ECLI:NL:RBMNE:2023:920

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
8 maart 2023
Publicatiedatum
2 maart 2023
Zaaknummer
C/16/535421
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake de totstandkoming van een koopovereenkomst voor een camping en de daarbij behorende vorderingen

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 8 maart 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen [eiseres] B.V. en [gedaagde] over de totstandkoming van een koopovereenkomst voor een camping. [eiseres] vorderde nakoming van de koopovereenkomst, terwijl [gedaagde] betwistte dat er een overeenkomst tot stand was gekomen en in reconventie om een verklaring voor recht vroeg. De rechtbank heeft vastgesteld dat op 14 januari 2022 een koopovereenkomst tot stand is gekomen, waarbij [gedaagde] de camping heeft verkocht aan [eiseres] voor een totaalbedrag van € 1.150.000,-. De rechter oordeelde dat er voldoende overeenstemming bestond over de essentialia van de koopovereenkomst, ondanks dat [gedaagde] stelde dat er nog essentiële voorwaarden ontbraken. De rechtbank heeft de vorderingen van [eiseres] toegewezen, inclusief de medewerking van [gedaagde] aan de notariële levering van de percelen. De vorderingen van [gedaagde] in reconventie zijn afgewezen, inclusief de verzoeken om opheffing van het beslag en vernietiging van de overeenkomst. De rechtbank heeft [gedaagde] ook veroordeeld tot betaling van de beslagkosten en proceskosten aan [eiseres].

Uitspraak

RECHTBANK Midden-Nederland

Civiel recht
Zittingsplaats Utrecht
Zaaknummer: C/16/535421 / HA ZA 22-132
Vonnis van 8 maart 2023
in de zaak van
[eiseres] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
eisende partij in conventie,
verwerende partij in reconventie,
hierna te noemen: [eiseres] ,
advocaat: mr. T.J. van Veen te Ede Gld,
tegen
[gedaagde] , h.o.d.n. [handelsnaam] ,
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde partij in conventie,
eisende partij in reconventie,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
advocaat: mr. H.M. Mauritz te Woerden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 17 februari 2022 met producties 1 t/m 7;
- de conclusie van antwoord en eis in (voorwaardelijke) reconventie met producties 1 t/m 4;
- de conclusie van antwoord in reconventie met producties 8 en 9;
- de akte overlegging producties 5 t/m 12 van [gedaagde] ;
- de nagekomen productie 13 van [gedaagde] ;
- de beslagstukken van [eiseres] ;
- de mondelinge behandeling van 12 januari 2023.
1.2.
Daarna is vonnis bepaald.

2.Waar gaat het over?

Kern van de zaak
2.1.
De vraag waar het in deze zaak om draait is of [gedaagde] [handelsnaam] al dan niet heeft verkocht aan [eiseres] . [eiseres] vraagt in conventie om nakoming van de volgens haar bestaande koopovereenkomst. [gedaagde] betwist dat een koopovereenkomst tot stand is gekomen en vraagt in reconventie ter bevestiging van zijn standpunt onder andere om een verklaring voor recht. Voor het geval wordt geoordeeld dat wel een koopovereenkomst tot stand is gekomen, beroept [gedaagde] zich op bedrog en dwaling omdat hij niet wist dat [eiseres] zijn contractspartij was en vordert hij (eveneens in reconventie) vernietiging van die overeenkomst.
Wat is er gebeurd?
2.2.
[gedaagde] is sinds 2013 eigenaar van [handelsnaam] (hierna: de camping) in [plaats 1] . [gedaagde] en [A] (hierna: [A (voornaam)] ) hebben gedurende de afgelopen paar jaar al vaker over de koop/verkoop van de camping gesproken met elkaar. In eerste instantie liepen de onderhandelingen op niets uit, maar nadat [eiseres] de naastgelegen camping had gekocht, heeft [A (voornaam)] nogmaals contact gezocht met [gedaagde] . [A (voornaam)] is de achterneef van [B] (hierna: [B] ), de bestuurder van [eiseres] . [A (voornaam)] is geen werknemer van [eiseres] , maar werkt wel regelmatig samen met [B] voor wat betreft de exploitatie van campings. [A (voornaam)] en [gedaagde] hebben op 14 januari 2022 in persoon met elkaar gesproken en onderhandeld over de koop/verkoop van de camping. Dit heeft geleid tot het opstellen van een schriftelijke overeenkomst door [eiseres] , die vervolgens door [A (voornaam)] per e-mail van 14 januari 2022 naar [gedaagde] is gestuurd. In de e-mail schrijft [A (voornaam)] onder meer: “
Hierbij stuur ik u de koopovereenkomst welke al is ondertekend en graag zie ik deze retour (ook ondertekend uiteraard)”.
2.3.
Diezelfde dag, dus op 14 januari 2022, heeft [gedaagde] in reactie op voornoemde e-mail een e-mail gestuurd naar [A (voornaam)] , waarin hij vermeld: “
Hierbij getekend retour. De marge factuur zal ik opmaken van de week.” Nadat [gedaagde] een e-mail terug ontvangt van [A (voornaam)] waarin hij erop wordt gewezen dat de beloofde bijlagen ontbreken, schrijft [gedaagde] op 15 januari 2022 om 11:08 uur: “
Hi [A (voornaam)] , dat is stom van me. Ik had erbij geschreven ook dat je idd geen verplichtingen overneemt maar wel de boothelling aanpassing (…). Kun je dat aanpassen, ik ga het danweereven tekenen” (onderstreping, rechter). Vervolgens reageert [A (voornaam)] op 15 januari 2022 om 11:12 uur met het bericht dat de bijlage nog altijd ontbreekt en schrijft hij: “
Zet even die punten erbij dan laat ik het even wijzigen en dan stuur ik het opnieuw retour naar je zoals afgesproken”. Daarop reageert [gedaagde] op 15 januari 2022 om 12:07 uur met het bericht: “
Gaat even om de opdracht aan [onderneming] BV voor aanpassing van de boothelling. Zie hieronder. Dat is volgens mij het enige wat even aangepast moet worden”.Bij deze e-mail zitten foto’s van de door [gedaagde] (en eerder [eiseres] ) ondertekende overeenkomst. Onderaan artikel 4 heeft [gedaagde] met de hand erbij geschreven: “
De opdracht voor aanpassing boothelling door [onderneming] B.V. wordt overgenomen door koper”.
2.4.
In de ondertekende overeenkomst staat vermeld dat het de koop/verkoop van de percelen [plaats 1] [perceel 1] en [perceel 2] betreft tegen een koopsom van € 950.000,- voor de grond en € 200.000,- voor de roerende zaken (opstallen/chalets). Ook is vermeld dat de levering zal plaatsvinden ten overstaan van [notariskantoor] in [plaats 2] in de eerste week van februari 2022. De overeenkomst is afgedrukt op briefpapier van [eiseres] , [eiseres] wordt aan het begin van de overeenkomst aangemerkt als kopende partij en ook op de handtekeningenpagina staat [eiseres] opgenomen als koper.
2.5.
In de dagen daarna komen er nog een aantal (aanvullende) verzoeken van [gedaagde] , die door [eiseres] (deels) verwerkt worden in een tweetal nieuwe overeenkomst(en). [gedaagde] ondertekent deze overeenkomsten echter niet meer. Een door [gedaagde] zelf opgestelde conceptovereenkomst wordt door [eiseres] niet ondertekend. Op 31 januari 2022 laat [gedaagde] weten dat de koop wat hem betreft niet (meer) doorgaat.
2.6.
[eiseres] schrijft [gedaagde] vervolgens aan en beroept zich op nakoming van de overeenkomst van 14 januari 2022. [gedaagde] weigert en [eiseres] legt daarop op 4 februari 2022 beslag op de twee percelen ( [plaats 1] [perceel 1] en [perceel 2] ) waarop de camping zich bevindt.
Vorderingen
2.7.
In conventie vordert [eiseres] samengevat:
a. medewerking van [gedaagde] aan eigendomsoverdracht van twee percelen in [plaats 1] ;
b. bepaling dat wanneer [gedaagde] niet meewerkt, het vonnis in de plaats treedt van de notariële akte;
b. veroordeling van [gedaagde] in de beslagkosten, proceskosten en nakosten.
2.8.
In reconventie vordert [gedaagde] samengevat:
a. opheffing van het beslag;
b. verklaring voor recht dat er geen koopovereenkomst tot stand is gekomen tussen partijen;
en voorwaardelijk, in het geval wordt geoordeeld dat wel een koopovereenkomst tot stand is gekomen,
c.1. primair vernietiging van die overeenkomst vanwege bedrog c.q. dwaling en,
2. subsidiair een verklaring voor recht dat een koopovereenkomst tot stand is gekomen met de volgende voorwaarden:
- de bepalingen uit de ondertekende overeenkomst
- het overnemen door koper van verplichtingen inzake de boothelling
- de voortzetting van het verblijf van de huidige gasten, [gedaagde] en zijn vader gedurende het volgende seizoen
- de verplichting tot betaling van een waarborgsom van 10%
- de tijd en ruimte voor [gedaagde] om zijn eigendommen weg te halen
- de verklaring dat koper op de hoogte is van vergunningen en (on)mogelijkheden
- de vrijwaring [gedaagde] van elke aansprakelijkheid uit koopovereenkomst
2.9.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

3.De beoordeling

Is er op 14 januari 2022 een koopovereenkomst tot stand gekomen?
3.1.
De rechter beantwoordt die vraag met ja. Uit de overgelegde e-mailcorrespondentie van 14 en 15 januari 2022 en de bijbehorende bijlagen blijkt naar het oordeel van de rechter dat [gedaagde] op dat moment akkoord is gegaan met het verkoopobject (de betreffende percelen en de inventaris), een verkoopprijs van in totaal € 1.150.000,- en het moment van levering. Dat volgt zowel uit de door [gedaagde] gezette handtekening als uit de inhoud van de begeleidende e-mails van [gedaagde] , waarin hij (afgezien van de boothelling, maar daarmee is [eiseres] vrijwel onmiddellijk akkoord gegaan) geen enkel voorbehoud maakt.
3.2.
[gedaagde] heeft betoogt dat hij met deze e-mailwisseling niet de intentie had om in te stemmen met de koopovereenkomst, omdat er nog essentiële voorwaarden in de koopovereenkomst ontbraken. Dat zou [gedaagde] in een telefoongesprek, dat tussen de eerste en tweede mail van [gedaagde] heeft plaatsgevonden, aan [A (voornaam)] kenbaar hebben gemaakt. De ‘ondertekende’ pagina van de overeenkomst zou hij alleen hebben meegestuurd in verband met de door hem op die pagina met de hand vermelde opmerking over de opdracht tot aanpassing van de boothelling. Dit betoog stemt echter niet overeen met de inhoud van de begeleidende e-mails van [gedaagde] en wordt ook gemotiveerd door [eiseres] weersproken. Zo schrijft [gedaagde] in zijn e-mail van 14 januari 2022: “
Hierbij getekend retour”. In zijn eerste e-mail van 15 januari 2022 refereert [gedaagde] aan de afspraak over de overname van de opdracht aan [onderneming] B.V. tot aanpassing van de boothelling, waarna hij schrijft: “
Kun je dat aanpassen, ik ga het danweereven tekenen” (onderstreping, rechter). En in zijn tweede e-mail van 15 januari 2022 schrijft [gedaagde] vervolgens over de afspraak over de boothelling: “
Dat is volgens mij het enige wat even aangepast moet worden”. Deze opmerkingen zijn niet te rijmen met het standpunt van [gedaagde] dat hij vlak daarvoor gesproken zou hebben met [A (voornaam)] over diverse (andere) essentiële voorwaarden die nog ontbraken.
3.3.
Daarnaast heeft [gedaagde] op 19 januari 2022 nog een e-mail gestuurd naar [A (voornaam)] waarin hij [A (voornaam)] verzoekt om alvast de koopprijs van € 200.000 voor de roerende zaken te betalen. Als [gedaagde] op 14 januari 2022 niet de intentie had om de koopovereenkomst daadwerkelijk aan te gaan, dan is het niet logisch dat hij vervolgens spreekt over betaling van (een deel van) de koopsom.
3.4.
Wanneer de hiervoor aangehaalde e-mails in onderling verband en samenhang worden gelezen, kan niet anders worden geconcludeerd dan dat [gedaagde] wel degelijk de intentie had om de koopovereenkomst aan te gaan en dit ook daadwerkelijk heeft gedaan. Het andersluidende standpunt van [gedaagde] wordt daarom verworpen.
3.5.
De rechter is gelet op het voorgaande van oordeel dat op 14 januari 2022 een koopovereenkomst tussen partijen tot stand is gekomen op grond waarvan [gedaagde] de camping heeft verkocht aan [eiseres] voor een prijs van in totaal € 1.150.000,-. Uit de door [gedaagde] ondertekende koopovereenkomst (hoewel de ondertekening op zichzelf bezien geen constitutief vereiste is), blijkt dat er op dat moment definitieve overeenstemming bestond over de essentialia (verkoopobject, prijs en moment van levering) van de koopovereenkomst. Dat is voldoende voor de totstandkoming van die koopovereenkomst. Nadat [gedaagde] de koopovereenkomst op 14 januari 2022 heeft ondertekend, hebben partijen nog wel onderhandeld over een aantal (aanvullende) voorwaarden. Dat staat er echter niet aan in de weg dat er op 14 januari 2022 een ‘rompovereenkomst’ tot stand is gekomen, waarvan nakoming kan worden gevorderd.
3.6.
Volgens [gedaagde] ging het bij die nadere onderhandelingen over voor hem essentiële voorwaarden, zoals de voortzetting van het (kosteloze) verblijf van zijn vader en hemzelf en andere vaste gasten van de camping, de betaling van een waarborgsom, een clausule met betrekking tot de bekendheid van de koper met vergunningen en (on)mogelijkheden van de camping, de aan [gedaagde] te verlenen vrijwaring voor aansprakelijkheden en de overname van de opdracht tot aanpassing van de boothelling. Nu over die voor hem essentiële voorwaarden op 14 januari 2022 geen overeenstemming bestond, is volgens [gedaagde] geen koopovereenkomst tot stand gekomen. De rechter volgt [gedaagde] hierin niet. Dat er op het moment van de ondertekening van de koopovereenkomst nog andere voor [gedaagde] essentiële voorwaarden waren, is de rechter niet gebleken. In ieder geval is uit de overgelegde stukken en ook uit wat [gedaagde] ter zitting heeft verklaard niet gebleken dat [gedaagde] die voor hem essentiële voorwaarden voorafgaand aan het tekenen van de koopovereenkomst kenbaar heeft gemaakt aan [eiseres] , dan wel aan [A (voornaam)] die namens [eiseres] de gesprekspartner was van [gedaagde] . Dat is wel vereist, nu de door [gedaagde] genoemde punten op zichzelf geen essentialia zijn van een koopovereenkomst en [eiseres] er dus zonder andersluidend bericht van uit mocht gaan dat met overeenstemming over de objectieve essentialia (object, prijs, en leverdatum) een koopovereenkomst tot stand was gekomen.
3.7.
[gedaagde] heeft tot slot betoogd dat hij dacht een koopovereenkomst aan te gaan met [A (voornaam)] en dat er vanuit zijn kant geen wilsovereenstemming was om een overeenkomst met [eiseres] aan te gaan. [gedaagde] heeft met name moeite met de omstandigheid dat hij graag wil dat de koper van de camping het familiaire karakter van de camping behoudt en dat hij erachter is gekomen dat [eiseres] zijn visie daarover niet deelt. Ook dit betoog slaagt niet. Nog daargelaten dat het in stand houden van het door hem kennelijk zo gewenste familiaire karakter van de camping nergens uit blijkt, ook niet uit de door hem zelf opgestelde conceptovereenkomst (productie 9 [eiseres] ), geldt het volgende. Zoals in randnummer 2.4 al staat vermeld, was de door [gedaagde] ondertekende schriftelijke overeenkomst afgedrukt op briefpapier van [eiseres] - waarop het logo van [eiseres] op prominente wijze wordt afgebeeld in het midden aan de bovenkant van de eerste pagina -, is [eiseres] bovenaan de eerste pagina opgenomen als kopende partij en staat zij ook op de handtekeningenpagina vermeld als kopende partij. Het had voor [gedaagde] dan ook duidelijk moeten zijn met wie hij de koopovereenkomst aanging. Het door [gedaagde] gedane beroep op dwaling is dan ook ongegrond. Dit geldt eveneens voor het beroep op bedrog.
Nadere inhoud van de koopovereenkomst
3.8.
Voor wat betreft de nadien door [gedaagde] genoemde aanvullende voorwaarden geldt dat [eiseres] voorafgaand aan deze procedure met een deel heeft ingestemd, zodat deze naar het oordeel van de rechter eveneens onderdeel uit zijn gaan maken van de tussen partijen bestaande koopovereenkomst. Het gaat dan om (1) het overnemen van de verplichtingen inzake de boothelling, (2) de verplichting tot betaling van een waarborgsom van 10%, en (3) de verklaring dat [eiseres] op de hoogte is van de vergunningen en (on)mogelijkheden ten aanzien van de verkochte percelen grond.
3.9.
Ten aanzien van de bepaling over een waarborgsom heeft [eiseres] in de dagvaarding aangegeven akkoord te zijn met een ‘
gangbare clausule’ over een waarborgsom/bankgarantie. Een verdere uitwerking is tussen partijen (vooralsnog) niet tot stand gekomen. Om toekomstige discussie te voorkomen, zal de rechter die uitwerking daarom zelf vaststellen in dit vonnis. Daarvoor zoekt de rechter aansluiting bij de standaardclausule zoals die is opgenomen in de model koopovereenkomst die is opgesteld door de Nederlandse Vereniging van Makelaars en Taxateurs in onroerende goederen (NVM), VastgoedPRO, VBO Makelaar, de Consumentenbond en Vereniging Eigen Huis (versie 2021). Voor de termijn waarop de waarborgsom/bankgarantie moet zijn gestort/verstrekt, zal de rechter uitgaan van een termijn van veertien dagen na de datum van dit vonnis. Indien partijen tot een uitwerking van een ‘gangbare clausule’ over een waarborgsom/bankgarantie waren gekomen, gaat de rechter ervan uit dat daarvan ook de standaardbepaling over het verbeuren van een boete bij faillissement van koper (te verrekenen met de waarborgsom) deel had uitgemaakt. De rechter zal die bepaling op grond van de aanvullende werking van de redelijkheid en billijkheid (artikel 6:248 lid 2 BW) daarom ook aanvullen in de koopovereenkomst. Dit alles leidt tot de toevoeging van de volgende bepaling aan de koopovereenkomst (doorgenummerd op de overeenkomst van 14 januari 2022):

artikel 6 Bankgarantie/ Waarborgsom
6.1.
Tot zekerheid voor de nakoming van de verplichtingen van koper zal deze uiterlijk op 12 april 2023 een schriftelijke door een bankinstelling afgegeven bankgarantie doen stellen voor een bedrag van € 115.000. Deze bankgarantie moet onvoorwaardelijk zijn, voortduren tot ten minste één maand na de overeengekomen datum van eigendomsoverdracht, en de clausule bevatten dat de desbetreffende bankinstelling op eerste verzoek van de notaris het bedrag van de garantie aan de notaris zal uitkeren. Bij dezen wordt de notaris verplicht en voor zover nodig onherroepelijk gemachtigd om, zodra koper aan zijn verplichtingen heeft voldaan en de juridische levering is voltooid, de bankinstelling te berichten dat de door koper gestelde bankgarantie kan vervallen. Onder bankinstelling wordt in dit artikel begrepen een bank of verzekeraar in de zin van artikel 1:1 Wet op het financieel toezicht.
6.2.
In plaats van deze bankgarantie te stellen kan koper een waarborgsom storten ter hoogte van het in artikel 5.1 genoemde bedrag in handen van de notaris via diens derdenrekening.
De waarborgsom moet uiterlijk op de in artikel 6.1 genoemde dag zijn bijgeschreven op genoemde rekening. Deze waarborgsom zal met de koopsom worden verrekend voor zover de koopsom en het overige door koper verschuldigde niet uit een door koper aangegane geldlening worden voldaan. Het gedeelte van de waarborgsom dat niet wordt verrekend, wordt aan koper terugbetaald zodra hij aan zijn verplichtingen op grond van deze koopovereenkomst heeft voldaan.
Over de waarborgsom wordt door verkoper geen rente vergoed. Als de notaris over de waarborgsom rente vergoedt, komt deze rente aan koper toe.
6.3.
Indien koper in staat van faillissement wordt verklaard of is toegelaten tot de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen en de curator of bewindvoerder deze koopovereenkomst niet gestand wenst te doen, zal het in artikel 6.1 genoemde bedrag van de bankgarantie respectievelijk de waarborgsom van rechtswege als boete aan verkoper zijn verbeurd.
3.10.
Daarnaast hebben partijen tijdens de mondelinge behandeling overeenstemming bereikt over een tweetal nadere punten. [gedaagde] heeft in eerste instantie als aanvullende voorwaarde gesteld dat de huidige gasten en hij en zijn vader (voor hen kosteloos) op de camping kunnen verblijven gedurende het seizoen 2022. Omdat dit seizoen inmiddels is verstreken, vordert [gedaagde] nu in reconventie het verblijf gedurende het volgende seizoen. [eiseres] had in de dagvaarding al uitgesproken akkoord te zijn met het verblijf (kosteloos voor [gedaagde] en zijn vader) gedurende het seizoen 2022 en heeft zich tijdens de mondelinge behandeling bereid verklaard om dit uit te breiden naar het komende seizoen 2023. Beide partijen hebben tijdens de mondelinge behandeling verklaard dat het kampeerseizoen gebruikelijk op 1 oktober van ieder jaar eindigt. Daarmee is de afspraak dat het [gedaagde] , zijn vader en de huidige gasten van de camping is toegestaan op de camping te verblijven tot 1 oktober 2023 eveneens onderdeel van de koopovereenkomst. Voor [gedaagde] en zijn vader is dit verblijf kosteloos.
3.11.
[gedaagde] heeft ook als voorwaarde gesteld dat hij de tijd en ruimte krijgt om zijn eigendommen weg te halen. Tijdens de mondelinge behandeling heeft [eiseres] verklaard akkoord te gaan met de datum 1 oktober 2023. Dat betekent dat [gedaagde] ruim de tijd krijgt om zijn eigendommen weg te halen en is gelijk aan de datum van zijn kosteloze verblijf op de camping. Deze bepaling maakt daarmee ook onderdeel uit van de overeenkomst.
3.12.
Tot slot heeft [gedaagde] als voorwaarde gesteld dat hij moet worden gevrijwaard van alle aansprakelijkheid die eventueel kan voortvloeien uit de koopovereenkomst. Met dit exoneratiebeding gaat [eiseres] niet akkoord. Het betreft hier kortom een openstaand discussiepunt, waarvan aan de hand van de aanvullende werking van de redelijkheid en billijkheid (artikel 6:248 lid 1 BW) moet worden beoordeeld of de koopovereenkomst met een dergelijk beding moet worden aangevuld. De rechter stelt vast dat deze exoneratieclausule verder gaat dan de wettelijke regeling over aansprakelijkheid. Bovendien is een dergelijke vergaande exoneratieclausule waarbij de koper de verkoper op voorhand vrijwaart voor elke aansprakelijkheid zonder enige beperking niet gebruikelijk bij dergelijke transacties. Om die reden acht de rechter aanvulling van de koopovereenkomst met het door [gedaagde] voorgestane exoneratiebeding niet aan de orde.
Wat betekent dit voor de vorderingen?
3.13.
Het voorgaande heeft tot gevolg dat [gedaagde] zal worden veroordeeld tot medewerking aan de notariële levering van de percelen [plaats 1] [perceel 1] en [perceel 2] , zoals door [eiseres] gevorderd onder a. Wanneer [gedaagde] niet meewerkt, geldt dat dit vonnis in de plaats treedt van de voor levering van de beide percelen vereiste wilsverklaring van [gedaagde] in de notariële akte. Dit gaat minder ver dan hetgeen [eiseres] onder b. heeft gevorderd, namelijk dat het vonnis dezelfde kracht heeft als de notariële akte van levering. De reden daarvan is dat de notaris in zijn akte allerlei zaken vermeldt die in een procedure niet aan de orde komen. Wanneer een vonnis niet aan de vereisten van een notariële akte voldoet kan de bewaarder van het kadaster deze niet inschrijven. Dit veroorzaakt regelmatig problemen.
3.14.
Voor wat betreft de door [gedaagde] ingestelde tegenvorderingen geldt dat de gevraagde verklaring voor recht dat geen overeenkomst tot stand is gekomen, wordt afgewezen. De vordering tot opheffing van het door [eiseres] gelegde beslag wordt eveneens afgewezen nu uit de inhoudelijke beoordeling van de vordering van [eiseres] volgt dat het beslag niet ten onrechte is gelegd.
3.15.
Aangezien de voorwaarde van de voorwaardelijk ingestelde tegenvorderingen is vervuld, komen ook deze vorderingen aan bod. De primaire vordering tot vernietiging van de overeenkomst op grond van dwaling en/of bedrog wordt afgewezen gelet op hetgeen in 3.7 staat vermeld. De subsidiaire vordering om een verklaring voor recht dat – kort gezegd – een koopovereenkomst met aanvullende voorwaarden tot stand is gekomen, zal deels worden toegewezen, en wel zoals hierna in randnummer 4.4 is weergegeven.
Beslagkosten
3.16.
[eiseres] vordert [gedaagde] te veroordelen tot betaling van de beslagkosten. Deze vordering is gelet op het bepaalde in artikel 706 Rv toewijsbaar. De beslagkosten worden vastgesteld op € 265,73 voor kosten deurwaardersexploten, € 676,00 voor griffierecht en € 540,00 voor salaris advocaat (1,0 punt(en) × € 540,00), totaal € 1.481,73.
Proceskosten
3.17.
[gedaagde] is de partij die zowel in conventie als in reconventie als de in het ongelijk gestelde partij wordt beschouwd en hij zal daarom in de proceskosten worden veroordeeld. Tot aan dit vonnis worden de proceskosten aan de zijde van [eiseres] als volgt vastgesteld (waarbij geldt dat het griffierecht voor deze procedure is verrekend met het griffierecht voor het beslagrekest en daarom hier niet – nogmaals – is opgenomen):
- kosten van de dagvaarding
106,89
- salaris advocaat conventie
- salaris advocaat reconventie
1.196,00
598,00
(2,00 punten × € 598,00)
(2,00 punten × factor 0,5 × € 598,00)
Totaal
1.900,89
3.18.
De gevorderde veroordeling in de nakosten is toewijsbaar voor zover deze kosten op dit moment kunnen worden begroot. De nakosten zullen dan ook worden toegewezen op de wijze zoals in de beslissing vermeld. Gelet op de nauwe samenhang tussen conventie en reconventie, hanteert de rechter het tarief dat hoort bij nakosten in geval van (uitsluitend) conventie.

4.De beslissing

De rechtbank:
in conventie
4.1.
veroordeelt [gedaagde] om te verschijnen op een door [eiseres] aangewezen notaris aangegeven plaats en tijdstip, om daar zijn volledige medewerking te verlenen aan het doen verlijden van de notariële akte van levering van de percelen:
a. [plaats 1] [perceel 1] groot 19.584 m2;
b. [plaats 1] [perceel 2] groot 216 m2;
tegen betaling door [eiseres] aan [gedaagde] van een koopsom ter hoogte van € 1.150.000,-, waarbij de kosten voor het doen verlijden van de notariële akte voor rekening van [eiseres] komen;
4.2.
bepaalt dat indien [gedaagde] , ondanks daartoe opgeroepen te zijn, niet verschijnt op de door [eiseres] aangewezen notaris aangegeven plaats en tijd, dit vonnis in de plaats treedt van de voor levering van de percelen vereiste wilsverklaring van [gedaagde] in de notariële akte;
4.3.
veroordeelt [gedaagde] in de beslagkosten, tot op heden vastgesteld op € 1.481,73, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de vijftiende dag na betekening van deze uitspraak tot de dag van volledige betaling,
in reconventie
4.4.
verklaart voor recht dat tussen partijen een koopovereenkomst tot stand is gekomen met de volgende bepalingen:
  • de bepalingen zoals opgenomen in de door beide partijen ondertekende overeenkomst d.d. 14 januari 2022;
  • de bepaling dat koper de opdracht aan [onderneming] B.V. met betrekking tot de boothelling overneemt;
  • de bepaling dat de huidige gasten van [handelsnaam] hun verblijf kunnen voortzetten tot 1 oktober 2023;
  • de bepaling dat [gedaagde] en zijn vader hun verblijf op [handelsnaam] kosteloos kunnen voortzetten tot 1 oktober 2023;
  • de bepaling dat [gedaagde] zijn eigendommen uiterlijk 1 oktober 2023 van de camping dient te hebben verwijderd;
  • de bepaling dat koper op de hoogte is van de vergunningen, mogelijkheden en onmogelijkheden van de verkochte percelen grond .;
  • de bepaling over een waarborgsom/bankgarantie zoals hiervoor in randnummer 3.9opgenomen;
in conventie en in reconventie
4.5.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van [eiseres] tot dit vonnis vastgesteld op € 1.900,89, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de vijftiende dag na deze uitspraak tot de dag van volledige betaling;
4.6.
veroordeelt [gedaagde] in de kosten die zijn ontstaan na dit vonnis, begroot op:
- € 173,00 € 173,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW met ingang van de vijftiende dag na de datum van dit vonnis tot de dag van betaling;
en, onder de voorwaarde dat [gedaagde] niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan dit vonnis heeft voldaan en vervolgens betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden:
- € 90,00 € 90,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van dit vonnis, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW met ingang van de vijftiende dag na de betekening van dit vonnis tot de dag van betaling;
4.7.
verklaart dit vonnis voor wat betreft de onder 4.1, 4.2, 4.3, 4.5 en 4.6 genoemde beslissingen uitvoerbaar bij voorraad;
4.8.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.J. ter Meulen en in het openbaar uitgesproken
8 maart 2023.
CR 4529