ECLI:NL:RBMNE:2023:888

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
15 februari 2023
Publicatiedatum
2 maart 2023
Zaaknummer
552194 / HA RK 23-21
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wrakingsverzoek na einduitspraak niet-ontvankelijk verklaard

In deze wrakingszaak heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Midden-Nederland op 15 februari 2023 uitspraak gedaan over een wrakingsverzoek van een verzoekster. Het verzoek tot wraking was ingediend op 8 februari 2023, maar de wrakingskamer oordeelde dat dit verzoek te laat was ingediend, aangezien de rechter op dezelfde dag al een einduitspraak had gedaan in de hoofdzaak. De wrakingskamer stelde vast dat de uitspraak om 16.05 uur was bekendgemaakt, terwijl het wrakingsverzoek om 17.22 uur was ingediend. Dit betekent dat de rechter niet meer betrokken was bij de zaak op het moment dat het wrakingsverzoek werd gedaan.

De wrakingskamer verduidelijkte dat volgens artikel 36 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) een rechter kan worden gewraakt op basis van feiten of omstandigheden die de onpartijdigheid van de rechter in gevaar kunnen brengen. Echter, als er al een einduitspraak is gedaan, kan het doel van een wrakingsverzoek niet meer worden bereikt. De eerdere e-mails van de verzoekster, waarin zij aangaf de rechter te willen wraken indien er geen uitstel werd verleend, werden door de wrakingskamer niet als een geldig wrakingsverzoek aangemerkt, omdat deze voorwaardelijk waren geformuleerd.

Uiteindelijk concludeerde de wrakingskamer dat verzoekster niet-ontvankelijk moest worden verklaard in haar wrakingsverzoek. De beslissing werd openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze uitspraak.

Uitspraak

Beslissing
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
WRAKINGSKAMER
Locatie: Utrecht
Zaaknummer/rekestnummer: 552194 / HA RK 23-21
Beslissing van de meervoudige kamer voor de behandeling van wrakingszaken van 15 februari 2023
op het verzoek in de zin van artikel 36 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (verder: Rv) van:
[verzoekster] , wonende te [woonplaats]
(verder te noemen verzoekster),

1.De procedure

1.1.
De wrakingskamer heeft op 8 februari 2023 het verzoek tot wraking van mr. M.E.A. Braeken (hierna: de rechter) ontvangen in de hoofdzaak met zaaknummer C/16/550514/ FZ RK 23/21. De rechter heeft op 9 februari 2023 een schriftelijke reactie ingediend.
1.2.
De uitspraak is bepaald op vandaag.

2.De beoordeling

2.1.
Artikel 36 Rv bepaalt dat elk van de rechters die een zaak behandelen op verzoek van een partij kan worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen leiden.
2.2.
Het middel van wraking is toegekend aan een procespartij die wenst te voorkomen dat een rechter die tegenover een procespartij een vooringenomenheid koestert, althans aan een procespartij die daarvoor vrees heeft die objectief gerechtvaardigd is, (nog langer) bemoeienis met de zaak zal hebben. Dat doel kan niet meer worden bereikt als de rechter een einduitspraak heeft gedaan, omdat de behandeling van de zaak daarmee is geëindigd. De wet voorziet daarom niet in de mogelijkheid om wraking te verzoeken van een rechter nadat er een einduitspraak is gedaan.
2.3.
Uit de schriftelijke reactie van de rechter en de daarbij gevoegde e-mails blijkt dat op 8 februari 2023 rond half 12 de uitspraak is ondertekend door de rechter en deze om 16.05 uur bekend is gemaakt door verzending per e-mail van de “kennisgeving mondelinge uitspraak”. Hiermee is de uitspraak gedaan. Die beslissing is een eindbeslissing, waarmee de zaak van verzoekster is geëindigd. Verzoekster heeft het onderhavige wrakingsverzoek ingediend op 8 februari 2023, om 17.22 uur, dus nadat de rechter uitspraak heeft gedaan. In de door verzoekster eerder die dag verstuurde e-mails van 13.42 uur en 14.08 uur, is door verzoekster gezegd de rechter te
zullenwraken als er geen uitstel van de zitting wordt verleend. Die e-mails bevatten naar het oordeel van de wrakingskamer slechts een voorwaardelijk geformuleerd wrakingsverzoek en kunnen daarom niet als wrakingsverzoek in de zin van artikel 36 Rv worden aangemerkt. Hieruit volgt dat de rechter de zaak van verzoekster niet meer behandelde op het moment dat het wrakingsverzoek werd gedaan.
2.4.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat verzoekster niet-ontvankelijk moet worden verklaard in het wrakingsverzoek.

3.De beslissing

De wrakingskamer:
3.1.
verklaart verzoekster niet-ontvankelijk in haar wrakingsverzoek;
3.2.
draagt de griffier van de wrakingskamer op deze beslissing te sturen aan verzoekster, de rechter waartegen het wrakingsverzoek is gericht, andere betrokken partijen, en aan de betrokken teamvoorzitter van het team familierecht, waarin de rechter werkzaam is, en de president van deze rechtbank;
Deze beslissing is gegeven door mr. M.E. Heinemann, voorzitter, en mr. J.G. Nicholson en mr. S.M. Schothorst, als leden van de wrakingskamer, bijgestaan door mr. K.S. Smits, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 15 februari 2023.
de griffier de voorzitter
De griffier is verhinderd de
beslissing te ondertekenen.
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.