ECLI:NL:RBMNE:2023:889

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
3 maart 2023
Publicatiedatum
2 maart 2023
Zaaknummer
UTR 22/3469
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Omgevingsvergunning voor de bouw van een appartementengebouw in Zeewolde

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 3 maart 2023 uitspraak gedaan in een geschil over een omgevingsvergunning voor de bouw van een appartementengebouw in Zeewolde. Eiseres, Flevoland Financieel Advies B.V., heeft beroep ingesteld tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zeewolde, dat op 2 juni 2022 de omgevingsvergunning heeft verleend. Eiseres is van mening dat de vergunning niet zorgvuldig tot stand is gekomen en dat er onvoldoende parkeergelegenheid wordt geboden voor de klanten van haar huurder, een notariskantoor. De rechtbank heeft vastgesteld dat de omgevingsvergunning zorgvuldig is voorbereid en dat er voldoende parkeergelegenheid wordt gerealiseerd. De rechtbank oordeelt dat het college alle betrokken belangen heeft afgewogen en dat de vergunning in overeenstemming is met het bestemmingsplan. De rechtbank heeft het beroep van eiseres ongegrond verklaard, wat betekent dat de vergunninghouder het appartementengebouw mag bouwen conform de verleende omgevingsvergunning. Eiseres krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 22/3469

uitspraak van de meervoudige kamer van 3 maart 2023 in de zaak tussen

Flevoland Financieel Advies B.V., gevestigd in Emmeloord, eiseres

en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zeewolde, het college
(gemachtigde: mr. C.T. Vos).
Als derde-partij neemt aan de zaak deel:
[derde-partij] B.V.gevestigd in [vestigingsplaats] (vergunninghouder).

Inleiding

1. Vergunninghouder heeft het voornemen om de bestaande bebouwing op het perceel [adres] in [woonplaats] (het perceel) te slopen en daarvoor in de plaats een appartementengebouw van vier bouwlagen met daarin acht appartementen en daaronder een half verdiepte parkeergarage met tien parkeerplaatsen te bouwen. Voor deze ontwikkeling heeft vergunninghouder een omgevingsvergunning aangevraagd bij het college.
1.1.
Het college heeft het besluit op de aanvraag voorbereid met de uitgebreide procedure zoals opgenomen in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (de Wabo), waarop de uniforme openbare voorbereidingsprocedure uit de Algemene wet bestuursrecht (Awb) van toepassing is. Dit betekent dat het college een ontwerpomgevingsvergunning ter inzage heeft gelegd. Eiseres heeft een zienswijze op de ontwerpomgevingsvergunning ingediend.
1.2.
Het college heeft op 2 juni 2022 aan vergunninghouder de benodigde omgevingsvergunning verleend.
1.3.
Eiseres verhuurt een appartementsrecht in het appartementengebouw naast het perceel aan een notariskantoor. Eiseres is het niet eens met de omgevingsvergunning en heeft hiertegen beroep ingesteld. Zij vreest dat de zes parkeerplaatsen die straks tussen het perceel en het appartementengebouw waarin zij een appartementsrecht verhuurd resteren niet beschikbaar zullen zijn voor de klanten van haar huurder.
1.4.
Het college heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.5.
De rechtbank heeft het beroep – gelijktijdig maar niet gevoegd met het beroep met zaaknummer UTR 22/2990 – op 2 februari 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: namens eiseres [A] , de gemachtigde van het college en namens vergunninghouder [B] . Hij werd vergezeld door de architect ir. [C] .

Beoordeling door de rechtbank

Het toetsingskader
2. De kern van het geschil tussen partijen is de vraag of bij het bouwplan dat in strijd is met het voor het perceel geldende bestemmingsplan ‘Haven- en strandgebied’ (het bestemmingsplan) wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid. Hierover zal de rechtbank aan de hand van de beroepsgronden van eiseres een oordeel geven.
3. De rechtbank stelt bij de beoordeling van het geschil voorop dat in het geval de aanvraag voor een omgevingsvergunning in strijd is met het bestemmingsplan het college moet beslissen of hij wel of niet toepassing geeft aan de hem toegekende bevoegdheid om in afwijking van het bestemmingsplan een omgevingsvergunning te verlenen. [1] Bij het nemen van die beslissing komt het college beleidsruimte toe, daarbij moet het college alle betrokken belangen afwegen.
4. De rechtbank oordeelt niet zelf of verlening van de omgevingsvergunning in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening. De rechtbank beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden van eiseres of het besluit in overeenstemming is met het recht. Daarbij kan aan de orde komen of de nadelige gevolgen van het besluit onevenredig zijn in verhouding tot de met de verlening van de omgevingsvergunning te dienen doelen.
Onzorgvuldige voorbereiding
5. Eiseres voert aan dat de omgevingsvergunning onvoldoende zorgvuldig tot stand is gekomen. Op de zitting heeft zij toegelicht dat vergunninghouder bij het participatietraject voorafgaand aan haar aanvraag geen contact heeft opgenomen met eiseres. Volgens eiseres had vergunninghouder dat wel moeten doen.
6. De rechtbank stelt vast dat het college aan alle wettelijke verplichtingen die horen bij de uitgebreide voorbereidingsprocedure heeft voldaan. Het ontwerpbesluit heeft ter inzage gelegen en eiseres heeft hierop een zienswijze kunnen indienen. Een voorafgaand participatietraject door vergunninghouder (of het college) is niet wettelijk verplicht. Als wel een participatietraject heeft plaatsgevonden, kan het college de uitkomsten daarvan meenemen in de belangenafweging die hij moet maken bij het nemen van het besluit op de aanvraag van vergunninghouder.
7. Partijen zijn het er over eens, en de rechtbank stelt ook vast, dat vergunninghouder voordat hij zijn aanvraag bij het college heeft ingediend in gesprek is gegaan met een aantal omwonenden. Op de zitting heeft vergunninghouder toegelicht dat hij ook het gesprek is aangegaan met de huurder van eiseres en dat zij de uitkomsten bij de verdere uitwerking van de plannen heeft meegenomen. Maar zoals al aangegeven onder 6 is een dergelijk participatietraject niet wettelijk verplicht en heeft het wel of niet horen van een belanghebbende tijdens dit traject geen gevolgen voor de rechtmatigheid van de omgevingsvergunning. Wat de rechtbank toetst is of het college alle betrokken belangen bij het nemen van een besluit op de aanvraag van vergunninghouder heeft afgewogen.
8. Naar het oordeel van de rechtbank blijkt uit de motivering van de omgevingsvergunning – waaronder ook begrepen de ruimtelijke onderbouwing en de ‘Nota van Zienswijzen’ – dat het college de belangen die eiseres in haar zienswijze naar voren heeft gebracht in de besluitvorming op de aanvraag van vergunninghouder heeft meegewogen. Van een onzorgvuldige voorbereiding van het besluit op de aanvraag van vergunninghouder is naar het oordeel van de rechtbank daarom geen sprake.
9. Aan de hand van de beroepsgrond van eiseres, zal de rechtbank hierna beoordelen of de omgevingsvergunning in overeenstemming is met het recht.
Parkeren
10. Eiseres voert aan dat zij het niet eens is met de theoretische redenering van het college over het aantal benodigde parkeerplaatsen bij het bouwplan en dat de omgevingsvergunning op dit punt gebrekkig is gemotiveerd.
11. Op grond van het 'Parapluherziening Parkeren' (het paraplubestemmingsplan) moet bij een bouwplan worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid. [2] Of bij het bouwplan wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid wordt door het college bepaald aan de hand van de meest recente normen zoals deze door het CROW zijn vastgesteld. Bij de toepassing van deze normen moet worden uitgegaan van de kolom 'rest bebouwde kom' en van de rij 'matig stedelijk'. Vervolgens moet worden uitgegaan van het gemiddelde van de bandbreedte die wordt aangegeven. [3]
12. Zoals eiseres terecht aanvoert is dit een theoretisch benadering, maar wel zoals het paraplubestemmingsplan het voorschrijft. Naar het oordeel van de rechtbank is de omgevingsvergunning daarom voldoende gemotiveerd als hierin is onderbouwd dat volgens de recente normen zoals deze door het CROW zijn vastgesteld wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid. Volgens vaste rechtspraak hoeft het college bij de berekening van de parkeerbehoefte alleen rekening te houden met de “extra” parkeerbehoefte die ontstaat als gevolg van het bouwplan ten opzichte van de al bestaande parkeerbehoefte vanwege het bestaande pand. Leegstand van het pand gedurende een periode is daarbij niet relevant. [4]
13. In de ruimtelijke onderbouwing die onderdeel uitmaakt van de omgevingsvergunning, is de parkeerbehoefte van het appartementengebouw aan de hand van de CROW-normen berekend en vergeleken met de reeds bestaande parkeerbehoefte vanwege het bestaande pand. Er is een vergelijking gemaakt met de functie restaurant waarvoor de bestaande bebouwing in eerste instantie werd gebouwd. Ook is de parkeerbehoefte van het appartementengebouw vergeleken met de parkeerbehoefte van de functie café, waarvoor de bestaande bebouwing later nog werd gebruikt. Uit de berekening en de vergelijkingen met de bestaande parkeerbehoefte blijkt dat bij het appartementengebouw maximaal zeven nieuwe parkeerplaatsen moeten worden gerealiseerd om te kunnen voorzien in voldoende parkeergelegenheid. Verder moeten er twee parkeerplaatsen worden gerealiseerd omdat er twee parkeerplaatsen in de openbare ruimte verdwijnen door het bouwplan. In de half verdiepte parkeergarage worden volgens de bij de omgevingsvergunning behorende plattegronden tien nieuwe parkeerplaatsen gerealiseerd. Hiermee is naar het oordeel van de rechtbank voldoende aangetoond dat bij het appartementengebouw wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid. De zes overgebleven parkeerplaatsen tussen de twee appartementengebouwen zullen openbaar toegankelijk blijven en niet worden gereserveerd voor het nieuw te bouwen appartement. Op de zitting heeft het college toegelicht dat ook naast deze zes parkeerplaatsen in de directe omgeving van het notariskantoor voldoende andere openbare parkeerplaatsen, waaronder de parkeergarages in het centrum van [woonplaats] , beschikbaar zijn. Dit heeft eiseres niet betwist.
14. Op de zitting heeft eiseres nog aangevoerd dat in de omgevingsvergunning niet is vastgelegd hoe bij de herinrichting van de openbare ruimte rondom het appartementengebouw de bruikbaarheid van de zes overgebleven parkeerplaatsen naast het notariskantoor verbeterd zal worden. In de reactie op haar zienswijze is hier echter wel door het college op gewezen. Vergunninghouder heeft op de zitting toegelicht dat zij na de bouw van het appartementengebouw de parkeerstrook tussen haar pand en het notariskantoor opnieuw zal moeten inrichten. Door de voetprint van het appartementengebouw ontstaat er voor het parkeren extra ruimte ten opzichte van de huidige situatie. Hierdoor kunnen zowel de weg als de parkeerplaatsen zelf worden verbreed, waardoor de bruikbaarheid inderdaad zal verbeteren. Vergunninghouder en het college hebben zich bereid getoond hierover nog verder in gesprek te gaan met eiseres. Voor de rechtmatigheid van de omgevingsvergunning is de uitkomst van dit gesprek verder niet relevant.

Conclusie en gevolgen

15. De conclusie van het voorgaande is dat de omgevingsvergunning zorgvuldig is voorbereid en dat bij het bouwplan wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid.
16. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat vergunninghouder het appartementengebouw conform de aan haar verleende omgevingsvergunning mag bouwen. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J. Wolbrink, voorzitter, en mr. V.E.H.G. Visser en
mr. A.R. Klijn, leden, in aanwezigheid van mr.I.C. de Zeeuw-'t Lam, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 3 maart 2023.
griffier
voorzitter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 2.12, eerste lid, aanhef en onder a, sub 3o, van de Wabo kan het college een omgevingsvergunning voor het afwijken van het bestemmingsplan verlenen als het bouwen van het appartementengebouw niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening en de motivering van het besluit een goede ruimtelijke onderbouwing bevat.
2.Artikel 2.3.11 van de regels van het paraplubestemmingsplan, in combinatie met artikel 22 van de regels van het bestemmingsplan.
3.Artikel 2.3.11 van de regels van het paraplubestemmingsplan in combinatie met de ‘Notitie toepassing parkeernormen’.
4.De rechtbank verwijst bijvoorbeeld naar de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 4 augustus 2021, ECLI:NL:RVS:2021:1739.