ECLI:NL:RBMNE:2023:916

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
1 maart 2023
Publicatiedatum
2 maart 2023
Zaaknummer
10038420 AC EXPL 22-1881
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Koopovereenkomst voor kurkvloeren tussen fabrikant en ondernemer; onbetaalde facturen en verrekening van gevolgschade

In deze zaak, die voor de Rechtbank Midden-Nederland is behandeld, betreft het een geschil tussen de besloten vennootschap [eiseres] B.V., producent van kurkvloeren, en de besloten vennootschap [gedaagde] B.V., die deze vloeren verkoopt aan consumenten. De procedure begon met een dagvaarding op 28 juli 2022, waarna [gedaagde] een eis in reconventie indiende. De mondelinge behandeling vond plaats op 1 februari 2023, en het vonnis werd op 1 maart 2023 uitgesproken.

De kern van het geschil draait om onbetaalde facturen van [gedaagde] aan [eiseres] ter waarde van € 4.656,87, die [gedaagde] niet heeft voldaan. [gedaagde] beroept zich op verrekening van schade die zij zou hebben geleden door de slechte kwaliteit van de geleverde kurkvloeren. [gedaagde] stelt dat zij kosten heeft gemaakt voor vervangende vloeren en dat de geleverde kurkvloeren ondeugdelijk waren. [eiseres] betwist deze claims en stelt dat de geleverde vloeren aan de overeenkomst voldeden.

De kantonrechter oordeelt dat [gedaagde] geen recht heeft op schadevergoeding en dat de vordering van [eiseres] tot betaling van de openstaande facturen toewijsbaar is. De kantonrechter wijst de vorderingen van [gedaagde] in reconventie af en veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de openstaande bedragen, inclusief rente en kosten. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
kantonrechter
locatie Amersfoort
zaaknummer: 10038420 AC EXPL 22-1881 aw/1370
Vonnis van 1 maart 2023
inzake
de besloten vennootschap
[eiseres] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats 1] ,
verder ook te noemen: [eiseres] ,
eisende partij in conventie,
verwerende partij in reconventie,
gemachtigde: mr. J.W. Hilhorst,
tegen:
de besloten vennootschap
[gedaagde] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats 2] ,
verder ook te noemen: [gedaagde] ,
gedaagde partij in conventie,
eisende partij in reconventie,
vertegenwoordigd door de heer [A] , directeur/grootaandeelhouder.

1.De procedure

Hoe de procedure is verlopen, blijkt uit het volgende:
  • de dagvaarding met 3 producties is op 28 juli 2022 bij [gedaagde] bezorgd,
  • [gedaagde] heeft schriftelijk op de dagvaarding gereageerd. Zij heeft een eis in reconventie ingesteld en 3 producties bijgevoegd,
  • [eiseres] heeft schriftelijk op de eis in reconventie gereageerd. Zij heeft de producties 1 tot en met 4 bijgevoegd,
  • de mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 1 februari 2023. Van wat er is besproken heeft de griffier aantekening gemaakt. [gedaagde] heeft op de zitting te kennen gegeven dat zij nog een aantal producties in het geding wil brengen. [eiseres] heeft daartegen bezwaar gemaakt. De kantonrechter heeft aan partijen meegedeeld, dat zij die producties inneemt maar deze buiten beschouwing zal laten als zij na de mondelinge behandeling, in raadkamer, het bezwaar van [eiseres] gegrond acht en dat zij dat dan in het vonnis zal motiveren. Als zij echter beslist dat zij kennis neemt van die producties, dan zal [eiseres] nog in de gelegenheid gesteld worden zich bij akte over die producties uit te laten. [eiseres] mag bij die te nemen akte geen producties voegen. De kantonrechter heeft tot slot meegedeeld dat op 1 maart 2023 vonnis zal worden gewezen en uitgesproken.

2.De feiten

2.1.
[eiseres] is producent van (onder andere) kurkvloeren. [gedaagde] houdt zich bezig met de verkoop van vloeren aan consumenten en het leggen daarvan. [gedaagde] schakelt derden in om die vloeren bij de consument te leggen. [A] is (indirect) bestuurder en grootaandeelhouder van [gedaagde] .
2.2.
In juli/augustus 2019 heeft [gedaagde] ten behoeve van haar klanten bij [eiseres] kurkvloeren gekocht en [eiseres] heeft die vloeren aan [gedaagde] geleverd. [gedaagde] heeft twee van die kurkvloeren verkocht en geleverd aan de familie [A (achternaam)] (hierna: [A (achternaam)] ) respectievelijk de familie [B (achternaam)] (hierna: [B (achternaam)] ).
Daarnaast heeft [onderneming] B.V., een tweede vennootschap waarvan [A] (indirect) bestuurder/grootaandeelhouder is, een kurkvloer van [eiseres] verkocht en geleverd aan de familie [C (achternaam)] (hierna: [C (achternaam)] ).
2.3.
Naar aanleiding van klachten van haar klanten heeft [gedaagde] bij [eiseres] geklaagd over de kwaliteit van de geleverde kurkvloeren. Daarop heeft [eiseres] op 8 november 2019 een bezoek gebracht aan [A (achternaam)] om de gelegde kurkvloer (type [.] ) te inspecteren. [eiseres] schrijft op 21 november 2019 aan [gedaagde] over haar bevindingen, voor zover hier van belang:
“Beschadigde toplaag: Mogelijk door huisdieren (4 honden en 6 katten).
Opstaande randen van de panelen: Mogelijk te vochtig gedweild.
Wit afgeven van de vloer: werd niet geconstateerd tijdens inspectie, vermoedelijk te geconcentreerd gereinigd.”
[eiseres] acht de klacht ongegrond. Onder “oorzaak/oplossing” heeft [eiseres] geschreven:
“De heer [D] van [eiseres] heeft mevr. [A (achternaam)] en [E (voornaam)] van [gedaagde] vooraf persoonlijk geadviseerd om de vloer te voorzien van 2 extra lagen lak W2000. Men heeft er voor gekozen dit niet te doen. Dit ivm de huisdieren en de daarbij behorende intensieve belasting van de vloer, deze laklagen hadden de vloer beter beschermd tegen vocht en beschadigingen.
Beschadigde delen verwijderen en nieuwe herplaatsen, vloer reinigen, primeren en lakken met W2000. Desondanks geeft dit nog geen garantie, maar over het algemeen wel een beter resultaat.”
2.4.
Op 18 januari 2021 heeft een deskundige van de Geschillencommissie Wonen de kurkvloer bij familie [A (achternaam)] onderzocht. [gedaagde] is voor dat onderzoek uitgenodigd, maar daarbij niet aanwezig geweest. De deskundige heeft diezelfde dag van zijn bevindingen een rapport opgemaakt. Daarin is, voor zover hier van belang, het volgende opgenomen:
“Het rapport betreft: - Kurk
Merknaam: Corkcomfort type [.]
(…)
Het gebrek is, dat er klachten waren aan de kurkvloer na 1 maand in gebruik.
Deskundige trof de kurkvloer aan bij de consument in haar woonkamer en keuken (zie enkele foto’s).
De kurkvloer bestaat uit panelen waarvan bijna alle naden (zie een foto) beschadigd zijn, zowel lengte als breedte naden.
In de keuken (zie foto) is voor het aanrecht de toplaag van de kurkvloer voor het aanrecht gedeeltelijk beschadigd.
In de woonkamer voor de bank (zie foto) is de toplaag ernstig beschadigd en er ontstaat een stoffige massa rondom de beschadiging van de toplaag.
(…)
Deze vloer is niet te herstellen vanwege de vele beschadigingen aan de naden en op enkele plaatsen te grote oppervlakkige beschadigingen.
De enige oplossing is, de vloer vervangen,
Toelichting
Dat deze kurkvloer binnen 3 maanden in gebruik zulke ernstige beschadigingen veroorzaakt, kan deskundige maar tot één oorzaak concluderen, het heeft gelegen aan het materiaal te denken aan een materiaalfout.”
2.5.
Wat betreft de kurkvloer van [B (achternaam)] heeft [gedaagde] dozen met beschadigde vloerdelen aan [eiseres] geretourneerd. [eiseres] heeft dat deel van de geleverde partij vloerdelen vervolgens gecrediteerd.
2.6.
Omdat [A (achternaam)] en [B (achternaam)] ontevreden waren over de in opdracht van [gedaagde] gelegde kurkvloeren van [eiseres] heeft [gedaagde] die kurkvloeren uiteindelijk, zonder bijkomende kosten voor [A (achternaam)] en [B (achternaam)] , vervangen door PVC-vloeren van een andere leverancier.
2.7.
[eiseres] heeft aan [gedaagde] voor de geleverde kurkvloeren facturen toegestuurd ten bedrage van in totaal € 4.656,87 (na verrekening van de opgemaakte creditfacturen). [gedaagde] heeft die facturen niet betaald.

3.De wederzijdse vorderingen en het verweer

3.1.
[eiseres] vordert dat de kantonrechter bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde] zal veroordelen om aan haar te betalen € 6.229,25 (€ 4.656,87 aan openstaande facturen + € 981,69 aan tot 10 maart 2022 vervallen wettelijke handelsrente + € 590,69 aan buitengerechtelijke incassokosten), te vermeerderen met de wettelijke handelsrente over € 4.656,87 vanaf 10 maart 2022 tot de voldoening, met veroordeling van [gedaagde] in de proces- en nakosten.
3.2.
[eiseres] legt aan haar vorderingen – samengevat – ten grondslag dat [gedaagde] toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van haar betalingsverplichtingen uit de koopovereenkomsten. [eiseres] vordert daarom dat [gedaagde] zal worden veroordeeld om de overeengekomen prijs voor de geleverde kurkvloeren aan haar te betalen, met rente en kosten.
3.3.
[gedaagde] stelt dat de geleverde kurkvloeren van slechte kwaliteit waren. Zij heeft diverse keren per e-mail en telefonisch contact opgenomen met [eiseres] en gevraagd om een oplossing voor haar klanten [A (achternaam)] , [B (achternaam)] en [C (achternaam)] . [eiseres] heeft de klachten afgewezen, althans niet afdoende verholpen. Uiteindelijk heeft [gedaagde] op eigen kosten vervangende vloeren moeten leveren aan de betreffende klanten. Door de wanprestatie van [eiseres] heeft [gedaagde] schade geleden ter hoogte van € 25.120,47. Die schade wil zij verrekenen met de openstaande facturen van [eiseres] , waarvan [eiseres] nu betaling vordert. Na die verrekening heeft [eiseres] niets meer van haar te vorderen. In reconventie vordert [gedaagde] betaling van het bedrag aan schadevergoeding dat na die verrekening in conventie resteert; dat is een bedrag van € 20.463,36.
3.4.
[eiseres] betwist dat de geleverde kurkvloeren waarvan zij betaling vordert ondeugdelijk waren. Voor zover zij beschadigde vloeren heeft geleverd, heeft zij de betreffende beschadigde vloerdelen teruggenomen en daarvoor creditfacturen opgemaakt. Verder stelt [eiseres] dat de vloeren al in 2019 zijn geleverd en dat [gedaagde] haar nooit eerder (dan in deze procedure) heeft aangesproken op de nu gestelde schade. [gedaagde] heeft die gestelde schade van maar liefst € 25.120,47 bovendien onvoldoende onderbouwd. [eiseres] betwist dat [gedaagde] schade heeft geleden. Zij wijst er nog op dat de kurkvloer niet door [gedaagde] , maar [onderneming] B.V. aan [C (achternaam)] is geleverd. Voor zover die vloer ondeugdelijk was en als gevolg daarvan schade is geleden, dan is die schade in elk geval niet door [gedaagde] geleden. Het beroep van [gedaagde] op verrekening in conventie moet volgens [eiseres] worden verworpen en de reconventionele vordering moet worden afgewezen.

4.De beoordeling in conventie en in reconventie

Aanvullende producties ter zitting

4.1.
[gedaagde] heeft tijdens de mondelinge behandeling aanvullende producties overgelegd, te weten een aantal facturen van een parketteur, e-mailcorrespondentie en een brief van de Geschillencommissie met de door haar gehanteerde tarieven. [eiseres] heeft bezwaar gemaakt tegen kennisneming door de kantonrechter van die overgelegde stukken. Dat bezwaar van [eiseres] behoeft geen bespreking, omdat de inhoud van die producties van [gedaagde] niet relevant is voor de beoordeling van de wederzijdse vorderingen, zoals blijkt uit wat hierna over die vorderingen wordt overwogen. Om die reden is aan [eiseres] niet de gelegenheid geboden om bij akte nog op die aanvullende producties van [gedaagde] te reageren.
De openstaande facturen van [eiseres]
4.2.
[gedaagde] heeft de vordering van [eiseres] ter zake van geleverde kurkvloeren op zich niet weersproken, maar zij beroept zich op verrekening met haar vordering op [eiseres] ter zake van schadevergoeding. De kantonrechter bespreekt daarom eerst die vordering van [gedaagde] .
[C (achternaam)]
4.3.
[gedaagde] heeft ter zitting bevestigd dat niet zij, maar [onderneming] B.V. partij is bij de koopovereenkomst met [C (achternaam)] . [gedaagde] heeft toegelicht dat zij een kurkvloer van [eiseres] heeft afgenomen en heeft verkocht en geleverd aan [onderneming] B.V. en dat deze vloer daarna door [onderneming] B.V. aan [C (achternaam)] is verkocht en geleverd. Volgens [gedaagde] heeft zij jegens [eiseres] aanspraak op vergoeding van de gestelde schade, omdat zij de partij is die de (volgens haar ondeugdelijke) kurkvloer van [eiseres] heeft afgenomen.
4.4.
Dat standpunt van [gedaagde] kan niet worden gevolgd. De schade waarvan [gedaagde] vergoeding vordert is het gevolg van het feit dat [C (achternaam)] niet tevreden was met de door
[onderneming] B.V.aan haar geleverde kurkvloer. Die schade ziet op de kosten van de Geschillencommissie en de kosten van vervanging van de vloer door [onderneming] B.V., in totaal een bedrag van € 3.473,45. Die gestelde schade is niet door [gedaagde] geleden, maar door [onderneming] B.V., die niet in deze procedure is betrokken. Het is bovendien niet [eiseres] , maar [gedaagde] die de kurkvloer aan [onderneming] B.V. heeft geleverd. Als juist is dat die kurkvloer ondeugdelijk was, dan heeft [onderneming] B.V. mogelijk jegens [gedaagde] aanspraak op schadevergoeding. Dat is echter een kwestie die hier niet voor ligt. Daarnaast is niet gesteld of gebleken dat [gedaagde] door [onderneming] B.V. is aangesproken op schadevergoeding en dat zij die schadevergoeding aan [onderneming] B.V. heeft voldaan. De conclusie is dan ook dat het beroep van [gedaagde] in conventie op verrekening van de gestelde schade betreffende [C (achternaam)] moet worden verworpen. Haar vordering in reconventie tot vergoeding van die schade wordt om dezelfde redenen afgewezen.
[A (achternaam)]
4.5.
[gedaagde] stelt dat [eiseres] tot twee keer toe een beschadigde kurkvloer heeft geleverd, waardoor zij gevolgschade heeft geleden bestaande uit kosten van de Geschillencommissie, extra legkosten en materiaalkosten, in totaal een bedrag van € 7.681,55. [gedaagde] heeft een rapport van de Geschillencommissie in het geding gebracht, waaruit volgens haar voldoende blijkt dat de door [eiseres] geleverde kurkvloer materiaalfouten bevat (zie onder 2.4.). De kantonrechter overweegt daarover als volgt.
4.5.1.
De rechtsverhouding tussen [gedaagde] en [A (achternaam)] is een andere dan de rechtsverhouding tussen [eiseres] en [gedaagde] .
[eiseres] heeft aan [gedaagde] vloerdelen van kurk verkocht en geleverd, waarvan [gedaagde] mag verwachten dat deze van een kwaliteit zijn die aan de tussen [eiseres] en [gedaagde] gesloten koopovereenkomst beantwoordt en dat de daarbij verstrekte leginstructies correct zijn.
heeft als professionele verkoper van vloeren met [A (achternaam)] als consument een koopovereenkomst gesloten voor het leveren en ook leggen van de kurkvloer. De consument mag van een professionele verkoper verwachten niet alleen dat de kwaliteit van de geleverde vloerdelen beantwoordt aan de tussen hem en [gedaagde] gesloten koopovereenkomst, maar ook dat de verkoper hem adviseert over welke vloer in zijn specifieke geval geschikt is en welke vloer minder of niet geschikt is. Verder mag de consument verwachten dat degene die de vloer komt leggen (of de verkoper dat zelf doet of daarbij een derde inschakelt doet niet ter zake) op de hoogte is van de specifieke leginstructies van de fabrikant en ook voor het overige voldoende vakkennis heeft om een optimaal resultaat te bereiken.
4.5.2.
In dat licht heeft [gedaagde] haar stelling dat het aan [eiseres] te wijten is dat de kurkvloer bij [A (achternaam)] niet aan de verwachtingen voldeed die [gedaagde] op grond van de met [eiseres] gesloten koopovereenkomst mocht hebben, onvoldoende onderbouwd door te verwijzen naar het rapport van de Geschillencommissie. Los van het feit dat het onderzoek van de Geschillencommissie is verricht buiten medeweten en aanwezigheid van [eiseres] , is daarbij alleen beoordeeld wat
[A (achternaam)]heeft mogen verwachten op grond van de met
[gedaagde]gesloten koopovereenkomst. Niet beoordeeld is wat [gedaagde] mocht verwachten van de door [eiseres] geleverde kurkvloerdelen, op grond van de tussen hen gesloten koopovereenkomst. Daar komt nog bij dat [eiseres] terecht heeft opgemerkt dat de deskundige van de Geschillencommissie de kurkvloer heeft onderzocht op 18 januari 2021, terwijl de kurkvloer al in augustus 2019 is gelegd. Blijkens het rapport is de deskundige ervan uit gegaan dat de op 18 januari 2021 aangetroffen beschadigingen binnen 3 maanden na ingebruikneming zijn ontstaan en hij heeft geconcludeerd dat het daarom wel aan het materiaal moet liggen. Niet kan worden uitgesloten echter dat de deskundige van de Geschillencommissie (net als bij [C (achternaam)] overigens het geval is) tot een heel andere conclusie zou zijn gekomen als hij ermee bekend was geweest dat de kurkvloer ten tijde van zijn onderzoek niet drie maanden maar al bijna anderhalf jaar in gebruik was. Dat hij daarmee bekend was, blijkt niet uit de rapportage. Verder blijkt uit die rapportage ook niet dat de deskundige ermee bekend is dat [eiseres] – naar onbetwist is gebleven – vóór het leggen van de kurkvloer aan [A (achternaam)] en [gedaagde] heeft geadviseerd om twee extra laklagen aan te brengen vanwege het intensieve gebruik door een huishouden met 4 honden en 6 katten en dat [A (achternaam)] en/of [gedaagde] dat advies niet hebben opgevolgd. Het is overigens aan [gedaagde] als professioneel verkoper van vloeren om haar klanten juist te adviseren over de geschiktheid van een bepaalde vloer in het specifieke geval. Omdat [A (achternaam)] uiteindelijk niet tevreden was over de in opdracht van [gedaagde] gelegde kurkvloer heeft [gedaagde] kennelijk aan [A (achternaam)] aangeboden kosteloos een vervangende PVC-vloer van een andere leverancier te leggen. [gedaagde] spreekt [eiseres] ook aan op die kosten van vervanging. In rechte is echter niet komen vast te staan dat [eiseres] een ondeugdelijke kurkvloer aan [gedaagde] heeft geleverd. Die vervangingskosten moeten daarom, net als de overige door [gedaagde] gestelde schade, voor rekening van [gedaagde] blijven.
[B (achternaam)]
4.6.
[gedaagde] stelt dat zij gevolgschade heeft geleden ter hoogte van € 13.965,60, namelijk (kort gezegd) de materiaal- en legkosten van de kurkvloer en van de PVC-vloer van een andere leverancier, die zij ter vervanging van de kurkvloer kosteloos aan [B (achternaam)] heeft geleverd.
4.6.1.
De kantonrechter verwijst allereerst naar wat hiervoor onder 4.5.1. is overwogen over de te onderscheiden rechtsverhoudingen tussen [eiseres] en [gedaagde] enerzijds en [gedaagde] en de consument anderzijds en voegt daaraan het volgende toe.
4.6.2.
In dit geval is er door [gedaagde] geen rapportage van de Geschillencommissie in het geding gebracht. [gedaagde] verwijst alleen naar een e-mailbericht van mevrouw [B (achternaam)] aan [gedaagde] gedateerd 1 september 2019, waarin zij schrijft dat de tweede partij vloerdelen evenzeer beschadigd was als de eerste partij en dat de vloerleggers bij het leggen van de vloer constateerden dat het kurk zo droog was dat er bij stoten spontaan splinters kunnen afspringen. Zij heeft geweigerd die tweede vloer te accepteren en wil dat de vloerdelen aan de leverancier geretourneerd worden voor onderzoek (productie 1 van [gedaagde] ).
4.6.3.
[eiseres] stelt dat zij aan [gedaagde] heeft voorgesteld alle dozen met beschadigde vloerdelen te retourneren en dat zij die vloerdelen vervolgens heeft teruggenomen en gecrediteerd. Daarmee is volgens haar alle schade vergoed. Zij vraagt in deze procedure alleen betaling van de vloerdelen die [gedaagde] heeft behouden en die kennelijk aan de eisen voldeden, per saldo 44,834 m2.
4.6.4.
[gedaagde] stelt dat [eiseres] in dit geval inderdaad aansprakelijkheid heeft erkend en daar ook naar heeft gehandeld, maar dat niet alle schade is vergoed. De kantonrechter begrijpt dit standpunt van [gedaagde] aldus, zoals de kantonrechter tijdens de mondelinge behandeling ook aan partijen heeft voorgehouden en [gedaagde] heeft bevestigd, dat [eiseres] inderdaad kosteloos alle beschadigde vloerdelen heeft vervangen, maar dat [gedaagde] in deze procedure vergoeding eist van door haar geleden gevolgschade, bestaande uit extra legkosten en de kosten van de vervangende PVCvloer, die zij uiteindelijk op eigen kosten bij [B (achternaam)] heeft gelegd omdat [B (achternaam)] ontevreden bleef over de kurkvloer.
4.6.5.
[gedaagde] heeft naar het oordeel van de kantonrechter onvoldoende gemotiveerd en onderbouwd dat dit gevolgschade is waarvoor [eiseres] aansprakelijk is.
Uit het e-mailbericht van mevrouw [B (achternaam)] (zie onder 4.6.2.) blijkt dat de door [gedaagde] ingeschakelde vloerleggers – wat van vakmensen overigens ook verwacht mag worden – de vloerdelen vóór het leggen van de kurkvloer hebben geïnspecteerd en zij daarbij hebben gezien dat er een aantal beschadigde vloerdelen geleverd waren. Er mocht daarom vanuit worden gegaan dat zij die beschadigde vloerdelen op dat moment niet zouden gebruiken bij het leggen van de vloer. Als zij dat wel doen heeft dat immers extra legkosten tot gevolg: die beschadigde vloerdelen moeten dan eerst verwijderd worden om deze te kunnen vervangen door onbeschadigde vloerdelen. De kosten daarvan komen voor rekening en risico van [gedaagde] omdat zij en niet [eiseres] deze vloerleggers heeft ingeschakeld.
Uit de niet weersproken stellingen van partijen volgt, dat de door [gedaagde] ingeschakelde vloerleggers de partij(en) beschadigde vloerdelen niet hebben gelegd maar dat [gedaagde] die partijen vloerdelen aan [eiseres] heeft geretourneerd. [gedaagde] had daarom moet toelichten waarom en in hoeverre zij extra legkosten heeft moeten maken die voor rekening en risico van [eiseres] komen. Dat heeft zij echter niet gedaan.
Verder heeft [gedaagde] kennelijk
nadatde beschadigde vloerdelen door [eiseres] waren teruggenomen en vervangen door onbeschadigde, aan [B (achternaam)] aangeboden de gehele kurkvloer kosteloos te vervangen door een PVC-vloer van een andere leverancier. Die vervangingskosten vallen in dat geval echter niet onder door [gedaagde] geleden gevolgschade die in de rechtsverhouding tussen [gedaagde] en [eiseres] voor rekening van [eiseres] komt. Na vervanging van de beschadigde vloerdelen had [eiseres] jegens [gedaagde] immers aan haar verplichtingen uit de tussen partijen gesloten koopovereenkomst voldaan. Hierbij heeft de kantonrechter in aanmerking genomen, dat [gedaagde] geenszins heeft onderbouwd dat de door [eiseres] aan [gedaagde] onbeschadigde geleverde vloerdelen niet aan de tussen [eiseres] en [gedaagde] gesloten koopovereenkomst beantwoorden.
Conclusie voor de vorderingen van [gedaagde]
4.7.
Op grond van al hetgeen hiervoor is overwogen onder 4.3. tot en met 4.6.5. is de kantonrechter van oordeel dat [gedaagde] geen recht heeft op vergoeding van de gestelde gevolgschade door [eiseres] . De eis in reconventie wordt afgewezen.
Conclusie voor de vorderingen van [eiseres]
4.8.
Gelet op het voorgaande wordt het beroep van [gedaagde] op verrekening verworpen. [gedaagde] is aan [eiseres] € 4.656,87 verschuldigd voor de geleverde kurkvloeren, met de wettelijke handelsrente over dat bedrag als gevorderd. [gedaagde] heeft tegen die berekening door [eiseres] van de vervallen wettelijke handelsrente, € 981,69 berekend tot 10 maart 2022, op zich geen verweer gevoerd. Ook de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten van € 590,69 worden toegewezen. [eiseres] heeft voldoende onderbouwd dat buitengerechtelijke werkzaamheden zijn verricht. Het gevorderde bedrag is niet hoger dan de tarieven behorend bij het Besluit vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten, tarieven die in het algemeen als redelijk gelden.
Proceskosten
4.9.
[gedaagde] heeft ongelijk gekregen, zowel in conventie als in reconventie. Zij wordt daarom veroordeeld in de kosten. Dat betekent dat zij haar eigen proceskosten draagt en de proceskosten van [eiseres] moet betalen. De proceskosten van [eiseres] worden tot vandaag in conventie begroot op in totaal € 1.282,41, te weten:
  • € 514,00 griffierecht;
  • € 108,41 explootkosten inclusief informatiekosten;
  • € 660,00 aan salaris gemachtigde (2 punten x het tarief van € 330,00).
De nakosten worden toegewezen als hierna in de beslissing te melden.
De proceskosten van [eiseres] in reconventie worden tot vandaag begroot op € 529,00 aan salaris gemachtigde (2 punten x 0,5 x het tarief van € 529,00).
Uitvoerbaar bij voorraad
4.10.
Zowel [eiseres] als [gedaagde] hebben gevorderd het vonnis uitvoerbaar bij voorraad te verklaren. Er zijn geen feiten en/of omstandigheden gebleken die aan toewijzing van die vorderingen in de weg staan. Het vonnis wordt daarom in conventie en in reconventie op grond van het bepaalde in artikel 233, eerste lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

5.De beslissing

De kantonrechter:
in conventie
5.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiseres] te betalen € 6.229,25 te vermeerderen met de wettelijke handelsrente over € 4.656,87 vanaf 10 maart 2022 tot de voldoening;
5.2.
veroordeelt [gedaagde] in de kosten; zij moet de proceskosten van [eiseres] aan haar betalen, tot vandaag begroot op € 1.282,41;
5.3.
veroordeelt [gedaagde] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 124,00 aan salaris gemachtigde, te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van het vonnis;
5.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af;
in reconventie
5.6.
wijst de vorderingen af;
5.7.
veroordeelt [gedaagde] in de kosten; zij moet de proceskosten van [eiseres] aan haar betalen, tot vandaag begroot op € 529,00;
5.8.
verklaart deze kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Ramsaroep, kantonrechter, en is in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 1 maart 2023.