ECLI:NL:RBMNE:2023:884

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
2 maart 2023
Publicatiedatum
2 maart 2023
Zaaknummer
16.230586.22 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Moord op stiefmoeder en poging tot doodslag op vader met psychische stoornissen als factor

Op 2 maart 2023 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 37-jarige man uit Vianen, die schuldig werd bevonden aan het doodsteken van zijn stiefmoeder en het proberen te doden van zijn vader. De rechtbank oordeelde dat de man met voorbedachte rade handelde bij de moord op zijn stiefmoeder, terwijl de poging tot doodslag op zijn vader niet met voorbedachte rade was. De verdachte had een vooropgezet plan om zijn stiefmoeder te doden, beïnvloed door waanideeën en hallucinaties die hem opdroegen om haar te steken. Deskundigen concludeerden dat de man lijdt aan schizofrenie en andere psychische stoornissen, waardoor hij niet in staat was om een reële afweging te maken. De rechtbank oordeelde dat de verdachte volledig ontoerekeningsvatbaar was en legde hem de maatregel van terbeschikkingstelling met dwangverpleging op, in plaats van een gevangenisstraf. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten en de noodzaak van behandeling voor de veiligheid van de maatschappij. De vorderingen van de benadeelde partijen werden gedeeltelijk toegewezen, met een totale schadevergoeding van € 41.635,30 voor de nabestaande van het slachtoffer.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16.230586.22 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 2 maart 2023
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1986] te [geboorteplaats] ,
thans verblijvende en ingeschreven te [verblijfplaats] .

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 7 december 2022 (pro forma) en 16 februari 2023.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. E. Wiersma en van hetgeen verdachte en zijn raadsvrouw, mr. M.C. Coster, advocaat te Laren naar voren hebben gebracht. Ook heeft de rechtbank kennisgenomen van hetgeen raadsvrouw mr. L. van Gaalen-van Beuzekom naar voren heeft gebracht namens de benadeelde partij [slachtoffer 1] , die enerzijds als nabestaande en anderzijds als slachtoffer van een tegen hem gericht strafbaar feit vorderingen heeft ingediend.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
Verdachte wordt, kort samengevat, ervan beschuldigd dat hij op 11 september 2022 in Vianen (1) de vrouw van zijn vader heeft doodgestoken en (2) geprobeerd heeft zijn vader dood te steken of zwaar te verwonden.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie vindt de feiten 1 en 2 primair wettig en overtuigend te bewijzen, met dien verstande dat bij feit 1 de voorbedachte raad wél en bij feit 2, niet is bewezen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit, zakelijk weergegeven, dat onder feit 1 de voorbedachte raad niet kan worden bewezen en dat verdachte voor feit 2 geheel moet worden vrijgesproken. Dat verdachte zijn vader zou hebben gestoken, is alleen gebaseerd op de verklaring van vader. Het kan heel goed zijn dat vader door een worsteling om het mes gewond is geraakt. Mocht het zo zijn dat vader door het mes gewond is geraakt, dan is dat niet opzettelijk gebeurd en moet verdachte ook om die reden worden vrijgesproken.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen [1] ten aanzien van feit 1 en 2:
Verklaring van verdachte ter zitting [2]
U vraagt mij wat er die dag, 11 september 2022 in Vianen is gebeurd. Ik had haar de dag ervoor gevraagd om eten te maken. Ik kwam naar beneden om te eten. Toen had ik bloed in mijn mond. God heeft gezegd dat ik het moest uitspugen. Ik had stukjes glas in mijn mond. Ik vroeg haar waarom zij dat gedaan had. Zij ontkende. Maar ik wist meteen wat er aan de hand was. Ik was nerveus en heb die nacht niet goed geslapen. Die avond heb ik met Jezus gesproken. Hij zei tegen mij: ‘Die mevrouw heeft geprobeerd om jou te doden.’ Hij zei dat zij heel gevaarlijk was. Hij zei: ‘Als je haar niet met een scherp mes steekt dan gooi ik jou in een donkere kamer en krijg je niets.’ De volgende dag hoorde ik opnieuw de stem van Mohammed. Hij zei: ‘Je weet dat zij gevaarlijk is. God heeft jouw leven gered. Jij moet doen wat ik zeg. Je moet haar neersteken.’
Verhoor van verdachte [3]
A: Ik heb haar twee keer gestoken. Drie keer ik heb haar gestoken. En zij probeert, zij probeert die...zij waren met z'n tweeën, ik alleen. Mijn vader is ook groot en die houden mij vast en die proberen die mes uit te pakken. Maar ik dacht; als die mes valt uit mijn hand, dan gaan hun mij dood maken. Dus ik liep zo mogelijk richting buitendeur, in de tuin, buitendeur.
V: Ja.(…)
A: Als ik dat niet had gedaan bij die mevrouw, die mevrouw niet gestoken...profeet Mohammed heeft mij gewaarschuwd...
V: Ja?
A: ... dat jij per direct 20 buisjes bloed wordt afgenomen van jou en jij krijgt 30 prik elke dag in je bil, als jij dat niet doet, als jij niet luistert naar mij...als jij haar niet steekt.
Verhoor getuige [slachtoffer 1] [4] V: Met wie woonde u op de [adres] in [woonplaats] ?
A: Met mijn vrouw. Met die gekke jongen, die zoon, [verdachte] . [5] A. (…)Toen kwam hij richting de kamer. Ik dacht, hij komt gewoon net als normaal gesproken naar binnen en dan gaat hij naar boven om zich aan te kleden. Hij liep niet naar de trap naar boven, maar naar de keuken. Hij heeft daar een mes gepakt, kwam naar de woonkamer en toen viel hij mij aan met dat mes.In de huiskamer zaten ik en mijn vrouw tegenover elkaar aan tafel.
V: [verdachte] kwam terug naar de woonkamer?
A: Ja, hij kwam naar binnen en zei 'ik ga je doden'. En hij rende richting mij. Toen zag ik het mes in zijn handen en toen schrokken mijn vrouw en ik. Hij wilde mij steken met dat mes, bij mijn nek. Ik probeerde zijn hand vast te houden. Ik probeerde hem tegen te houden, dat het mes niet mijn nek raakte. En toen raakte het mijn linkerhand. Daarom heb ik nu ook een verband op mijn hand.
V: Heeft [verdachte] u geraakt in uw nek? [6] A: Ik pakte het mes met mijn linkerhand om hem tegen te houden. Ik probeerde het mes uit zijn handen te krijgen. Maar ik was net geopereerd dus ik had weinig energie. Het lukte me niet het mes los te krijgen uit zijn handen. Hij probeerde mij weer te steken in mijn nek. Ik probeerde weer tegen te houden en toen raakte het mes mijn schouder.
0: Getuige laat snee zien op schouder, net boven mijn borst.
A: Toen rende hij naar mijn vrouw, mijn vrouw zat tegenover mij en toen...
0: Getuige wordt emotioneel en huilt.
A: Toen heeft hij mijn vrouw gestoken.Wij probeerden hem tegen te houden. Duwen, duwen, duwen richting de tuin. Hij probeerde te steken, ik probeerde te zorgen dat hij mij niet raakte. Anders zou hij mijn buik raken. Maar mijn vrouw geloofde niet dat hij haar zou steken. Zij was heel aardig voor hem en zij geloofde hem niet. En hij heeft haar op haar long of hart gestoken. Ik weet het niet precies. Alles zat onder het bloed. (…)
V: Hoe zag het mes dat [verdachte] gebruikte eruit?
A: Metaal, en het hendel dat je vastpakt dat was blauw van kleur. En dat was een heel scherp mes, met een scherp uiteinde. [7]
SchouwverslagCliënt: [slachtoffer 2]
Evaluatie: Betrokkene is op 11 september 2022 overleden aan de complicaties van
steekverwondingen. Hierbij liep ze lichte verwondingen op aan het hoofd en
linker hand, een zwaardere verwonding aan de rechterzijde van de buik ter
plaatse aan haar buik en een forse (fatale) verwonding aan de linkerlong.
Aanwijzingen voor betrokkenheid van derden zijn geconstateerd.
Conclusie: Niet natuurlijk overlijden. [8]
NFI Rapport
Conclusie: [slachtoffer 2] , 49 jaar oud, is overleden aan de gevolgen van één steekletsel aan de rug (met perforatie van de linkerlong). Het overige steekletsel en beide snijletsels hebben geen rol van betekenis gespeeld ten aanzien van het overlijden. [9]
Letselrapportage [10]
Naam: [slachtoffer 1]
Datum letselonderzoek: 04-11-2022
Ten aanzien van de ernst van het letsel:
Scherp trauma ter hoogte van de hals en de borstkas dient altijd als levensbedreigend tot potentieel dodelijk beschouwd te worden in verband met de aldaar aanwezige vitale structuren (zoals hart, longen en grote vaten).
Beoordeling
Samenvatting gemelde toedracht:
Betrokkene zou twee maal met een mes ter hoogte van zijn nek en schouder zijn aangevallen. Hij zou daarbij twee maal op zijn linkerhand zijn geraakt bij het afweren van het mes.
Samenvatting Letsel
Concluderend betreft het letsel zoals zichtbaar op de verstrekte foto's:
- Een steekwond op de voorzijde van de borstkas op de overgang naar de schouder, links;
- Een snijwond op de voorzijde van de borstkas net onder het sleutelbeen, links;
- Twee snijwonden op de duimmuis van de linker hand (passend bij afweerletsel);
- Een oppervlakkige huidbeschadiging op de linker zijde van de neus. [11]
De hiervoor weergegeven bewijsmiddelen worden steeds gebruikt tot het bewijs van het feit of de feiten, waarop zij blijkens hun inhoud uitdrukkelijk betrekking hebben. Sommige onderdelen van de bewijsmiddelen hebben niet betrekking op alle feiten, maar op één of meerdere feiten.
Bewijsoverwegingen ten aanzien van feit 1 (moord)
Voorbedachte raad
De rechtbank stelt voorop dat voor een bewezenverklaring van het bestanddeel 'voorbedachten rade' moet komen vast te staan, dat verdachte zich gedurende enige tijd heeft kunnen beraden op het te nemen of het genomen besluit en hij niet heeft gehandeld in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling, zodat hij de gelegenheid heeft gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven.
Bij de vraag of sprake is van voorbedachte raad gaat het bij uitstek om een weging en waardering van de omstandigheden van het concrete geval, waarbij de rechter het gewicht moet bepalen van de aanwijzingen die voor of tegen het bewezen verklaren van voorbedachte raad pleiten. De vaststelling dat verdachte voldoende tijd had om zich te beraden op het te nemen of het genomen besluit vormt weliswaar een belangrijke objectieve aanwijzing, maar behoeft de rechter niet ervan te weerhouden aan contra-indicaties een zwaarder gewicht toe te kennen. Daarbij is in deze zaak van belang dat uit vaste jurisprudentie volgt dat een geestelijke of psychische stoornis niet in de weg hoeft te staan aan voorbedachte raad. Ondanks waanideeën kan een verdachte nog steeds in staat zijn om volgens een vooraf gemaakt plan te handelen. Een stoornis kan mogelijk wel een rol spelen bij de contra-indicaties.
Voor de bewezenverklaring van het bestanddeel 'voorbedachten rade' acht de rechtbank in het bijzonder de volgende feiten en omstandigheden redengevend.
De rechtbank stelt vast dat het idee om zijn stiefmoeder te doden op de zaterdag(avond), de dag voorafgaand aan de dood van zijn stiefmoeder, bij verdachte is ontstaan. Verdachte meende, zoals hij ter zitting heeft verklaard, dat zijn stiefmoeder die zaterdag glas in zijn eten had gedaan en dat hij daardoor bloed in zijn mond had. Verdachte had haar gevraagd waarom ze dit had gedaan, maar ze ontkende het. Verdachte wist meteen wat er aan de hand was, hij heeft toen bedacht dat zijn stiefmoeder hem dood wilde maken. Hij is even gaan wandelen en daarna boos gaan slapen. Die avond heeft hij niet goed geslapen en heeft hij met Jezus gesproken, die hem de opdracht gaf om zijn stiefmoeder te vermoorden. Jezus zei dat zijn stiefmoeder meermalen heeft geprobeerd hem te doden en dat ze dus heel gevaarlijk was. De volgende dag hoorde hij de stem van Mohammed: “Je weet dat ze gevaarlijk is. God heeft jouw leven gered. Jij moet doen wat ik zeg: haar neersteken.” Verdachte heeft bij de politie verklaard dat de profeet Mohammed zei: “Nu loop je in de keuken, pak het keukenmes.”
De rechtbank overweegt dat er een nacht zat tussen het voorval met het vermeende glas in het eten van verdachte en de dood van zijn stiefmoeder. De daadwerkelijke uitvoering was aan het einde van de volgende ochtend, nadat hij opnieuw de opdracht van Mohammed had gekregen om zijn stiefmoeder met een mes te steken. Anders dan de raadsvrouw vindt de rechtbank het aannemelijk dat verdachte al eerder, immers de dag ervoor, opdracht heeft gekregen om zijn stiefmoeder om het leven te brengen en dus al enige tijd met dit idee rondliep. Dit wijst volgens de rechtbank op enige vorm van planmatigheid.
Uit de hiervoor genoemde feiten en omstandigheden leidt de rechtbank af dat verdachte het vooropgezette plan had zijn stiefmoeder van het leven te beroven. Verdachte werd daarbij weliswaar gestuurd door al langer bestaande waanideeën, maar uit zijn verklaringen bij de politie en ter zitting leidt de rechtbank af dat verdachte in staat was om volgens zijn vooraf gemaakte plan te handelen. De rechtbank neemt op grond hiervan als vaststaand aan dat verdachte zich vóór de uitvoering van zijn daad gedurende enige tijd heeft kunnen beraden op het te nemen of genomen besluit zijn stiefmoeder te doden, zodat hij de gelegenheid heeft gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven.
Van enige ogenblikkelijke gemoedsopwelling of plotselinge hevige drift waarin verdachte zou hebben gehandeld is naar het oordeel van de rechtbank niet gebleken.
De rechtbank verwijst daarvoor naar de verklaring van vader, waaruit blijkt dat verdachte bij de daadwerkelijke uitvoering kalm overkwam, al hadden ze even ervoor nog wel een woordenwisseling gehad over zijn persoonlijke verzorging, waarbij verdachte zijn vader had uitgescholden. Vader heeft verklaard dat verdachte richting de woonkamer kwam. Hij dacht dat verdachte, als normaal gesproken, naar boven zou gaan om zich aan te kleden. Verdachte liep echter niet naar de trap naar boven, maar naar de keuken. Daar pakte hij een mes, kwam naar de woonkamer en viel toen aan met dat mes.
Nu er ook verder geen contra-indicaties zijn die het aannemen van voorbedachte raad in de weg staan, is de rechtbank dan ook van oordeel dat verdachte met voorbedachte raad heeft gehandeld en acht moord zoals onder 1 ten laste is gelegd bewezen.
Bewijsoverwegingen ten aanzien van feit 2
Voorwaardelijk opzet
Verdachte ontkent dat hij zijn vader iets heeft willen aandoen; hij heeft verklaard dat hij zijn vader niet heeft willen steken, maar dat zijn vader mogelijk gewond is geraakt toen deze probeerde het mes af te pakken op het moment dat hij zijn stiefmoeder wilde steken. Uit de verklaring van vader - anders dan uit de verklaring van verdachte – blijkt wel dat er agressie van verdachte tegen vader was gericht. Verdachte wilde hem steken met het mes en vader probeerde hem tegen te houden.
Aangezien op basis van het dossier niet kan worden vastgesteld hoe de handelingen van verdachte, gericht op het doden van zijn stiefmoeder, exact zijn verlopen, is volgens de rechtbank zowel het scenario van vader als dat van verdachte mogelijk. De rechtbank oordeelt dat, ook als zij - in het voordeel van verdachte - uitgaat van zijn lezing van het gebeurde, namelijk dat hij uit was op de dood van zijn stiefmoeder en zijn vader niets wilde aandoen, verdachte voorwaardelijk opzet heeft gehad op de dood van zijn vader.
In dat scenario stond verdachtes vader immers in de weg toen verdachte het plan om zijn stiefmoeder te steken uitvoerde. Gelet op de aard van de steekwonden en de plaats daarvan op het lichaam van vader, zoals blijkt uit de letselrapportage, acht de rechtbank het aannemelijk dat verdachte zijn vader heeft gestoken toen deze probeerde te voorkomen dat zijn vrouw gestoken zou worden. Tijdens deze confrontatie heeft verdachte zijn vader met het mes op de voorzijde van de borstkas gestoken. Nu verdachte uit was op de dood van zijn stiefmoeder, moet het steken met kracht zijn gebeurd. Volgens de letselverklaring is er onder meer sprake van een steekwond op de voorzijde van de borstkas op de overgang naar de schouder en een snijwond op de voorzijde van de borstkas net onder het sleutelbeen.
Uit het voorgaande leidt de rechtbank af dat verdachte voorwaardelijk opzet op de dood van zijn vader had. Zijn vader was een obstakel dat in de weg stond bij het steken van zijn stiefmoeder. Nu het met kracht met een mes steken in de borstkas, waar zich vitale organen bevinden, een aanmerkelijke kans op de dood oplevert, heeft verdachte met zijn handelen die kans bewust aanvaard. Het steken met een mes in de borst van zijn vader kan naar de uiterlijke verschijningsvorm immers worden aangemerkt als zo zeer gericht op de dood van zijn vader dat het niet anders kan zijn dan dat de verdachte de aanmerkelijke kans op dat gevolg heeft aanvaard.
De rechtbank acht daarom de onder 2 tenlastegelegde poging tot doodslag wettig en overtuigend bewezen.
De rechtbank is – net als de officier van justitie en de raadsvrouw - van oordeel dat verdachte dient te worden vrijgesproken van de onder 2 ten laste gelegde poging tot moord.
Uit de verklaring van verdachte kan worden afgeleid dat op het moment dat verdachte zijn stiefmoeder wilde neersteken, er een confrontatie met zijn vader is ontstaan. Daarbij is zijn vader geraakt en heeft deze steek-en snijwonden in zijn handen en borststreek opgelopen.
Verdachte heeft verklaard dat hij van de profeet Mohammed de opdracht kreeg om zijn stiefmoeder te steken. Zijn vader was dus een obstakel dat in de weg stond om zijn stiefmoeder te kunnen steken. Het bestanddeel voorbedachten rade kan in dat scenario niet worden bewezen.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
1
op 11 september 2022 te Vianen opzettelijk en met voorbedachte rade [slachtoffer 2] van het leven heeft beroofd, immers heeft verdachte opzettelijk en na kalm beraad en rustig overleg, meermalen met een mes in de rug en de buik en het hoofd van die [slachtoffer 2] gestoken, ten gevolge waarvan voornoemde [slachtoffer 2] is overleden;
2
op 11 september 2022 te Vianen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 1] opzettelijk van het leven te beroven meermalen
- met een mes in de hand en in de borst van die [slachtoffer 1] heeft gestoken en heeft gesneden en
- een mes dreigend in de richting van die [slachtoffer 1] heeft gehouden en
- met een mes stekende bewegingen in de richting van de nek van die [slachtoffer 2] heeft gemaakt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
Feit 1:moord;
Feit 2:poging tot doodslag.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

7.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de ten laste gelegde feiten niet aan verdachte kunnen worden toegerekend en heeft gevorderd dat verdachte wordt ontslagen van alle rechtsvervolging.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich eveneens op het standpunt gesteld dat de ten laste gelegde feiten niet aan verdachte kunnen worden toegerekend en dat verdachte dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
Ter beoordeling van de strafbaarheid van de dader heeft de rechtbank kennis genomen van gedragskundige rapportages die over verdachte zijn opgemaakt.
Op 10 januari 2023 hebben G.J. Taams, psychiater, supervisant en T.W.D.P. van Os, psychiater/psychoanalyticus, supervisor, een rapport uitgebracht naar aanleiding van een bij verdachte uitgevoerd psychiatrisch onderzoek. Zij hebben, onder meer, het volgende gerapporteerd.
Verdachte was ten tijde van het tenlastegelegde lijdend aan schizofrenie, een
stoornis in het gebruik van cannabis en een licht verstandelijke beperking (LVB).
Hij was lijdend aan akoestische hallucinaties (stemmen van Mohammed en Jezus) die
jaloers op hem zouden zijn en met wie hij een jarenlange strijd voerde. Deze gedachten hebben in zijn belevingswereld een uitgebreid waansysteem gevormd, waarin hij telkens als benadeelde en gecontroleerde het onderspit moest delven in de strijd tegen de profeten Mohammed en Jezus in zijn hoofd. Deze Mohammed zou verdachte proberen te benadelen door een strenge stiefmoeder in zijn leven te plaatsen om hem te controleren en te beknotten in zijn keuzes. Verdachte ervoer haar in zijn wanen als een gevaar. De cannabis die hij regelmatig gebruikte zal hebben bijgedragen aan het in stand blijven van de wanen en hallucinaties; de schizofrenie en de LVB geven reeds voldoende verklaring voor het tenlastegelegde.
Er zijn geen aanwijzingen gevonden dat verdachte andere, niet-psychotisch ge-
stuurde motieven had die hebben geleid tot het plegen van het ten laste gelegde.
Geadviseerd wordt dan ook om het ten laste gelegde in het geheel niet toe te rekenen aan verdachte.
Op 18 januari 2023 heeft drs. I.W.J. ten Post, GZ-psycholoog, een rapport uitgebracht naar aanleiding van een bij verdachte uitgevoerd psychologisch onderzoek. Zij heeft daarin, onder meer, het volgende gerapporteerd.
Verdachte is lijdende aan een ziekelijke stoornis en een gebrekkige ontwikkeling van de
geestvermogens in de zin van schizofrenie, een licht verstandelijke beperking en een stoornis in gebruik van cannabis, matig, in remissie onder gereguleerde
omstandigheden.
Zowel op basis van de verklaringen aan de politie kort na het ten
laste gelegde als de informatie vanuit het PPC en de informatie die verdachte in het
onderhavige onderzoek vertelt, kan geconcludeerd worden dat de gecombineerde
psychopathologie aanwezig was ten tijde van het ten laste gelegde. Verdachte
vertelt dat hij heeft moeten handelen vanuit zelfverdediging, omdat de partner van zijn
vader hem wilde vermoorden. Dit heeft profeet Mohammed hem verteld. De partner
van zijn vader heeft glas en naalden in zijn eten gestopt en in verdachtes ogen was
het hij of zij. Verdachte vertelt de opdracht van Mohammed te hebben gekregen om
de partner van zijn vader te vermoorden. Deze bevelshallucinatie in combinatie met
de paranoïde waan, niet doorslaggevend maar mogelijk in ernst verergerd door
gebruik van middelen, stuurden naar de mening van onderzoeker zijn denken, voelen
en handelen volledig aan ten tijde van het ten late gelegde. Verdachte was niet meer
in staat om een reële afweging te maken. Het advies is dan ook, gezien de aard en
ernst van de psychische ontregeling, om het ten laste gelegde, indien bewezen, in het
geheel niet aan verdachte toe te rekenen.
De rechtbank neemt de conclusies en de adviezen van de deskundigen op de daartoe in hun rapporten genoemde gronden over. De rechtbank concludeert daarom dat ten tijde van het bewezen verklaarde de stoornissen zoals in voornoemde rapporten beschreven bij verdachte aanwezig waren. Deze stoornissen hebben op dat moment verdachtes gedragskeuzes en gedragingen in zodanige mate beïnvloed, dat het bewezen verklaarde in het geheel niet aan verdachte kan worden toegerekend en de rechtbank verdachte volledig ontoerekeningsvatbaar acht. De rechtbank zal verdachte daarom ter zake van het bewezen verklaarde ontslaan van alle rechtsvervolging.

8.OPLEGGING VAN MAATREGEL

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft overeenkomstig de conclusies van de deskundigen gevorderd verdachte de maatregel van terbeschikkingstelling met dwangverpleging op te leggen. Aangezien het hier gaat om misdrijven die gericht zijn tegen de onaantastbaarheid van het lichaam, dient de maatregel in beginsel onbeperkt te worden opgelegd.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft aangegeven zich te kunnen vinden in het advies om de maatregel van terbeschikkingstelling met dwangverpleging op te leggen.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de maatregel heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zijn stiefmoeder vermoord door met een mes in haar rug, buik en hoofd te steken. Moord is een levensdelict en de ernst daarvan behoeft geen betoog. Het slachtoffer is het leven ontnomen en haar laatste momenten moeten vol pijn en (doods)angst zijn geweest. Dat zij in haar eigen woning door haar stiefzoon werd aangevallen, kan de schok van deze aanval alleen maar hebben vergroot.
Daarnaast heeft verdachte, op het moment dat hij zijn stiefmoeder om het leven wilde brengen, zich schuldig gemaakt aan poging tot doodslag van zijn vader, die hij met een mes in zijn borstkas heeft gestoken. Voor de vader van verdachte moet het een vreselijke ervaring zijn geweest om op deze manier in zijn eigen woning door zijn zoon te worden aangevallen.
Dergelijke feiten zijn voor de rechtsorde uitermate schokkend en veroorzaken gevoelens van onrust, angst en onveiligheid in de samenleving.
Bij de beantwoording van de vraag of aan verdachte de TBS-maatregel moet worden opgelegd, stelt de rechtbank voorop dat de TBS-maatregel aan de orde kan zijn wanneer de veiligheid van anderen of de algemene veiligheid van personen of goederen dit vereist en andere, minder ingrijpende, maatregelen niet effectief zijn (geweest). De rechtbank acht het opleggen daarvan in dit geval noodzakelijk. Bij verdachte bestond tijdens het begaan van de feiten een ziekelijke stoornis en een gebrekkige ontwikkeling der geestvermogens in de zin van schizofrenie, een licht verstandelijke beperking, en een stoornis in gebruik van cannabis. Er is sprake van misdrijven, genoemd in artikel 37a Wetboek van Strafrecht, en de algemene veiligheid van personen eist het opleggen van de TBS-maatregel. Over het gevaar, de kans op herhaling van (ernstig) gewelddadig gedrag en de noodzaak van de TBS-maatregel komen de conclusies en adviezen van de deskundigen overeen.
De psycholoog adviseert -zakelijk weergegeven- dat gezien de ernst van de pathologie met een direct verband met het ten laste gelegde en het hoge risico op herhaling van soortgelijke feiten, behandeling noodzakelijk wordt geacht om dit recidivegevaar te beperken.
Gelet op het klinische recidiverisico, de benodigde hoge mate van beveiliging, begeleiding en behandeling, de verwachte duur van de behandeling, de noodzaak van forensische scherpte en het ontbreken van mogelijkheden voor behandeling in een voorwaardelijk kader met name gezien zijn ontbrekend ziektebesef en ziekte-inzicht, adviseert de psycholoog de maatregel van terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege op te leggen.
De psychiaters adviseren eveneens de maatregel van terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege op te leggen en voegen daar, ter onderbouwing, aan toe dat een behandeltraject noodzakelijk is voor zowel een medicamenteuze als een gedragsmatige behandeling van de schizofrenie, de stoornis in het cannabisgebruik en de licht verstandelijke beperking. Het ziektebeloop heeft getoond dat de schizofrenie al diverse keren heeft geleid tot meerdere ernstige delicten en ook nu ligt er weer een ernstige tenlastelegging voor. Het ziektebeloop heeft ook getoond dat verdachte al langdurig lijdend is aan de genoemde stoornissen en dat eerdere behandeling in vrijwillige kaders en gedwongen opnames op een forensisch psychiatrische afdeling en forensisch psychiatrische kliniek niet hebben geleid tot afname van delicten en een beloop ten goede. Dat gecombineerd met de ernstige huidige tenlastelegging en een hoog recidiverisico op het plegen van een ernstig geweldsdelict, maakt dat een TBS-maatregel met dwangverpleging geadviseerd wordt. De psychiaters adviseren om verdachte te laten opnemen in een instelling met ruime ervaring met het behandelen van mensen met schizofrenie en in het bijzonder een licht verstandelijke beperking, om de kans op overvraging te verkleinen.
De rechtbank heeft ook acht geslagen op een advies van Reclassering Nederland van 25 januari 2023, opgemaakt door M. Eikelenboom-Colen, reclasseringswerker, waarin het advies van de Pro Justitia rapporteurs om verdachte de TBS-maatregel met dwangverpleging op te leggen, wordt onderschreven.
De rechtbank neemt deze conclusies en adviezen over en maakt die tot de hare. Naar het oordeel van de rechtbank eist de veiligheid van anderen dat aan verdachte de TBS-maatregel met bevel tot dwangverpleging wordt opgelegd.
De strafbare feiten ter zake waarvan de terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege zal worden opgelegd, zijn misdrijven die gericht zijn tegen of gevaar veroorzaken voor de onaantastbaarheid van het lichaam van één of meer personen. De totale duur van de maatregel is daarom niet in tijd beperkt.

9.BENADEELDE PARTIJ

9.1
Het standpunt van de officier van justitie
Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] als nabestaande (feit 1):
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij met betrekking tot de materiële schade deels voor vergoeding in aanmerking komt. De kosten voor de uitvaart en voor de grafsteen zijn rechtstreekse schade en zijn onderbouwd met een factuur. De officier van justitie heeft verzocht de vordering toe te wijzen, tot een bedrag van € 12.655,30.
Dit is anders met betrekking tot de overige kosten; deze zijn niet onderbouwd, al zijn deze kosten wel voorstelbaar en hebben deze te maken met de cultuur. De officier van justitie heeft verzocht om deze kosten te schatten op een bedrag van € 7.500,--.
Voorts heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat de gevorderde affectieschade en shockschade, beide voor een bedrag van € 20.000,-- kunnen worden toegewezen.
In totaal kan volgens de officier van justitie worden toegewezen een bedrag van € 60.155,30, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente en met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel. Voor het overige deel dient de benadeelde partij niet-ontvankelijk te worden verklaard in de vordering,
Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] als slachtoffer (feit 2):
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering tot vergoeding van immateriële schade van de benadeelde partij [slachtoffer 1] tot een bedrag van € 3.000,00 kan worden toegewezen, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente en met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel. Ten aanzien van het overige deel dient de benadeelde partij niet-ontvankelijk te worden verklaard.
9.2
Het standpunt van de verdediging
Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] als nabestaande (feit 1):
De verdediging heeft verzocht voor wat betreft de materiele schade ten hoogste een bedrag toe te wijzen van € 7.857,30 (gelijk aan de kosten van de uitvaart) en voor het overige het verzoek af te wijzen dan wel de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren, nu dit deel van de schade niet genoegzaam is onderbouwd.
Ten aanzien van de affectieschade heeft de verdediging verzocht – kijkend naar de rechtspraak – deze te matigen tot ten hoogste een bedrag van € 15.000,--.
Ten aanzien van de shockschade heeft de verdediging verzocht de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren, omdat bij de vordering geen stukken ter onderbouwing zijn gevoegd waaruit een in de psychiatrie erkend ziektebeeld blijkt.
Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] als slachtoffer (feit 2):
De verdediging heeft primair verzocht de vordering af te wijzen dan wel de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in zijn vordering nu vrijspraak is bepleit. Subsidiair heeft de verdediging verzocht de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren omdat de behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. Geheel subsidiair heeft de verdediging verzocht - indien de rechtbank komt tot bewezenverklaring van feit 2 - om het bedrag aanzienlijk te matigen.
Tenslotte heeft de verdediging verzocht, indien de schadevergoedingsmaatregel wordt opgelegd, om op grond van art. 36f lid 5 jo art. 24a Sr te bepalen dat het bedrag in termijnen kan worden betaald.
Voorts heeft de verdediging verzocht om de maximale termijn van gijzeling te beperken tot nihil dan wel één dag, omdat vanwege de mogelijk op te leggen TBS-maatregel met dwangverpleging langere gijzeling in dit geval niet wenselijk is en naar het zich laat aanzien uitsluitend punitief van aard zal zijn.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] als nabestaande (feit 1):
[slachtoffer 1] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 62.460,30. Dit bedrag bestaat uit € 22.460,30 materiële schade en € 40.000,00 immateriële schade (€ 20.000,00 shockschade en € 20.000,00 affectieschade).
De rechtbank is van oordeel dat de hieronder genoemde schadeposten ter hoogte van in totaal € 38.635,30 (materiële schade voor een bedrag van € 18.635,30 + totale immateriële schade voor een bedrag van € 20.000,--) voor vergoeding in aanmerking komen, en zal verderop uitleggen hoe zij tot dat oordeel komt:
Materiële schade
Kosten uitvaart € 7.857,--
Kosten grafsteen € 4.798,30
Kosten Moskee € 730,--
Buffet op de uitvaart € 2.250,--
Huur moskee veertig dagen na het overlijden € 700,--
Buffet voor ca. 250 mensen veertig dagen na het overlijden € 2.300,--
-------------
Totale materiële schade € 18.635,30
Immateriële schade
Affectieschade € 20.000,--
--------------
Totale immateriële schade € 20.000,--
Totale schade die voor vergoeding in aanmerking komt: € 38.635,30
De rechtbank zal de vordering tot het bedrag van € 38.635,30 toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 11 september 2022 tot de dag van volledige betaling.
De benadeelde partij heeft meer materiële schade gevorderd dan de rechtbank zal toewijzen. Het gaat dan om kosten die de benadeelde partij stelt te hebben gemaakt in het kader van de uitvaart van zijn vrouw, te weten: boodschappen voor de familie die elke dag bij hem thuis hebben gegeten en gedronken gedurende twee weken na het incident à € 1.645,-- ; kosten vervoer zus van slachtoffer [slachtoffer 2] uit Duitsland à € 180,-- en reiskosten van de moeder van slachtoffer [slachtoffer 2] vanuit Amerika à € 2.000,--.
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in deze onderdelen van de vordering nu niet, althans onvoldoende is gebleken van een direct verband tussen de gestelde schade en het onder 1 bewezen verklaarde feit. De benadeelde partij kan dit deel van de vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Voorts heeft de benadeelde partij meer immateriële schade gevorderd dan de rechtbank zal toewijzen, te weten: shockschade voor een bedrag van € 20.000,--.
Vergoeding van shockschade is een combinatie van vermogensschade (verlies arbeidsvermogen, studievertraging, kosten van behandeling etc.) en ander nadeel. Vergoeding van ander nadeel betreft dan niet de vergoeding zoals in casu bedoeld in artikel 6:108, lid 3 BW, de hiervoor bedoelde affectie schade, maar een vergoeding welke iemand zou toekomen in het algemene geval. Voor dat geval geldt het criterium van het vastgestelde en erkende ziektebeeld.
In de vordering van de benadeelde partij is voor de shockschade geen vermogensschade opgevoerd en is het ander nadeel niet onderbouwd in die zin dat het voldoet aan het harde criterium dat sprake moet zijn van een in de psychiatrie erkend ziektebeeld.
Ten aanzien van de shockschade is de vordering dan ook onvoldoende onderbouwd. De rechtbank zal daarom de benadeelde partij in dat deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaren en bepalen dat de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Verdachte zal worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van de benadeelde partij [slachtoffer 1] aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 38.635,30, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 11 september 2022 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 228 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.
Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] als slachtoffer (feit 2):
De benadeelde partij heeft een bedrag van € 5.000,-- aan immateriële schade gevorderd. De rechtbank zal, uitgaande van bedragen die in soortgelijke gevallen aan slachtoffers van steekwonden worden opgelegd, bepalen dat een schade ter hoogte van in totaal € 3.000,-- redelijk en billijk is. De rechtbank zal daarom de vordering tot het bedrag van € 3.000,-- toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 11 september 2022 tot de dag van volledige betaling.
De benadeelde partij heeft meer gevorderd dan de rechtbank zal toewijzen. Voor het overige deel geldt dat de vordering in zoverre onvoldoende is onderbouwd. De rechtbank zal daarom de benadeelde partij in dat deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaren en bepalen dat de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van de benadeelde partij [slachtoffer 1] aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 3.000,--, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 11 september 2022 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 40 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.
Ten aanzien van de verzoeken van de verdediging
De rechtbank ziet geen aanleiding om de maximale termijn van gijzeling te beperken tot nihil dan wel één dag. In dit geval zal vanwege de langdurige behandeling in verband met de op te leggen TBS-maatregel met dwangverpleging een langere gijzeling verdachte niet binnen afzienbare termijn raken. Hoe de situatie na beëindiging van de maatregel zal zijn is zodanig onzeker, dat er onvoldoende grond is om daarop vooruitlopend nu al te bepalen dat gijzeling geen redelijk doel zal dienen.
Tenslotte acht de rechtbank, mede gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, het verzoek van de verdediging om in termijnen te kunnen betalen op dit moment voorbarig. De rechtbank overweegt dat dit verzoek eerst in de executiefase aan de orde kan komen.

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 36f, 37a, 37b, 45, 57, 287 en 289 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 1, impliciet primair en onder 2 primair, impliciet subsidiair, ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het onder 1, impliciet primair en onder 2 primair, impliciet subsidiair, bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte voor het 1 en 2 primair, impliciet subsidiair, bewezen verklaarde niet strafbaar en ontslaat verdachte van alle rechtsvervolging ten aanzien van die feiten;
Oplegging maatregel
- gelast dat verdachte ter beschikking wordt gesteld en beveelt dat hij van overheidswege wordt verpleegd;
Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] met betrekking tot feit 1:
  • wijst de vordering van [slachtoffer 1] toe tot een bedrag van € 38.635,30;
  • veroordeelt verdachte tot betaling aan [slachtoffer 1] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 11 september 2022 tot de dag van volledige betaling;
  • verklaart [slachtoffer 1] voor wat betreft het meer gevorderde niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering voor dat deel kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 1] aan de Staat € 38.635,30 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 11 september 2022 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 228 dagen gijzeling;
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] met betrekking tot feit 2:
  • wijst de vordering van [slachtoffer 1] toe tot een bedrag van € 3.000,--;
  • veroordeelt verdachte tot betaling aan [slachtoffer 1] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 11 september 2022 tot de dag van volledige betaling;
  • verklaart [slachtoffer 1] voor wat betreft het meer gevorderde niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering voor dat deel kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 1] aan de Staat € 3.000,-- te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 11 september 2022 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 40 dagen gijzeling;
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.K. Van Riemsdijk, voorzitter, mrs. E.W.A. Vonk en S. Ourahma, rechters, in tegenwoordigheid van mr. V. Soeteman, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 2 maart 2023.
De voorzitter en de griffier zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1
hij op of omstreeks 11 september 2022 te Vianen, in elk geval in Nederland,
opzettelijk en met voorbedachte rade [slachtoffer 2] van het leven heeft beroofd,
immers heeft verdachte opzettelijk en na kalm beraad en rustig overleg, meermalen,
althans eenmaal, met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in de rug
en/of de buik en/of het hoofd, in elk geval in het lichaam van die [slachtoffer 2] heeft
gestoken en/of geprikt en/of gesneden, tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer 2] is
overleden;
( art 287 Wetboek van Strafrecht, art 289 Wetboek van Strafrecht )
2
hij op of omstreeks 11 september 2022 te Vianen, in elk geval in Nederland, ter
uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 1] opzettelijk
en al dan niet met voorbedachte rade van het leven te beroven meermalen, althans
eenmaal,
- met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in de hand en/of in de
borst, in elk geval in het lichaam van die [slachtoffer 1] heeft gestoken en/of heeft geprikt
en/of heeft gesneden en/of
- een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp dreigend in de richting van die
heeft gehouden en/of
- met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, een of meerdere
snijdende en/of stekende beweging(en) in de richting van de nek, in elk geval het
lichaam van, die [slachtoffer 1] heeft gemaakt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen
misdrijf niet is voltooid;
( art 287 Wetboek van Strafrecht, art 289 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1
Wetboek van Strafrecht )
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 11 september 2022 te Vianen, in elk geval in Nederland,
aan [slachtoffer 1] opzettelijk en met voorbedachten rade zwaar lichamelijk letsel, te
weten een of meerdere steekwond(en) en/of snijwond(en) in de hand en/of de
borst, in elk geval het lichaam van die [slachtoffer 1] , heeft toegebracht door met een mes,
althans een scherp en/of puntig voorwerp, in de hand en/of de borst, in elk geval
het lichaam van die [slachtoffer 1] te steken en/of te prikken en/of te snijden;
( art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 303 lid 1 Wetboek van Strafrecht )

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of
2.Verklaring van verdachte ter terechtzitting 16 februari 2023
3.Proces-verbaal van bevindingen, woordelijke uitwerking verhoor verdachte HAMIE86, pagina’s 100-108, einddossier.
4.Proces-verbaal verhoor getuige [slachtoffer 1] , pagina’s 115 tot en met 124, einddossier.
5.Pagina 116, einddosier.
6.Pagina 119, einddossier.
7.Pagina 120, einddossier.
8.Een geschrift, te weten een schouwverslag, van 11 september 2022, opgemaakt door 11-09-2022 R.B. J. Smit, Forensisch arts GGD regio Utrecht, pagina’s 194 t/m 196, einddossier.
9.Een geschrift, te weten een NFI-rapport Forensisch pathologisch onderzoek naar aanleiding van een mogelijk niet-natuurlijke aard van overlijden van 28 september 2022, opgemaakt door drs. D.J. Rijken Forensisch arts en forensisch patholoog, pagina’s 1 tot en met 7 met als bijlage 1 Uit- en inwendige schouwing, pagina 8 tot en met 15.
10.Een geschrift, te weten een letselrapportage Forensische Geneeskunde GGD regio Utrecht, van 4 november 2022, opgemaakt door M.J. Hondius, Forensisch arts KNMG, pagina’s 142 tot en met 147, einddossier, met fotobijlage, pagina’s 148 tot en met 155, einddossier.
11.Pagina 143, einddossier.