ECLI:NL:RBMNE:2023:910

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
8 februari 2023
Publicatiedatum
2 maart 2023
Zaaknummer
330934-21
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in strafzaak wegens ontuchtige handelingen met minderjarigen

In de strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1955 in de Bondsrepubliek Duitsland, heeft de rechtbank Midden-Nederland op 8 februari 2023 uitspraak gedaan. De zaak betreft twee verdenkingen van ontuchtige handelingen met slachtoffers die op het moment van de feiten onder de zestien jaar waren. De rechtbank heeft op tegenspraak geoordeeld na een zitting op 25 januari 2023, waarbij de officier van justitie, mr. A. Dam, de verdachte heeft aangeklaagd en de verdediging werd gevoerd door mr. J.W. Vedder.

De tenlastelegging omvatte twee feiten: het eerste feit vond plaats tussen 1 januari 2008 en 31 december 2009 in [plaats 1], en het tweede feit tussen 27 augustus 2011 en 27 augustus 2013 in [plaats 2]. De officier van justitie meende dat de verklaringen van de aangeefsters, samen met steunbewijs, voldoende waren om de verdachte te veroordelen. De verdediging daarentegen betwistte de betrouwbaarheid van de verklaringen en voerde aan dat er geen voldoende bewijs was om de verdachte schuldig te verklaren.

De rechtbank heeft geconcludeerd dat de verklaringen van de aangeefsters op belangrijke onderdelen vaag zijn en dat er twijfels bestaan over de betrouwbaarheid van deze verklaringen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de herinneringen van de aangeefsters mogelijk zijn beïnvloed door externe factoren, zoals verhalen binnen hun familie. Gezien de ontstane twijfels heeft de rechtbank besloten in het voordeel van de verdachte te oordelen en hem vrij te spreken van de tenlastegelegde feiten.

De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit de voorzitter mr. H.B.W. Beekman en de rechters mr. E.G. de Jong en mr. W. Foppen, en is openbaar uitgesproken op de zitting van 8 februari 2023.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummer: 16.330934.21 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 8 februari 2023
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1955 te [geboorteplaats] (Bondsrepubliek Duitsland),
wonende op het adres: [adres] , [postcode] te [woonplaats] ,
hierna te noemen: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 25 januari 2023.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. A. Dam en van hetgeen verdachte en zijn raadsman mr. J.W. Vedder, advocaat te Rotterdam, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is ter terechtzitting gewijzigd. De gewijzigde tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt erop neer dat verdachte:
Ten aanzien van feit 1:
in de periode van 1 januari 2008 tot en met 31 december 2009 in [plaats 1] met
[aangeefster 1] , die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, meerdere ontuchtige handelingen heeft gepleegd;
Ten aanzien van feit 2:
in de periode van 27 augustus 2011 tot en met 27 augustus 2013 in [plaats 2] met[aangeefster 2] , die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, meerdere ontuchtige handelingen heeft gepleegd.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het tenlastegelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.VRIJSPRAAK

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het onder 1 en 2 tenlastegelegde wettig en overtuigend te bewijzen. Daarbij baseert hij zich ten aanzien beide feiten op de verklaring van aangeefster en haar moeder en daarnaast op steunbewijs, aangezien het onder 1 en 2 tenlastegelegde om vergelijkbare situaties gaat waarbij sprake is van een vergelijkbare handelswijze.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het onder 1 en 2 tenlastegelegde. Primair is aangevoerd dat de verklaringen van aangeefsters onbetrouwbaar zijn en subsidiair dat daarvoor geen steunbewijs dan wel schakelbewijs is. Indien de rechtbank van oordeel is dat aan het wettelijk bewijsminimum wordt voldaan, is meer subsidiair aangevoerd dat uit de inhoud daarvan niet de overtuiging kan worden bekomen dat verdachte zich aan het tenlastegelegde heeft schuldig gemaakt.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt voorop dat uiterst behoedzaam moet worden omgegaan met verklaringen die zijn afgelegd over gebeurtenissen die zo’n tien jaren daarvoor, toen aangeefsters (vermoedelijk) rond de acht of negen jaren oud waren, zouden hebben plaatsgevonden.
Naar het oordeel van de rechtbank zijn de verklaringen die aangeefsters hebben afgelegd niet zonder meer onbetrouwbaar maar op belangrijke onderdelen wel zozeer vaag dat de rechtbank op basis van die verklaringen, die in samenhang met overige bewijsmiddelen worden bezien, niet de overtuiging heeft gekregen dat de ontuchtige handelingen zoals die verdachte worden verweten zijn voorgevallen. In haar oordeel betrekt de rechtbank dat daar waar aangeefsters concreet hebben verklaard, dit met name in antwoord was op sturende vragen die hen door verbalisanten werden gesteld. Daarbij komt dat het gevaar bestaat dat de herinneringen van aangeefsters zijn gekleurd door de verhalen die binnen hun familie over verdachte rondgaan.
In geval van twijfel dient de beslissing van de rechtbank in het voordeel van verdachte uit te vallen, om welke reden de rechtbank verdachte zal vrijspreken van het aan hem onder 1 en 2 tenlastegelegde.

5.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart het onder 1 en 2 tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.B.W. Beekman, voorzitter, mr. E.G. de Jong en
mr. W. Foppen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A.S. Valk, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 8 februari 2023.
mr. W. Foppen is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de gewijzigde tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2008 tot en met 31 december 2009 te
[plaats 1] , gemeente [gemeente] , althans in Nederland met [aangeefster 1] , die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, immers heeft hij (meermalen) de schaamstreek en/of vagina van die [aangeefster 1] (over de kleding) betast/aangeraakt;
2.
hij in of omstreeks de periode van 27 augustus 2011 tot en met 27 augustus 2013 te [plaats 2] , gemeente [gemeente] , althans in Nederland, met [aangeefster 2] , die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, immers heeft hij de schaamstreek en/of vagina en/of de billen van die [aangeefster 2] (over de kleding) betast/aangeraakt.