ECLI:NL:RBMNE:2023:9

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
3 januari 2023
Publicatiedatum
3 januari 2023
Zaaknummer
16-095641-22
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een minderjarige verdachte voor diefstal met geweld en auto-inbraak

Op 3 januari 2023 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een minderjarige verdachte, geboren in 2004, die werd beschuldigd van diefstal met geweld en auto-inbraak. De zaak werd behandeld in Utrecht, waar de verdachte op 20 december 2022 in persoon verscheen voor de rechtbank. Tijdens de zitting waren ook de ouders van de verdachte en zijn advocaat, mr. J.C. Reisinger, aanwezig. De officier van justitie, mr. F. Rethmeier, beschuldigde de verdachte van twee feiten: de diefstal van een camera en statief op 14 april 2022 in Utrecht, en de diefstal van auto-onderdelen op 27 mei 2022 in Vleuten-De Meern. De verdachte heeft beide feiten bekend en de rechtbank heeft de bewijsmiddelen, waaronder aangiftes van slachtoffers en getuigenverklaringen, in overweging genomen.

De rechtbank oordeelde dat de verdachte wettig en overtuigend schuldig was aan de tenlastegelegde feiten. De rechtbank vond het bijzonder kwalijk dat de diefstal op klaarlichte dag plaatsvond en dat dit gevoelens van onveiligheid in de samenleving versterkte. De verdachte had eerder soortgelijke strafbare feiten gepleegd, wat in strafverzwarende zin werd meegewogen. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 210 dagen, waarvan 81 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar. Daarnaast werden bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder begeleiding door een instelling en verplichte behandeling.

De rechtbank heeft ook de vordering van de benadeelde partij, [onderneming], tot schadevergoeding van € 2.394,57 toegewezen, terwijl de vordering van [slachtoffer 1] niet-ontvankelijk werd verklaard wegens onvoldoende onderbouwing. De uitspraak benadrukt de ernst van de gepleegde feiten en de noodzaak van een passende straf voor de verdachte, die op het juiste pad moet blijven.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16-095641-22
Vonnis van de meervoudige kamer van 3 januari 2023
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [2004] te [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres 1] , [postcode] te [woonplaats] ,
hierna te noemen: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 20 december 2022. Verdachte is op die terechtzitting in persoon verschenen waardoor juridisch gezien sprake is van een vonnis op tegenspraak.
De rechtbank heeft tijdens de zitting gesproken met en geluisterd naar de standpunten van verdachte, zijn advocaat mr. J.C. Reisinger en de officier van justitie mr. F. Rethmeier. Daarnaast waren aanwezig de ouders van verdachte, [A] , [.] , en [B] , [..] bij Samen Veilig Midden-Nederland.
De zaak is met instemming van partijen gelijktijdig maar niet gevoegd behandeld met de andere zaak tegen verdachte met het parketnummer 16-034868-22. Verdachte was ten tijde van de verdenkingen op die tenlastelegging minderjarig.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. Kort gezegd verdenkt de officier van justitie verdachte ervan dat hij:
feit 1: op 14 april 2022 in Utrecht samen met een ander met geweld en/of bedreiging met geweld een camera en een statief heeft gestolen toebehorend aan [onderneming] ;
feit 2: op 27 mei 2022 te Vleuten-De Meern samen met een ander auto-onderdelen uit de auto van [slachtoffer 1] heeft gestolen door de autoruit in te slaan.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht de ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft erop gewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft bekend. Hij heeft geen bewijsverweer gevoerd
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen
Feit 1 [1]
Het feit is door verdachte begaan. Verdachte heeft het ten laste gelegde feit bekend. De raadsman heeft geen vrijspraak voor dit feit bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
-
de bekennende verklaring van verdachte afgelegd op de zitting van 20 december 2022; [2]
-
de aangifte van [slachtoffer 2] ; [3]
-
de aangifte van [slachtoffer 3] . [4]
Feit 2 [5]
Het feit is door verdachte begaan. Verdachte heeft het ten laste gelegde feit bekend. De raadsman heeft geen vrijspraak voor dit feit bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
-
de bekennende verklaring van verdachte afgelegd op de zitting van 20 december 2022: [6]
-
de aangifte van [slachtoffer 1] ; [7]
-
het verhoor van getuige [getuige] ; [8]
-
het verhoor van getuige [getuige] bij de rechter-commissaris over de foto die zij van de dader heeft gemaakt . [9]

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
1. op 14 april 2022 te [plaats 1] tezamen en in vereniging met een ander een camera en een statief die aan [onderneming] toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan en vergezeld door geweld en werd gevolgd door bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, gemakkelijk te maken, en om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
- die [slachtoffer 2] een duw te geven (ten gevolge waarvan die [slachtoffer 2] ten val kwam),
- aan voornoemd statief te trekken, waar die [slachtoffer 3] haar been tussen had gestoken (ten gevolge waarvan die [slachtoffer 3] over de grond werd meegetrokken) en
- een schroevendraaier te tonen aan die [slachtoffer 2] .
2. hij op 27 mei 2022 te [plaats 2] tezamen en in vereniging met een ander een navigatie/radiosysteem, dat aan [slachtoffer 1] toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en zijn mededader zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft en dat weg te nemen goed onder hun bereik hebben gebracht door middel van braak en verbreking.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
Feit 1: diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en gevolgd van bedreiging met geweld, gepleegd tegen personen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, gemakkelijk te maken en om, bij betrapping op heter daad, aan zichzelf en andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
Feit 2: diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en het goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door haar bewezen geachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van negen maanden, met aftrek van het voorarrest, waarvan een gedeelte van drie maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, met als (bijzondere) voorwaarden het meewerken aan begeleiding door de [instelling 1] , verplichte behandeling door [instelling 2] en het hebben van een positieve vrijetijdsbesteding. Zij acht het wenselijk dat de bijzondere voorwaarden die de Raad in de strafzaak met parketnummer 16-034868-22 heeft geadviseerd in de onderhavige zaak aan de deels voorwaardelijke gevangenisstraf worden verbonden. Dit past beter bij de huidige leeftijd van verdachte. Verdachte is dan zelf verantwoordelijk voor het nakomen van de bijzondere voorwaarden en bij het niet nakomen van voorwaarden zal geen jeugddetentie maar gevangenisstraf aan de orde zijn.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht een straf op te leggen gelijk aan de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
8.3.1.
De ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan
Verdachte heeft zich samen met een ander schuldig gemaakt aan de diefstal van een camera en een statief. Een cameraploeg was opnames aan het maken voor een televisieprogramma en zij werden belaagd door verdachte en de medeverdachte. Verdachte heeft de cameraman een duw in zijn rug gegeven, waardoor hij ten val kwam. Vervolgens werd door de verdachten geprobeerd de camera en het statief te pakken, maar de geluidstechnicus wilde dit voorkomen door zich vast te klemmen aan het statief. Dit had tot gevolg dat zij over de grond werd meegetrokken. Om met de spullen weg te komen heeft de medeverdachte een schroevendraaier getoond richting de cameraman.
Met het plegen van deze straatroof heeft verdachte er blijk van gegeven geen enkel respect te hebben voor de persoonlijke eigendommen van een ander en zich uitsluitend door financieel gewin te hebben laten leiden. Bovendien heeft verdachte er blijkbaar niet bij stilgestaan welke gevolgen deze beroving voor de slachtoffers zou hebben. De rechtbank vindt het extra kwalijk dat het delict is gepleegd op de klaarlichte dag, dichtbij een school. Daarbij komt dat niet alleen de directe slachtoffers van zo’n delict gevolgen ondervinden, maar dat een dergelijk feit ook gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving versterkt. Dit neemt de rechtbank verdachte kwalijk.
Daarnaast heeft verdachte zich samen met een ander schuldig gemaakt aan een auto-inbraak.
Verdachte heeft hierbij het navigatie/radiosysteem uit de auto gestolen. Daarbij heeft verdachte niet alleen een inbreuk gemaakt op de eigendomsrechten van de eigenaar van de auto, maar hem ook schade en overlast bezorgd. Ook dit feit heeft verdachte op klaarlichte dag gepleegd en draagt bij aan het gevoel van onveiligheid in de samenleving.
8.3.2.
De persoonlijke omstandigheden
De rechtbank heeft gekeken naar het uittreksel uit de justitiële documentatie (het strafblad) van verdachte van 29 september 2022. Daaruit blijkt dat verdachte eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten, onder andere op 2 september 2021 door de kinderrechter van deze rechtbank voor afpersing, diefstal en diefstal in vereniging door middel van braak. De rechtbank weegt dit in strafverzwarende zin mee.
Verdachte heeft zich tijdens de schorsing van de voorlopige hechtenis schuldig gemaakt aan feit 2, waardoor de schorsing van de voorlopige hechtenis is opgeheven. Nadat de voorlopige hechtenis opnieuw is geschorst, heeft verdachte zich niet gehouden aan het locatiegebod en is hij opnieuw vastgezet. De rechtbank zal dit in het nadeel meewegen in de aan verdachte op te leggen straf.
Ook heeft de rechtbank kennisgenomen van het advies van de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) van 12 december 2022, dat is opgemaakt in de strafzaak met parketnummer 16-034868-22 en waar de officier van justitie in deze zaak naar heeft verwezen. In dat rapport wordt geadviseerd verdachte een deels onvoorwaardelijke en deels voorwaardelijk jeugddetentie op te leggen met de volgende bijzondere voorwaarden: meewerken aan begeleiding door de [instelling 1] , zich inzetten voor een gestructureerde dagbesteding, zich inzetten voor verkrijgen en behouden van een positieve vrijetijdsbesteding en zich verplicht laat behandelen door [instelling 2] of een soortgelijke instelling, waarbij aan de [instelling 1] opdracht wordt gegeven in het kader van Toezicht en Begeleiding toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden.
De rechtbank houdt ook rekening met de straf die vandaag aan verdachte wordt opgelegd in de zaak met parketnummer 16-034868-22.
8.3.3.
Conclusie
Gelet op alle hiervoor genoemde feiten en omstandigheden kan niet met een andere strafmodaliteit worden volstaan dan een vrijheidsbenemende straf. Het is zorgwekkend dat verdachte zich als jongvolwassene schuldig heeft gemaakt aan de tenlastegelegde feiten. Verdachte heeft ter zitting wel openheid van zaken gegeven en daarmee verantwoordelijkheid genomen voor zijn gedrag. De rechtbank zal dan ook geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf opleggen die langer duurt dan het ondergane voorarrest. De rechtbank acht het echter wel van belang dat verdachte op het juiste pad blijft en zal daarom ook een voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen.
Alles afwegend is de rechtbank van oordeel dat de volgende straf passend en geboden is: een gevangenisstraf van 210 dagen, waarvan 81 dagen voorwaardelijk, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht (namelijk 129 dagen), met een proeftijd van twee jaar.
De rechtbank is met de volgende berekening op 129 dagen voorarrest uitgekomen:
 14 14 april 2022 tot en met 18 mei 2022 (35 dagen)
 14 30 mei 2022 (in verband met de inverzekeringstelling voor feit 2) tot en met 6 juli 2022 (38 dagen)
 14 28 oktober 2022 tot en met 22 december 2022 (56 dagen)
------------------------------------------------------------------------------- +
129 dagen
De rechtbank zal aan de voorwaardelijke gevangenisstraf de door de Raad geadviseerde bijzondere voorwaarden verbinden. Net als de officier van justitie acht de rechtbank het, gelet op de huidige leeftijd van verdachte, wenselijk dat die voorwaarden verbonden worden aan een deels voorwaardelijke gevangenisstraf in plaats van aan de straf die de rechtbank vandaag oplegt in de strafzaak van verdachte met parketnummer 16-034868-22.

9.BESLAG

9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft aangegeven dat de goederen op de beslaglijst verbeurd zijn verklaard. De rechtbank begrijpt dat met betrekking tot deze goederen is gehandeld als ware deze verbeurd verklaard.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft ten aanzien van de inbeslaggenomen goederen geen standpunt ingenomen.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat de goederen op de beslaglijst, weergegeven in het dictum, dienen te worden bewaard ten behoeve van de rechthebbenden. De goederen behoren volgens verdachte niet aan hem toe.

10.BENADEELDE PARTIJ

[onderneming] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 2.394,57. Dit bedrag bestaat uit materiële schade ten gevolge van het aan verdachte onder 1 ten laste gelegde feit.
[slachtoffer 1] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 400. Dit bedrag bestaat uit materiële schade ten gevolge van het aan verdachte onder 2 ten laste gelegde feit.
10.1
Het standpunt van de officier van justitie
Vordering [onderneming]
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering geheel toegewezen dient te worden. De officier van justitie verzoekt de vordering hoofdelijk toe te wijzen met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en vermeerderd met de wettelijke rente.
Vordering [slachtoffer 1]
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering niet-ontvankelijk verklaard dient te worden, omdat deze onvoldoende onderbouwd is.
10.2
Het standpunt van de verdediging
Vordering [onderneming]
De verdediging heeft geen standpunt ingenomen ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij.
Vordering [slachtoffer 1]
De verdediging heeft verzocht de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren.
10.3
Het oordeel van de rechtbank
Vordering [onderneming]
De rechtbank is van oordeel dat de materiële schade tot een bedrag van € 2.394,57 een rechtstreeks gevolg is van het bewezenverklaarde feit en dat verdachte aansprakelijk is voor die schade. De rechtbank zal de vergoeding hoofdelijk tot voornoemd bedrag toewijzen te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 14 april 2022 tot de dag van volledige betaling, met dien verstande dat indien en voor zover reeds door een ander/anderen (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd.
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van de benadeelde partij aan verdachte hoofdelijk de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag
€ 2.394,57 te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 14 april 2022 tot de dag van volledige betaling. Als verdachte niet betaalt, zal deze verplichting worden aangevuld met 33 dagen gijzeling.
Een betaling die verdachte doet aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien verdachte betaalt aan de benadeelde partij.
Vordering [slachtoffer 1]
Hoewel de rechtbank zich kan voorstellen dat de benadeelde partij tijd heeft moeten besteden aan het afwikkelen van de schade ten gevolge van het bewezenverklaarde feit, is de vordering niet onderbouwd met stukken waaruit blijkt dat de benadeelde partij op bepaalde dagen daadwerkelijk minder heeft gewerkt en/of stukken waaruit het uurtarief blijkt. De rechtbank verklaart [slachtoffer 1] dan ook niet-ontvankelijk in de vordering, aangezien de vordering op dat punt onvoldoende onderbouwd is en aanhouding van de zaak voor een nadere onderbouwing een onevenredige belasting van het strafproces oplevert. [slachtoffer 1] kan de vergoeding van de vordering aan de burgerlijke rechter verzoeken.

11.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 57, 63, 311 en 312 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

12.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van
210 dagen;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, te weten
129 dagen, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
- bepaalt dat van de gevangenisstraf een gedeelte van
81 dagenniet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene en bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een
proeftijd van 2 jarenvast;
- als
algemene voorwaardengelden dat verdachte:
  • zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
- stelt als
bijzondere voorwaardendat verdachte:
  • zich binnen vijf dagen na het wijzen van het vonnis zal melden bij de [instelling 1] op het adres [adres 2] te [plaats 1] , en zich zal blijven melden, zo vaak en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
  • zich zal (blijven) inzetten voor een gestructureerde dagbesteding (school/werk) en zich houdt aan alle afspraken in dit kader;
  • zich zal inzetten voor het verkrijgen en behouden van een positieve vrijetijdsbesteding;
  • verplicht wordt de diagnostiek en behandeling bij [instelling 2] of een soortgelijke instelling voort te zetten zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
 waarbij aan [instelling 1] te [plaats 1] opdracht wordt gegeven toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden.
Beslag
- gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbenden van:
1 STK Computer (G2976643)
1 STK Navigatiesysteem (G2976648)
1 STK Navigatiesysteem (G2976640
1 STK Navigatiesysteem (G2976645)
1 STK Computer (G2976661)
1 STK Beeldscherm (G2976663)
1 STK Navigatiesysteem (G2976668)
1 STK Navigatiebeeldscherm (G2976674)
1 STK Computer (G2976670)
1 STK Beeldscherm (G2976672)
1 STK Navigatiesysteem (G2976677)
1 STK Beeldscherm (G2976679)
1 STK Navigatiesysteem (G2976683)
1 STK Beeldscherm (G2976684)
1 STK Navigatiesysteem (G2976689)
1 STK Beeldscherm (G2976692)
1 STK Schroevendraaier (G2976696)
Benadeelde partij [onderneming]
- wijst de vordering van [onderneming] toe tot een bedrag van € 2.394,57, verhoogd met de wettelijke rente vanaf 14 april 2022;
- veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling aan [onderneming] van het toegewezen bedrag, met dien verstande dat indien en voor zover reeds door een ander/anderen (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
- veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- legt verdachte de hoofdelijke verplichting op ten behoeve van [onderneming]
€ 2.394,57, verhoogd met de wettelijke rente vanaf 14 april 2022, aan de Staat te betalen, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 33 dagen gijzeling;
- bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen;
Benadeelde partij [slachtoffer 1]
- verklaart [slachtoffer 1] niet-ontvankelijk in de vordering;
- veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte gemaakt, tot op heden begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. G. Schnitzler, voorzitter, mr. L.E. Verschoor-Bergsma en mr. N.M.H. van Ek, rechters, in tegenwoordigheid van mr. T.T. van den Dool, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 3 januari 2023.
De griffier en jongste rechter zijn buiten staat dit vonnis te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1
hij op of omstreeks 14 april 2022 te Utrecht tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een camera en/of een statief, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [onderneming] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
- die [slachtoffer 2] een duw te geven (ten gevolge waarvan die [slachtoffer 2] ten val kwam),
- aan voornoemd statief te trekken, waar die [slachtoffer 3] haar be(e)n(en) tussen had gestoken (ten
gevolge waarvan die [slachtoffer 3] over de grond werd meegetrokken/gesleurd) en/of
- een schroevendraaier, althans een (glimmend) voorwerp, te tonen aan die [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] ;
(Artikel art 310 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
2
hij op of omstreeks 27 mei 2022 te Vleuten-De Meern, gemeente Utrecht, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een navigatie- en/of radiosysteem, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte
en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft
en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht
door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
(Artikel art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht, art 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht)

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn, tenzij anders vermeld, als bijlagen opgenomen bij de in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 15 april 2022, genummerd PL0900-2022103625, opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 106. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.De verklaring van verdachte, afgelegd op de zitting van 20 december 2022.
3.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] van 14 april 2022, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 1] , p. 14-16.
4.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 3] van 15 april 2022, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 2] , p. 25-27.
5.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn, tenzij anders vermeld, als bijlagen opgenomen bij de in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 31 mei 2022, genummerd PL0900-2022150703, opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 41. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
6.De verklaring van verdachte, afgelegd op de zitting van 20 december 2022.
7.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] van 27 mei 2022, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 3] , p. 4-5.
8.Proces-verbaal verhoor van getuige [getuige] van 28 mei 2022, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 4] , p. 6-7.
9.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige] bij de rechter-commissaris van 19 oktober 2022.