ECLI:NL:RBMNE:2023:863

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
11 januari 2023
Publicatiedatum
1 maart 2023
Zaaknummer
9958596 \ UC EXPL 22-4324
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van facturen voor werkzaamheden in de telecommunicatiesector

In deze civiele procedure vordert eiser, H.O.D.N. '[handelsnaam 1]', betaling van vier facturen van in totaal € 13.887,50 van gedaagde, H.O.D.N. '[handelsnaam 2]'. Eiser heeft werkzaamheden verricht in opdracht van gedaagde, waarbij mondelinge afspraken zijn gemaakt over de vergoeding per adres. Gedaagde heeft verweer gevoerd, stellende dat eiser de werkzaamheden niet of niet correct heeft uitgevoerd en dat hij alleen wil betalen voor de goed uitgevoerde werkzaamheden. De kantonrechter oordeelt dat het aan gedaagde is om te bewijzen dat eiser ten onrechte heeft gefactureerd. Gedaagde heeft zijn verweer onvoldoende onderbouwd en niet aangetoond dat hij eiser in de gelegenheid heeft gesteld om eventuele fouten te herstellen. De kantonrechter wijst de vordering van eiser toe, inclusief de wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten, en veroordeelt gedaagde in de proceskosten. Het totaalbedrag dat gedaagde aan eiser moet betalen bedraagt € 15.258,29, te vermeerderen met wettelijke rente.

Uitspraak

RECHTBANKMIDDEN-NEDERLAND
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Utrecht
Zaaknummer: 9958596 \ UC EXPL 22-4324 RvdH/1037
Vonnis van 11 januari 2023
in de zaak van
[eiser] H.O.D.N. " [handelsnaam 1] ",
wonende in [woonplaats 1] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser] ,
gemachtigde: Van Loon Incasso Advocaten,
tegen
[gedaagde] , H.O.D.N. ' [handelsnaam 2] ',
wonende in [woonplaats 2] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
procederend in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met producties 1 tot en met 6,
- het proces-verbaal van de civiele rolzitting van 29 juni 2022, aan te merken als conclusie van antwoord,
- de mondelinge behandeling van 5 december 2022.
1.2.
De kantonrechter heeft besloten dat de uitspraak vandaag is.

2.Waar gaat het over?

2.1.
[eiser] oefent een bedrijf uit dat elektriciteits- en telecommunicatiekabels legt en de voorbereiding voor het leggen daarvan verzorgt. Op verzoek van [gedaagde] heeft [eiser] adressen beoordeeld en voorbereid. De opdrachtgever van [gedaagde] , VolkerWessels Telecom Glasvezel , zou daarna de kabels leggen.
2.2.
[eiser] en [gedaagde] hebben mondeling afspraken gemaakt over de werkzaamheden. [eiser] zou in ieder geval per beoordeeld adres € 27,50 ontvangen. [eiser] heeft eind 2021 en begin 2022 werkzaamheden voor [gedaagde] verricht.
2.3.
[eiser] heeft zijn werkzaamheden gefactureerd aan [gedaagde] . In deze procedure vordert [eiser] betaling van de volgende vier facturen:
  • F2021-0230 van 1 december 2021 ter hoogte van € 3.135,- (114 stuks)
  • F2021-0232 van 12 december 2021 ter hoogte van € 3.465,- (126 stuks)
  • F2021-0234 van 21 december 2021 ter hoogte van € 3.162,50 (115 stuks)
  • 2022-0001 van 4 januari 2022 ter hoogte van € 4.125,- (150 stuks)
In totaal € 13.887,50, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente vanaf 14 juni 2022. [eiser] vordert ook de tot 14 juni 2022 vervallen wettelijke rente, de buitengerechtelijke incassokosten en de kosten van derden, te vermeerderen met btw. [eiser] heeft ten slotte gevorderd dat [gedaagde] zijn proces- en nakosten betaalt.
2.4.
[gedaagde] voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

3.De beoordeling

3.1.
De kantonrechter is van oordeel dat [gedaagde] de facturen van [eiser] moet betalen. Hierna wordt uitgelegd waarom.
3.2.
[gedaagde] heeft aangevoerd dat hij uit overzichten die hij van KPN heeft ontvangen, afleidt dat [eiser] de gefactureerde werkzaamheden niet of niet juist heeft uitgevoerd. [gedaagde] wil alleen betalen voor de werkzaamheden die wel en goed zijn uitgevoerd. Hij verwacht om die reden een specificatie van [eiser] van zijn werkzaamheden. [eiser] betwist dat hij een deel van de werkzaamheden niet of niet juist heeft uitgevoerd.
3.3.
Het ligt in deze procedure echter op de weg van [gedaagde] om aan te tonen dat [eiser] ten onrechte werkzaamheden in rekening heeft gebracht. Dat [gedaagde] daarvoor afhankelijk is van een specificatie door [eiser] , is niet gebleken. Niet valt in te zien dat [gedaagde] zijn verweer bijvoorbeeld zou kunnen onderbouwen door een vergelijking te maken tussen de lijsten van KPN (met de volgens [gedaagde] afgekeurde adressen) en de adressen waartoe [gedaagde] aan [eiser] opdracht heeft gegeven. [gedaagde] heeft zijn verweer daarom onvoldoende onderbouwd. Daar komt bij dat [gedaagde] niet heeft aangetoond dat hij [eiser] in de gelegenheid heeft gesteld om eventuele onjuist uitgevoerde werkzaamheden te herstellen, terwijl [eiser] die gelegenheid in dat geval wel had moeten krijgen. De kantonrechter wijst daarom de gevorderde hoofdsom ter hoogte van € 13.887,50 toe, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente vanaf 14 juni 2022 tot de voldoening. De over de hoofdsom vervallen wettelijke rente tot 14 juni 2022 van € 457,41 wordt ook toegewezen.
3.4.
[eiser] vordert een bedrag van € 194,22 aan btw, maar hij heeft niet toegelicht waarover die btw is berekend. Hij heeft daarom onvoldoende onderbouwd wat de grondslag voor deze vordering is. Dit deel van de vordering wijst de kantonrechter af.
3.5.
[eiser] vordert vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten van € 913,88. Aan de wettelijke eisen voor een vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten is voldaan. De hoogte van de vordering is getoetst aan het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit). De gevorderde vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten is niet hoger dan het tarief dat in het Besluit is bepaald. Daarom wordt de gevorderde vergoeding toegewezen.
3.6.
Uit het voorgaande volgt dat in totaal het volgende bedrag wordt toegewezen:
- facturen
- tot 14 juni 2022 vervallen wettelijke rente

13.887,00
457,41
- buitengerechtelijke incassokosten
913,88
+
totaal
15.258,29
3.7.
[gedaagde] is de partij die ongelijk krijgt en hij zal daarom in de proceskosten worden veroordeeld. Tot aan dit vonnis worden de proceskosten aan de zijde van [eiser] als volgt vastgesteld:
- kosten van de dagvaarding
107,22
- griffierecht
693,00
- salaris gemachtigde
373,00
(1,00 punt × € 373,00)
Totaal
1.173,22
3.8.
[eiser] vordert afzonderlijk nog € 11,- exclusief btw als vergoeding voor de kosten die hij heeft gemaakt ter verzekering van de juiste gegevens van [gedaagde] . Deze kosten heeft [eiser] niet gespecifieerd en de deurwaarder heeft die ook niet opgenomen als onderdeel van de dagvaardingskosten. De kantonrechter wijst dit deel van de vordering daarom af.
3.9.
De gevorderde veroordeling in de nakosten is toewijsbaar voor zover deze kosten op dit moment kunnen worden begroot. De nakosten zullen dan ook worden toegewezen op de wijze zoals in de beslissing is vermeld.

4.De beslissing

De kantonrechter
4.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiser] te betalen een bedrag van € 15.258,29, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente als bedoeld in artikel 6:119a BW over het toegewezen bedrag, met ingang van 14 juni 2022, tot de dag van volledige betaling,
4.2.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van [eiser] tot dit vonnis vastgesteld op € 1.173,22,
4.3.
veroordeelt [gedaagde] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 124,00 aan salaris gemachtigde,
4.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
4.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. V. van Dam en in het openbaar uitgesproken op 11 januari 2023.