ECLI:NL:RBMNE:2023:887

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
3 maart 2023
Publicatiedatum
2 maart 2023
Zaaknummer
16/192204-22 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verkrachting en veroordeling voor ontucht door sociaal therapeutisch medewerker in tbs-kliniek

Op 3 maart 2023 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een sociaal therapeutisch medewerker die werd beschuldigd van verkrachting en ontucht met een patiënt. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de primair ten laste gelegde verkrachting, omdat niet wettig en overtuigend kon worden bewezen dat er sprake was van dwang. De verdachte had geslachtsgemeenschap gehad met de patiënt, maar de rechtbank oordeelde dat de afhankelijkheidsrelatie tussen hen niet voldoende was om te concluderen dat er sprake was van verkrachting. Echter, de rechtbank oordeelde wel dat de verdachte ontucht had gepleegd, aangezien hij misbruik had gemaakt van zijn positie als hulpverlener. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaar. Daarnaast werden er bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder een meldplicht bij de reclassering en een contactverbod met het slachtoffer. Tevens werd een beroepsverbod voor de duur van vijf jaar opgelegd, waardoor de verdachte niet meer in de gezondheidszorg of maatschappelijke zorg kan werken. De benadeelde partij, het slachtoffer, kreeg een schadevergoeding van € 10.000,- voor immateriële schade toegewezen, maar de vordering voor toekomstige schade werd niet-ontvankelijk verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummer: 16/192204-22 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 3 maart 2023
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1962] te [geboorteplaats] ,
wonende aan [adres] , [woonplaats] ,
hierna te noemen: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 17 februari 2023.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. T. Tanghe en van hetgeen verdachte en zijn raadsman, mr. C.G. Peerik, advocaat te Amsterdam, naar voren hebben gebracht. De rechtbank heeft voorts kennisgenomen van hetgeen mr. A.L. Louwerse, advocaat van de benadeelde partij [slachtoffer] , naar voren heeft gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is op de zitting gewijzigd. De gewijzigde tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt erop neer dat verdachte:
Primairop 28 februari 2022 in [plaats] [slachtoffer] heeft verkracht;
Subsidiairin de periode van 1 februari 2022 tot en met 5 mei 2022 in [plaats] in zijn hoedanigheid als sociaal therapeutisch medewerker meermalen ontucht heeft gepleegd met [slachtoffer] , die zich als patiënt aan zijn hulp of zorg had toevertrouwd.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het tenlastegelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft vrijspraak gevorderd van de primair ten laste gelegde verkrachting. De officier van justitie acht het subsidiair tenlastegelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het primair en subsidiair tenlastegelegde. Ten aanzien van het primair tenlastegelegde is aangevoerd dat het slachtoffer heeft verklaard dat zij niet door verdachte is verkracht en er aldus geen sprake is geweest van dwang. Daarnaast zijn de door het slachtoffer afgelegde verklaringen volgens de raadsman ongeloofwaardig en niet betrouwbaar. De omstandigheid dat na de geslachtsgemeenschap door het slachtoffer DNA van verdachte is verzameld, duidt op een vooropgezet plan. Ook verdraagt het uit eigen beweging ontkleden van het lichaam door het slachtoffer zich slecht met haar verklaring omtrent het beweerdelijk lastigvallen door verdachte. Het voorgaande wijst erop dat het slachtoffer degene is geweest die de seks heeft geïnitieerd en niet andersom. De raadsman heeft ten aanzien van het subsidiair tenlastegelegde aangevoerd dat de hoedanigheid van verdachte als sociotherapeut geen invloed heeft gehad op de (seksuele) relatie tussen verdachte en het slachtoffer. Mocht de rechtbank wel tot een bewezenverklaring van het subsidiair tenlastegelegde komen, dan dient verdachte partieel te worden vrijgesproken van de feitelijkheden die betrekking hebben op het tegen de wil doen ondergaan en het creëren van (psychische) druk.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen [1]
1) Uit het
proces-verbaal van bevindingen informatief gesprek zedenvan 31 mei 2022 blijkt dat [slachtoffer] onder meer het volgende, zakelijk weergegeven, heeft verklaard:
Het gaat over [verdachte] . Ik zit al 22 jaar in TBS. In een kamer die schoongemaakt moest worden, heb ik mijn broek naar beneden getrokken en ik ben voorovergebogen. Hij heeft mij gepenetreerd met zijn penis in mijn vagina. Zijn voorhuid ging kapot, er was bloed en hij kwam klaar. Ik heb alles opgevangen in een stuk wc-papier en dit heb ik bewaard. Ik wilde hiermee de situatie bewijzen en laten stoppen. [2]
2) Uit het
proces-verbaal van bevindingenvan 14 juli 2022 met bijbehorende bijlage blijkt dat verbalisant [verbalisant] onder meer het volgende, zakelijk weergegeven, heeft verklaard:
Op 14 juli 2022 heb ik onderzoek gedaan in de rapportage van [slachtoffer] van de [instelling] te [plaats] . Er is door verdachte [verdachte] een registratie aangemaakt op 22 februari 2022. In deze registratie staat: "Verder heeft ze kamer [nummer] schoon gemaakt." [3]
3) Uit de
verklaring van verdachte ter terechtzittingvan 17 februari 2023 blijkt dat verdachte onder meer het volgende, zakelijk weergegeven, heeft verklaard:
Ik was in de periode omstreeks 1 februari 2022 tot en met 5 mei 2022 sociaal therapeutisch medewerker in de tbs-kliniek in [plaats] . In die hoedanigheid heb ik regelmatig contact gehad met een patiënt, te weten [slachtoffer] . Ik heb haar dossier gelezen en deelgenomen aan de patiëntenbesprekingen waarin [slachtoffer] besproken werd. Hierdoor was ik op de hoogte van haar problematiek en de bij haar gestelde diagnose. Ik heb in de maand februari 2022 geslachtsgemeenschap gehad met [slachtoffer] in een kamer van de tbs-kliniek in [plaats] die zij ging schoonmaken. Dit zal op 22 februari 2022 zijn geweest nu uit een door mij opgemaakte registratie blijkt dat [slachtoffer] op die datum kamer [nummer] heeft schoongemaakt. [slachtoffer] deed haar broek uit en bukte voorover, waarna ik mijn penis in haar vagina heb gebracht. Dit had nooit mogen gebeuren, omdat zij een patiënt is.
Bewijsoverwegingen
Vaststelling van de feiten
Op basis van de gebruikte bewijsmiddelen stelt de rechtbank de volgende feiten en omstandigheden vast:
  • verdachte was in de periode tussen 1 februari 2022 en 5 mei 2022 sociaal therapeutisch medewerker in de tbs-kliniek in [plaats] waarin het slachtoffer verbleef in het kader van de uitvoering van een aan haar opgelegde tbs-maatregel;
  • verdachte en het slachtoffer hebben regelmatig contact met elkaar gehad in de tbs-kliniek;
  • verdachte was op de hoogte van de problematiek van het slachtoffer en de diagnose die bij haar is gesteld;
  • verdachte en het slachtoffer hebben in februari 2022, nadat het slachtoffer haar broek had uitgetrokken en voorover is gebukt, geslachtsgemeenschap gehad in een kamer van de tbs-kliniek, waarbij verdachte zijn penis in de vagina van het slachtoffer heeft gebracht.
Vrijspraak primair (verkrachting)
De rechtbank is met de officier van justitie en de raadsman van oordeel dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte het slachtoffer heeft gedwongen tot het ondergaan van één of meer handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van het slachtoffer. Het bestaan van die dwang kan immers niet enkel worden afgeleid uit de tussen verdachte en de cliënt/patiënt bestaande afhankelijkheidsrelatie en het daarmee verband houdende overwicht. Dat binnen die relatie tevens sprake was van een bedreigende sfeer is niet komen vast te staan. Verdachte zal derhalve worden vrijgesproken van de primair ten laste gelegde verkrachting.
Subsidiair (ontucht)
Op grond van de opgenomen bewijsmiddelen staat naar het oordeel van de rechtbank vast dat tussen verdachte en het slachtoffer een relatie van hulpverlener-cliënt bestond en dat er geslachtsgemeenschap heeft plaatsgevonden in de tbs-kliniek, zoals is tenlastegelegd. Dit wordt ook niet betwist door de verdediging.
Zowel verdachte als het slachtoffer kunnen zich niet precies herinneren op welke datum in februari 2022 de geslachtsgemeenschap heeft plaatsgevonden. Nadat verdachte ter terechtzitting werd geconfronteerd met een door hem op 22 februari 2022 aangemaakte registratie, die onderdeel uitmaakt van het dossier en waaruit blijkt dat het slachtoffer op diezelfde dag kamer [nummer] heeft schoongemaakt, heeft hij verklaard dat dit op 22 februari 2022 zal zijn geweest. De rechtbank stelt dan ook vast dat de geslachtsgemeenschap op 22 februari 2022 heeft plaatsgevonden.
Vervolgens dient de rechtbank de vraag te beantwoorden of het procesdossier voldoende bewijs bevat voor een bewezenverklaring van de andere in de tenlastelegging opgenomen gedragingen. Deze ten laste gelegde gedragingen hebben betrekking op hetgeen het slachtoffer heeft verklaard over incidenten die zouden hebben plaatsgevonden in de periode voorafgaand aan de geslachtsgemeenschap op 22 februari 2022. Verdachte zou onder andere meerdere keren de borsten en vagina van het slachtoffer hebben betast, waarbij het slachtoffer zou hebben aangegeven dit niet te willen. Daarnaast zou verdachte op bepaalde momenten boos zijn geworden op het slachtoffer, omdat zij geen seksuele handelingen met verdachte wilde verrichten, en door zijn gegaan met het verrichten van seksuele handelingen terwijl het slachtoffer dit niet wilde. Verdachte heeft ontkend deze ten laste gelegde gedragingen te hebben verricht. De verklaringen van verdachte en het slachtoffer staan met betrekking tot deze gedragingen aldus lijnrecht tegenover elkaar. De rechtbank moet daarom allereerst beoordelen of de verklaringen van het slachtoffer over deze gedragingen voldoende betrouwbaar zijn. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Het slachtoffer heeft onder andere verklaard dat verdachte meerdere keren buiten voor het raam seksuele handelingen bij zichzelf zou hebben verricht door zich af te trekken. Uit de getuigenverklaring van [getuige] , manager Therapeutisch Milieu bij de tbs-kliniek, volgt dat hij deze verklaring ongeloofwaardig vindt, omdat de andere patiënten iets dergelijks zouden hebben kunnen zien. Daarnaast zou verdachte op basis van de verklaringen van het slachtoffer tijdens verloven vaak met haar zijn meegegaan naar het ziekenhuis. Uit het onderzoek door de politie naar de verlofpassen van het slachtoffer is echter gebleken dat verdachte in de periode van 25 januari 2022 tot en met 18 maart 2022 slechts tweemaal geregistreerd stond als begeleider tijdens een ziekenhuisbezoek. Dat bepaalde relevante aspecten uit de verklaringen van het slachtoffer op deze manier worden weersproken, maakt dat de rechtbank – in elk geval op onderdelen - twijfelt aan de juistheid van de verklaringen van het slachtoffer over de andere (ten laste gelegde) gedragingen die door verdachte zouden zijn verricht. De rechtbank zal de verklaringen van het slachtoffer over deze gedragingen dan ook niet tot het bewijs bezigen, zodat verdachte daarvan partieel zal worden vrijgesproken.
Het voorgaande neemt niet weg dat ten aanzien van de geslachtsgemeenschap sprake kan zijn van ‘ontucht plegen’ door verdachte, in de zin van artikel 249, tweede lid, aanhef en onder 3°, van het Wetboek van Strafrecht. Met deze wetsbepaling wordt beoogd strafrechtelijke bescherming te bieden tegen een seksuele benadering van patiënten of cliënten door hulpverleners in de gezondheidszorg en maatschappelijke zorg. De bescherming van de patiënt of cliënt ziet onder meer op misbruik van het psychisch overwicht dat de hulpverlener op hem/haar heeft of van de afhankelijke positie van de patiënt of cliënt dan wel van het vertrouwen dat hij van hem/haar heeft gewonnen. Zelfs wanneer de patiënt/cliënt het initiatief tot de seksuele handeling(en) neemt, moet de hulpverlener zich bewust zijn van zijn bijzondere, professionele verantwoordelijkheid als gezagsdrager of vertrouwenspersoon.
Het uitgangspunt is dat de strafbaarstelling van voornoemde wetsbepaling, gelet op de strekking daarvan, geldt voor alle gevallen waarin tussen de betrokkenen een hulpverlenings- of zorgrelatie bestaat. Binnen een dergelijke relatie is slechts dan geen sprake van ontucht plegen, wanneer die relatie bij de seksuele handelingen geen rol speelt, in die zin dat bij de patiënt of cliënt sprake is van vrijwilligheid en daarbij enige vorm van afhankelijkheid, zoals die in de regel bij een dergelijke functionele relatie in meerdere of mindere mate bestaat, niet van invloed is geweest.
Verdachte was werkzaam als sociaal therapeutisch medewerker in de tbs-kliniek waarin het slachtoffer verbleef. De geslachtsgemeenschap heeft plaatsgevonden tijdens de werktijd van verdachte in een kamer binnen de tbs-kliniek. Ondanks dat het slachtoffer niet de mentorpatiënt van verdachte was, heeft verdachte regelmatig contact gehad met haar en was hij op de hoogte van de inhoud van haar persoonlijke dossier. Verdachte nam verder deel aan overleggen (waaronder patiëntbesprekingen), waarbij ook de situatie van het slachtoffer werd besproken. Hierdoor wist verdachte van de bij haar gestelde diagnose(s) en psychische kwetsbaarheden. Naar het oordeel van de rechtbank staat reeds hiermee vast dat sprake was van een behandel- of zorgrelatie tussen de verdachte en het slachtoffer en dat er sprake was van een gezagsverhouding en een afhankelijkheidspositie ten tijde van het seksueel contact. Die conclusie wordt naar het oordeel van de rechtbank verder onderstreept door het volgende.
Verdachte heeft in eerste instantie de geslachtsgemeenschap met het slachtoffer ontkend en pas opening van zaken gegeven toen hij geconfronteerd werd met het door het slachtoffer bewaarde bewijsmateriaal. Over zijn handelen heeft verdachte achteraf aangegeven dat het niet goed is wat hij heeft gedaan, omdat het slachtoffer een patiënt was en dat hij haar had moeten beschermen. Hij was zich er dus kennelijk van bewust dat onder de gegeven omstandigheden geen sprake kon zijn van een volledig gelijkwaardige relatie.
Ondanks dat de rechtbank op grond van de bewijsmiddelen niet kan vaststellen wat er zich voorafgaand aan de geslachtsgemeenschap tussen verdachte en het slachtoffer heeft afgespeeld, acht de rechtbank het wel aannemelijk dat er in die periode meer is gebeurd. Het slachtoffer heeft verklaard dat ze geslachtsgemeenschap met verdachte heeft gehad en vervolgens DNA-materiaal van verdachte heeft verzameld, omdat ze wilde dat het gedrag van verdachte zou stoppen. Ze was bang dat mensen haar verhaal niet zouden geloven, waarna ze heeft besloten het bewijsmateriaal te bewaren. Verdachte geeft als verklaring voor haar gedrag dat zij dit mogelijk heeft gedaan om hem te kunnen chanteren of dat een medepatiënt, waarmee verdachte een conflict had, haar heeft aangespoord om op deze manier te handelen. Ter terechtzitting is echter gebleken dat het slachtoffer hem na de geslachtsgemeenschap nooit daadwerkelijk heeft gechanteerd met behulp van het bewijsmateriaal en verdachte heeft ook verder geen logische verklaring kunnen geven voor haar gedrag. Dat sprake is geweest van een vooropgezet plan, is dus op geen enkele wijze aannemelijk geworden. Dat maakt dat juist eerder moet worden uitgegaan van de verklaring van aangeefster dat zij bewijs heeft willen verzamelen om ervoor te zorgen dat het ongewenste gedrag van verdachte zou stoppen.
Verder valt op dat verdachte meerdere keren heeft nagelaten bepaalde gebeurtenissen te registreren, terwijl deze gebeurtenissen wel degelijk aanleiding gaven tot het opmaken van een registratie. Zo heeft verdachte tijdens een ziekenhuisbezoek een drankje gedronken met het slachtoffer en haar eenmaal naakt in haar kamer aangetroffen. Naar eigen zeggen is hij in alle hectiek vergeten om een melding te maken van voormelde incidenten. Dat acht de rechtbank onaannemelijk. Het lijkt er eerder op dat verdachte van bepaalde incidenten bewust geen melding heeft gemaakt.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank het aannemelijk dat er zich in de weken voorafgaand aan de geslachtsgemeenschap meer heeft afgespeeld tussen verdachte en het slachtoffer en dat het slachtoffer op deze manier heeft gehandeld om bepaald ongewenst gedrag van verdachte te doen stoppen. Het handelen van het slachtoffer duidt niet op een volledig vrijwillige en onafhankelijke relatie en de rechtbank is dan ook van oordeel dat onder de genoemde omstandigheden een zekere mate van afhankelijkheid een rol heeft gespeeld binnen deze relatie en bij het verrichten van de seksuele handelingen. Dat het slachtoffer zelf initiatief heeft genomen, doet niet af aan de afhankelijkheid van het slachtoffer in haar relatie tot verdachte en het vertrouwen dat zij in hem als haar hulpverlener had gesteld. Van een uitzonderingssituatie is naar het oordeel van de rechtbank daarom geen sprake, zodat het verweer van de raadsman wordt verworpen.
De seksuele handelingen kunnen worden aangemerkt als zijnde in strijd met de sociaal-ethische norm en zij dragen daarom een ontuchtig karakter. Geconcludeerd kan worden dat verdachte ontucht heeft gepleegd zoals aan hem (subsidiair) ten laste is gelegd.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
Subsidiair
in de periode gelegen tussen 1 februari 2022 tot en met 5 mei 2022 te [plaats] , terwijl hij toen werkzaam was in de gezondheidszorg als sociaal therapeutisch medewerker, ontucht heeft gepleegd met [slachtoffer] , die zich als patiënt en/of cliënt aan verdachte's hulp en zorg had toevertrouwd, en bestaande de ontucht hieruit dat verdachte
- zijn penis in de vagina van die [slachtoffer] heeft gebracht en
- misbruik heeft gemaakt van zijn feitelijke overwicht op die [slachtoffer] .
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen subsidiair meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:
Subsidiair:
werkzaam in de gezondheidszorg of maatschappelijke zorg, ontucht plegen met iemand die zich als patiënt aan zijn hulp of zorg heeft toevertrouwd.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door hem bewezen geachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van 18 maanden, waarvan een gedeelte van zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren, met als (bijzondere) voorwaarden:
  • een meldplicht bij Reclassering Nederland nabij de plaats waar hij op dat moment woont;
  • een contactverbod met het slachtoffer [slachtoffer] .
De officier van justitie heeft hierbij gevorderd de te stellen voorwaarden en het uit te oefenen toezicht dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
Ten slotte heeft de officier van justitie verzocht een beroepsverbod op te leggen, inhoudende een ontzetting van het recht tot uitoefening van een beroep in de gezondheidszorg of maatschappelijke zorg, voor de duur van vijf jaren.
8.2
Het standpunt van de verdediging
Mocht de rechtbank tot een veroordeling komen, dan heeft de raadsman verzocht aan verdachte geen langdurige onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen. Verzocht is om bij de strafoplegging rekening te houden met de na te noemen omstandigheden. Er was sprake van een relatie tussen verdachte en het slachtoffer, waarbij eenmalig seksueel contact heeft plaatsgevonden. Het initiatief daartoe ging niet uit van verdachte en hij heeft zijn positie als sociotherapeut niet willens en wetens ingezet. Verder heeft verdachte zijn koopwoning verloren en zal aan verdachte, in het geval van een veroordeling, in de toekomstig geen Verklaring Omtrent het Gedrag (VOG) worden verleend. Het voorgaande alsmede de aandacht die deze zaak krijgt, zullen het vinden van een baan in de toekomst bemoeilijken. Ten slotte is verdachte blijkens de Justitiële Documentatie niet eerder in aanraking gekomen met politie en justitie. Gelet hierop en de omstandigheid dat verdachte in de toekomst geen vergelijkbare functies zal kunnen betrekken, hoeft niet gevreesd te worden voor herhaling.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Aard en ernst van de feiten
Verdachte heeft zich in zijn hoedanigheid als sociaal therapeutisch medewerker bij een tbs-kliniek schuldig gemaakt aan het plegen van ontucht - waarbij sprake was van seksueel binnendringen - met een cliënt die aan zijn hulp en zorg was toevertrouwd. Verdachte heeft seks gehad met het slachtoffer, terwijl hij wist dat zij een kwetsbare vrouw was. Daarmee heeft verdachte niet alleen een morele, maar ook een strafrechtelijke grens overschreden. Waar hij haar als hulpverlener bescherming had moeten bieden, heeft hij uitsluitend zijn eigen gevoelens en verlangens vooropgesteld. Dit alles maakt dat gesproken moet worden van een ernstig feit en het hoeft geen betoog dat feiten als de onderhavige in de samenleving gevoelens van afschuw en verontwaardiging oproepen. Het slachtoffer heeft onder meer in haar ter zitting voorgedragen slachtofferverklaring te kennen gegeven dat zij last heeft (gehad) van wat er is gebeurd. Ze kampt nog dagelijks met associaties, slaapt slecht en volgt EMDR-therapie om alles te kunnen verwerken. Daarnaast vindt ze het lastig om mensen, en in het bijzonder mannen, te vertrouwen. Doordat zij nog steeds in dezelfde tbs-kliniek verblijft, wordt ze nog dagelijks herinnerd aan de gebeurtenis.
Verdachte heeft er met zijn handelen bovendien voor gezorgd dat de kliniek waar hij werkzaam was in een slecht daglicht is komen te staan en dat het vertrouwen in de kliniek als geheel is beschaamd.
De persoon van verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister van 11 januari 2023 betreffende verdachte. Daaruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor strafbare feiten.
Ook heeft de rechtbank kennisgenomen van het reclasseringsadvies van 6 januari 2023. Hieruit volgt dat er mede vanwege de problemen van de aan alcohol verslaafde partner van verdachte al diverse moeilijkheden in het leven van verdachte waren. De problemen van verdachte zijn door het delict, zijn ontslag en het wegvallen van zijn salaris verergerd. Verdachte had al geen contact meer met zijn kinderen en er zijn nu voor hem belangrijke contacten weggevallen, waardoor hij, samen met zijn partner, vrij geïsoleerd is geraakt. Hij heeft financiële problemen en geen stabiele woonsituatie. Desgevraagd heeft verdachte aangegeven zich in de huidige situatie ook slachtoffer te voelen. Hij zegt feitelijk wel te weten dat hij als hulpverlener verantwoordelijk was om de grenzen te bewaken, maar praat meer over het gevoel er door het slachtoffer ingeluisd te zijn. Dit roept volgens de reclassering het beeld op van een hulpverlener die het zicht op de juiste verhouding tussen patiënten en medewerkers geheel is kwijtgeraakt en dit achteraf ook alleen op rationeel niveau herstelt.
Verdachte zal veel in zijn leven opnieuw moeten opbouwen, waaronder zijn werk en er zijn volgens de reclassering voldoende problemen waarbij hij maatschappelijke hulp kan gebruiken. Gelet op de omstandigheid dat de kans op herhaling op (zeden)delicten als laag-gemiddeld wordt ingeschat, acht de reclassering het niet noodzakelijk om deze zorg vanuit een justitieel kader aan te bieden. Wel wordt het zinvol gevonden om enige tijd contact te houden met verdachte, zodat de reclassering met hem kan meedenken over bepaalde keuzes die hij maakt. Te denken valt aan keuzes waardoor hij in situaties terecht zou kunnen komen waarbij hij contact heeft met kwetsbare vrouwen. Geadviseerd wordt om aan verdachte een straf op te leggen met als bijzondere voorwaarde een meldplicht bij de reclassering. Ten slotte wordt, gelet op het ernstig veronachtzamen van zijn verantwoordelijkheid in zijn functie als sociaal therapeut, geadviseerd een beroepsverbod ex artikel 28 Wetboek van Strafrecht op te leggen tot aan de pensioenleeftijd van verdachte. Volgens de reclassering kan de maatschappelijke onrust groot zijn als verdachte weer werk in de zorg gaat verrichten en zijn justitiële achtergrond binnen de instelling bekend wordt.
De op te leggen straf
Bij het bepalen van de straf en de strafmaat houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het bewezen verklaarde feit en de omstandigheden waaronder dit feit door verdachte is begaan. De rechtbank let daarnaast op de straffen die in soortgelijke strafzaken zijn opgelegd en houdt ten slotte rekening met de persoon van verdachte.
Gelet op de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is gebeurd, kan niet worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of minder zware straf dan een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van aanzienlijke duur. Met een lichtere strafrechtelijke afdoening van de zaak zouden de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde miskend worden.
De rechtbank zal een deel van de gevangenisstraf in voorwaardelijke vorm opleggen. Enerzijds om verdachte ervan te weerhouden opnieuw een (dergelijk) strafbaar feit te plegen en anderzijds om verdachte begeleiding in een verplicht kader op te kunnen leggen. De rechtbank acht het aangewezen om de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarde op de leggen, zodat verdachte gedurende de proeftijd kan worden begeleid door de reclassering. Deze begeleiding dient ertoe bij te dragen dat verdachte in de toekomst niet meer in dergelijke situaties terechtkomt. De verdediging heeft ter terechtzitting aangevoerd dat verdachte bereid is hieraan mee te werken. Naast de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarde, zal het door de officier van justitie gevorderde contactverbod met het slachtoffer [slachtoffer] (
geboren op [1973] te [geboorteplaats]) eveneens als bijzondere voorwaarde worden opgelegd nu het slachtoffer zelf ook om oplegging van een contactverbod heeft verzocht.
Alles overwegende vindt de rechtbank de eis van de officier van justitie passend en acht zij een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden, waarvan een gedeelte van 6 maanden voorwaardelijk, alsmede oplegging van algemene voorwaarden, de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarde en een contactverbod met het slachtoffer [slachtoffer] passend en geboden. De rechtbank zal aan de voorwaardelijk op te leggen gevangenisstraf een proeftijd verbinden voor de duur van drie jaren.
Anders dan door de officier van justitie gevorderd, zal de rechtbank de op te leggen bijzondere voorwaarden niet dadelijk uitvoerbaar verklaren. Uit het dossier en het onderzoek ter terechtzitting is niet gebleken dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte opnieuw een strafbaar feit dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam.
De rechtbank ziet, mede gelet op hetgeen de reclassering heeft gerapporteerd, tot slot aanleiding ook een beroepsverbod op te leggen om te voorkomen dat verdachte in de toekomst wederom in een risicovolle situatie terechtkomt. De rechtbank zal verdachte dan ook voor vijf jaren het recht ontzeggen om als sociaal therapeutisch medewerker, dan wel in een soortgelijke functie, in de gezondheidszorg of maatschappelijke zorg te werken.

9.BENADEELDE PARTIJ

9.1
De vordering
[slachtoffer] , bijgestaan door haar advocaat mr. A.L. Louwerse, heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 15.000,-. Dit bedrag bestaat uit
€ 10.000,- immateriële schade en € 5.000,- toekomstige schade, ten gevolge van de aan verdachte ten laste gelegde feiten. Ter terechtzitting heeft de advocaat verzocht om de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in de vordering voor wat betreft de toekomstige schade nu dit bedrag op dit moment onvoldoende concreet kan worden gemaakt.
De benadeelde partij heeft verzocht het bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment dat de schade is ontstaan en de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
9.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie verzoekt het gevorderde bedrag aan immateriële schade toe te wijzen tot een bedrag van € 10.000,-, te vermeerderen met de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De officier van justitie heeft ten aanzien van het verzoek tot schadevergoeding met betrekking tot de toekomstige schade geen standpunt ingenomen.
9.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft, gelet op de bepleite vrijspraak, primair verzocht de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in de vordering. Mocht de rechtbank tot een bewezenverklaring komen, dan heeft de raadsman bepleit dat niet kan worden vastgesteld dat er sprake is geweest van welbewust machtsmisbruik, dwang en verkrachting, zoals in het verzoek tot schadevergoeding tot uitdrukking komt. Het bedrag voor wat betreft de immateriële schadevergoeding moet volgens de raadsman dan ook gematigd worden, gelet op hetgeen is betoogd in het kader van de tenlastelegging. De raadsman heeft ten slotte verzocht de vordering van € 5.000,- met betrekking tot de toekomstige schade af te wijzen, omdat deze schadepost onvoldoende is onderbouwd.
9.4
Het oordeel van de rechtbank
Immateriële schade
De rechtbank is van oordeel dat voldoende is komen vast te staan dat de benadeelde partij [slachtoffer] rechtstreeks immateriële schade heeft geleden ten gevolge van het subsidiair bewezen verklaarde feit. Er is sprake van een causaal verband tussen de bewezen verklaarde gedragingen van verdachte en de gestelde immateriële schade. De rechtbank is van oordeel dat uit het onderzoek ter terechtzitting voldoende is gebleken dat met de door verdachte gepleegde ontucht een ernstige inbreuk is gemaakt op de lichamelijke integriteit van de benadeelde partij, waardoor zij in haar persoon is aangetast. Zij heeft immers in de tbs-kliniek waar zij verbleef geslachtsgemeenschap gehad met verdachte die daar werkzaam was als sociaal therapeutisch medewerker. Daarbij heeft verdachte het vertrouwen van de benadeelde partij beschaamd en misbruik gemaakt van zijn positie als sociaal therapeutisch medewerker. De benadeelde partij heeft haar vordering naar het oordeel van de rechtbank voldoende toegelicht in haar schadeformulier. De rechtbank zal, rekening houdende met de aard en de ernst van het feit en de bedragen die in vergelijkbare gevallen worden toegewezen, de vordering van € 10.000,- aan immateriële schade in zijn geheel toewijzen. Dit bedrag wordt vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente vanaf 1 februari 2022 tot de dag van volledige betaling.
Toekomstige schade
De rechtbank is van oordeel dat voor de post die ziet op de toekomstige schade geldt dat onvoldoende vaststaat dat deze kosten daadwerkelijk gemaakt zullen worden. Daarvoor zou een nadere onderbouwing vereist zijn en zou de zaak moeten worden aangehouden. Dat levert een onevenredige belasting van het strafgeding op. De rechtbank zal dit deel van de vordering daarom niet-ontvankelijk verklaren. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Veroordeling in de kosten
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Schadevergoedingsmaatregel
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van de benadeelde partij aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 10.000,-, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 1 februari 2022 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 85 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 28, 31, 36f en 249 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart het primair tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Bewezenverklaring
- verklaart het subsidiair tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het subsidiair meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het subsidiair bewezenverklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstraf van 18 maanden;
- bepaalt dat van de gevangenisstraf een
gedeelte van 6 (zes) maanden, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene en/of bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een
proeftijd van 3 (drie) jarenvast;
- als voorwaarde geldt dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- stelt als
bijzondere voorwaardendat verdachte gedurende de proeftijd:
* op geen enkele wijze – direct of indirect – contact zal opnemen, zoeken of hebben met [slachtoffer] (
geboren op [1973] te [geboorteplaats]), zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
* zich bij Reclassering Nederland, nabij de plaats waar hij op dat moment woont, zal melden, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
-
ontzetverdachte uit het
recht tot de uitoefening van een beroepals sociaal therapeutisch medewerker, dan wel een soortgelijke functie, in de gezondheidszorg of maatschappelijke zorg, voor de duur van vijf jaar;
Benadeelde partij
  • wijst de vordering van [slachtoffer] toe tot een bedrag van € 10.000,- (immateriële schade);
  • veroordeelt verdachte tot betaling aan [slachtoffer] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 februari 2022 tot de dag van volledige betaling;
  • verklaart [slachtoffer] voor wat betreft het meer gevorderde niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering voor dat deel kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer] aan de Staat € 10.000,- te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 februari 2022 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 85 dagen gijzeling;
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.W.B. Snijders Blok, voorzitter, mrs. N. van Esch en L.L. Veendrick, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A.B. Postma, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 3 maart 2023.
Mr. Van Esch en mr. Veendrick zijn buiten staat dit vonnis te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 28 februari 2022 te [plaats] , door geweld en/of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld en/of (een) andere feitelijkhe(i)d(en), [slachtoffer] heeft gedwongen tot het ondergaan van een of meer handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , immers heeft verdachte:
- zijn penis in de vagina en/of in de mond van die [slachtoffer] geduwd/gebracht en/of gehouden en/of
- de (al dan niet met kleding bedekte) borsten en/of vagina van die [slachtoffer] betast en/of aangeraakt,

en bestaande dat geweld en/of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld en/of die andere feitelijkhe(i)d(en) hieruit dat verdachte:

- zijn, verdachtes, penis meermalen, in elk geval eenmaal, in de vagina van die [slachtoffer] heeft geduwd/gebracht en/of gehouden en/of
- zich verbaal en non-verbaal op agressieve en/of boze en/of opdringerige en/of dominante wijze jegens die [slachtoffer] heeft geuit en/of gedragen en/of
- misbruik heeft gemaakt van zijn fysieke en/of feitelijke overwicht op die [slachtoffer] en/of
- meermalen, in elk geval eenmaal, is doorgegaan, in elk geval niet is gestopt, met het verrichten van seksuele handelingen, die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , ondanks (meerdere en op verschillende momenten) verbale uitingen, zoals “ik wil dit niet” en/of “Nee” en/of “Niet doen”, in elk geval woorden van die strekking en/of
- misbruik heeft gemaakt van de omstandigheid dat die [slachtoffer] bang was en/of haar wil niet duidelijk kenbaar en/of ondubbelzinnig kon en/of urfde (te) maken en/of
- die [slachtoffer] in een door hem, verdachte, gecontroleerde situatie en/of een afhankelijke positie heeft gebracht en/of gehouden en/of
- (aldus) een zodanige psychische druk heeft doen opleveren, in elk geval heeft doen ontstaan, dat die [slachtoffer] geen, in elk geval onvoldoende, weerstand kon bieden, in ieder geval het doen ontstaan van een situatie waarin die [slachtoffer] verdachte niet kon weerhouden van de door hem, verdachte, (beschreven) handelingen en/of hier tegen geen, in elk geval onvoldoende, verzet kon bieden en/of zich hieraan niet kon onttrekken;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode gelegen tussen 1 februari 2022 tot en met 5 mei 2022 te [plaats] , terwijl hij toen werkzaam was in de gezondheidszorg en/of maatschappelijke zorg (als sociaal therapeutisch medewerker), ontucht heeft gepleegd met [slachtoffer] , die zich als patiënt en/of cliënt aan verdachte's hulp en/of zorg had toevertrouwd, en bestaande de ontucht/ontuchtige handelingen hieruit dat verdachte, meermalen, althans eenmaal (telkens)
- zijn, verdachtes, penis meermalen, in elk geval eenmaal, in de vagina en/of in de mond van die [slachtoffer] heeft geduwd/gebracht en/of gehouden en/of
- de (al dan niet met kleding bedekte) borsten en/of vagina van die [slachtoffer] heeft betast en/of aangeraakt en/of
- zich verbaal en non-verbaal op agressieve en/of boze en/of opdringerige en/of dominante wijze jegens die [slachtoffer] heeft geuit en/of gedragen en/of
- misbruik heeft gemaakt van zijn fysieke en/of feitelijke overwicht op die [slachtoffer] en/of
- meermalen, in elk geval eenmaal, is doorgegaan, in elk geval niet is gestopt, met het verrichten van seksuele handelingen, die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , ondanks (meerdere en op verschillende momenten) verbale uitingen, zoals “ik wil dit niet” en/of “Nee” en/of “Niet doen”, in elk geval woorden van die strekking en/of
- misbruik heeft gemaakt van de omstandigheid dat die [slachtoffer] bang was en/of haar wil niet duidelijk kenbaar en/of ondubbelzinnig kon en/of durfde (te) maken en/of
- die [slachtoffer] in een door hem, verdachte, gecontroleerde situatie en/of een afhankelijke positie heeft gebracht en/of gehouden en/of
- (aldus) een zodanige psychische druk heeft doen opleveren, in elk geval heeft doen ontstaan, dat die [slachtoffer] geen, in elk geval onvoldoende, weerstand kon bieden, in ieder geval het doen ontstaan van een situatie waarin die [slachtoffer] verdachte niet kon weerhouden van de door hem, verdachte, (beschreven) handelingen en/of hier tegen geen, in elk geval onvoldoende, verzet kon bieden en/of zich hieraan niet kon onttrekken.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreffen dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlage opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 19 juli 2022, genummerd PL0900-2022125272 / MDRBC22079 (‘22Aalbes’), opgemaakt door politie-eenheid Midden-Nederland, doorgenummerde pagina’s 1 tot en met 113 (‘
2.Pagina’s 42 en 43.
3.Pagina’s 48, 49 en 62.