ECLI:NL:RBMNE:2023:928

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
9 februari 2023
Publicatiedatum
2 maart 2023
Zaaknummer
UTR 22/4443
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wmo, huishoudelijke ondersteuning; onzorgvuldige besluitvorming en toekenning extra uren

Op 9 februari 2023 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke zaak betreffende de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) en huishoudelijke ondersteuning. Eiseres had een indicatie voor huishoudelijke hulp van 3 uur per week, geldig tot 31 juli 2021, en verzocht op 27 mei 2021 om verlenging. Na een keukentafelgesprek op 23 juni 2021 werd een ondersteuningsplan opgesteld, waarin werd vastgesteld dat eiseres, die lijdt aan rug- en knieklachten, niet in staat was om alle huishoudelijke taken zelf uit te voeren. Eiseres ontving bij besluit van 28 juli 2021 een nieuwe indicatie voor huishoudelijke hulp, maar maakte bezwaar tegen de toekenning van het ondersteuningsarrangement.

De rechtbank oordeelde dat het bezwaar gegrond was, omdat verweerder het huishoudplan niet volledig had overgenomen en onvoldoende had gemotiveerd waarom eiseres niet meer uren ondersteuning nodig had. Tijdens de zitting op 12 januari 2023 werd erkend dat er nader onderzoek had moeten plaatsvinden naar de noodzaak van extra ondersteuning voor wasverzorging en strijkwerk. De rechtbank vernietigde het bestreden besluit en besloot zelf in de zaak te voorzien, waarbij eiseres recht kreeg op 201 uur huishoudelijke ondersteuning per jaar, inclusief 47 extra uren voor was- en strijkwerk. De rechtbank stelde ook dat verweerder het griffierecht en de proceskosten aan eiseres moest vergoeden.

Deze uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldige besluitvorming door bestuursorganen en de noodzaak om de belangen van kwetsbare burgers adequaat te waarborgen. De rechtbank heeft de beslissing openbaar uitgesproken en partijen geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Almere
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 22/4443

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 9 februari 2023 in de zaak tussen

[eiseres] , te [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. K. Wevers),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Almere, verweerder

(gemachtigden: mr. S. Piets en S.A. de Kruijf).

Procesverloop

1. Eiseres had een indicatie op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo) voor huishoudelijke ondersteuning van 3 uur per week geldig tot 31 juli 2021. Op 27 mei 2021 heeft eiseres een verzoek om verlenging van deze indicatie ingediend. Op 23 juni 2021 heeft een keukentafelgesprek plaatsgevonden en naar aanleiding daarvan is een ondersteuningsplan opgesteld. Hieruit volgt dat eiseres, die 35 jaar geleden geopereerd is aan haar rug (hernia), nog steeds beperkingen en pijn ervaart. Zij is enkele maanden geleden geopereerd aan haar knie en heeft ook daarvan nog pijn en kan niet bukken. Zij kan niet alle huishoudelijke taken uitvoeren. Ze doet wel zelf de was, met uitzondering van het beddengoed. Met de zorgaanbieder heeft eiseres een huishoudplan ingevuld.
1.1.
Aan eiseres is bij besluit van 28 juli 2021 (het primaire besluit) huishoudelijke hulp in de vorm van het ondersteuningsarrangement ‘lichamelijke achteruitgang pakket A’, toegekend voor de periode van 1 augustus 2021 tot en met 31 juli 2026. Eiseres heeft hiertegen bezwaar gemaakt.
1.2.
Verweerder heeft op 27 juli 2022 het bezwaar gegrond verklaard, het primaire besluit herroepen en de proceskosten in bezwaar vergoed tot een bedrag van € 1.082,-.
1.3.
Eiseres heeft tegen dit besluit beroep ingesteld.
1.4.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 12 januari 2023 met behulp van een beeldverbinding. Partijen hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden.

Overwegingen

Standpunten partijen
2. Verweerder heeft het bezwaar gegrond verklaard, omdat hij in dit geval bij controle en toetsing van het huishoudplan, het huishoudplan niet volledig had overgenomen. In dit geval kan eiseres dus niet geheel op basis van het huishoudplan/de beschikking en de beleidsregels (normenkader) opmaken op welke zorg en in welke frequentie zij recht heeft. In het bestreden besluit heeft verweerder aangegeven dat eiseres in aanvulling op de volledige overname van huishoudelijk taken (108 uur per jaar) nog nodig heeft:
-‘enig extra inzet’ (26 uur) gelet op de verklaring van de huisarts,
- extra kamer in gebruik (16 uur),
- extra kamer niet in gebruik (4 uur).
Dit leidt er toe dat eiseres recht heeft op 154 uur per jaar (ongeveer 3 uur per week) aan ondersteuning. Eiseres heeft niet aannemelijk gemaakt dat er meer uren nodig zijn, omdat zij niet zelf kan wassen en strijken.
3. Eiseres voert aan dat zij tijdens het keukentafelgesprek niet heeft gezegd dat zij de wasverzorging zelf kan doen. Zelfs al zou zij dit toen wel gezegd hebben, dan heeft ze dit in bezwaar genuanceerd. Zij heeft toen namelijk aangegeven dat zij de was niet zelf kan doen, maar dat zij daarbij op goede dagen wel kan ondersteunen. Verder heeft eiseres in bezwaar aangegeven dat strijken sowieso te zwaar voor haar is. Verweerder had naar aanleiding van wat eiseres in bezwaar heeft aangevoerd nader moeten onderzoeken of er noodzaak is om de wasverzorging deels of volledig over te nemen. Dit klemt te meer, omdat in het verleden de wasverzorging ook geïndiceerd was. Eiseres vindt ook dat het normenkader niet deugt, maar voor haar zou een indicatie van 3,5 uur voldoende zijn.
Oordeel van de rechtbank
4. De rechtbank oordeelt dat, gelet op wat eiseres in bezwaar naar voren heeft gebracht, het op de weg van verweerder heeft gelegen om nader onderzoek te doen naar de noodzaak om de wasverzorging (deels of volledig) en het strijkwerk over te nemen. Verweerder heeft dit ter zitting ook erkend. Verweerder heeft ter zitting toegelicht dat in bezwaar is geprobeerd om contact met eiseres te zoeken, maar dat dit niet is gelukt. Onduidelijk is waarom verweerder niet heeft gewacht met het nemen van het bestreden besluit totdat er wél contact met eiseres was geweest. Het bestreden besluit is dan ook onvoldoende zorgvuldig voorbereid en onvoldoende gemotiveerd.
5. Hieruit volgt dat het beroep gegrond is. De rechtbank vernietigt daarom het bestreden besluit. Ter zitting heeft de rechtbank al aangegeven dat zij van plan is om met toepassing van artikel 8:72, derde lid, aanhef en onder b, van de Algemene wet bestuursrecht zelf in de zaak te voorzien door het hogere aantal uren waarop eiseres recht heeft zelf vast te stellen. Zo beslecht de rechtbank het geschil definitief. Partijen hebben ter zitting verklaard dat zij gelet op het geconstateerde gebrek in de besluitvorming hiermee akkoord zijn. Op de zitting heeft de rechtbank toegelicht dat het zal gaan om een verstrekking van ongeveer 47 uur extra op jaarbasis.
6. Gezien de leeftijd van eiseres, haar (medische) problemen en beperkingen en gezien dat wat op de zitting is besproken, bepaalt de rechtbank dat aan eiseres 47 uur per jaar extra wordt verstrekt. Deze uren gelden dus in aanvulling op de al toegekende indicatie van 154 per jaar. De extra 47 uur bestaan uit 30 uur voor overname van de was + 17 uur voor overname van het strijken. Totaal komt de maatwerkvoorziening huishoudelijke ondersteuning dan op 201 uur per jaar, te ontvangen als zorg in natura voor de periode van 1 augustus 2021 tot en met
31 juli 2026. Voor de volledigheid wijst de rechtbank erop dat deze uitspraak feitelijk geen gevolgen heeft voor de ondersteuning die eiseres in het verleden heeft ontvangen. Het is namelijk niet mogelijk om ondersteuning met terugwerkende kracht in natura te ontvangen.
7. Omdat het beroep gegrond is, moet verweerder het griffierecht aan eiseres vergoeden.
8. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.674,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 837,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit 27 juli 2022;
- voorziet zelf in de zaak als overwogen onder 6. en bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit;
- bepaalt dat verweerder het griffierecht van € 50,- aan eiseres moet vergoeden;
- veroordeelt verweerder tot betaling van € 1.674,- aan proceskosten aan eiseres.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.J.A. Schaaf, rechter, in aanwezigheid van
mr. N.R. Hoogenberk, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
9 februari 2023.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.