosten niet-ontvankelijk worden verklaard. Deze kosten kunnen ook niet worden beschouwd als toewijsbare proceskosten gelet op de beoordeling van vergelijkbare kosten in civiele zaken, bezien in het licht van het bepaalde in artikelen 237 en volgende van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). Het is vaste jurisprudentie van de Hoge Raad dat een redelijke uitleg van artikel 532 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) meebrengt dat bij de begroting van toewijsbare proceskosten dezelfde maatstaf wordt gehanteerd als in civiele procedures.
Ook de kosten voor het reizen van en naar het politiebureau komen niet voor vergoeding in aanmerking, nu niet is gesteld of gebleken dat deze kosten gemaakt zijn voor het vaststellen van aansprakelijkheid of schade, zoals bedoeld in artikel 6:96 lid 2 onder b BW. De benadeelde partij zal daarom ook in dit deel van de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard. Voor het overige zal de vordering ten aanzien van de reiskosten worden toegewezen. Dit betreft een bedrag van € 211,35.
Schadepost (d) eigen risico
De gevorderde vergoeding van het eigen risico komt slechts voor toewijzing in aanmerking ten aanzien van de kosten die blijkens de onderbouwing zijn gemaakt in 2019. Dit betreft een bedrag van € 320,87 (bijlage 5 van de vordering benadeelde partij). Dat de overige gemaakte kosten in rechtstreeks verband staan tot het bewezenverklaarde is onvoldoende onderbouwd. De benadeelde partij is voor dit deel van de vordering dan ook niet-ontvankelijk.
Schadepost (e) medische behandeling en (f) kosten neuscorrectie
Deze schadeposten zijn door de benadeelde partij onderbouwd. Onduidelijk is echter of deze posten (deels) zijn vergoed door de verzekeraar. Op de terechtzitting kon hierover geen nadere informatie worden verkregen. De rechtbank acht kennisname van die informatie wel noodzakelijk nu aan de vordering een brief is gehecht die gaat over de neuscorrectie die de benadeelde partij nog moet ondergaan, waaruit volgt dat deze ingreep vergoed wordt. Het nu opvragen van nadere informatie en vervolgens behandelen van dit deel van de vordering levert een onevenredige belasting van het strafgeding op. De benadeelde partij is ten aanzien van deze schadeposten niet-ontvankelijk.
Immateriële schade
De rechtbank stelt vast dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde letsel heeft opgelopen. Dit letsel vormt grondslag voor toewijzing van gevorderde immateriële schade. Voorts is gebleken dat de benadeelde partij EMDR-therapie en gesprekken heeft ondergaan in verband met psychisch letsel. Gelet op de uit het dossier gebleken feiten en omstandigheden en toekenning van schadevergoedingen in vergelijkbare zaken, vindt de rechtbank toewijzing van een bedrag van € 2.500,00 redelijk.
Conclusie
De rechtbank zal gelet op het voorgaande verdachte veroordelen tot betaling van een bedrag van € 3.232,22, bestaande uit een vergoeding van € 732,22 voor materiële schade (€ 170,00 + € 30,00 + € 211,35 + € 320,87) en een vergoeding van € 2.500,00 voor immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 30 juni 2019 tot de dag van volledige betaling. De rechtbank veroordeelt verdachte en zijn medeverdachte hoofdelijk in de betaling aan de benadeelde partij omdat zij samen verantwoordelijk zijn voor het ontstaan van de schade. Verdachte zal ook worden veroordeeld in de proceskosten, op dit moment begroot op nihil.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank zal aan verdachte de hoofdelijke verplichting opleggen ten behoeve van [slachtoffer] aan de Staat € 3.232,22 te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 30 juni 2019 tot de dag van de volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 42 dagen gijzeling.