ECLI:NL:RBMNE:2023:860

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
6 februari 2023
Publicatiedatum
1 maart 2023
Zaaknummer
22-3389
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de urgentieverklaring en het zoekprofiel in het bestuursrecht

In deze zaak heeft de rechtbank Midden-Nederland op 6 februari 2023 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen een eiser en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht. Eiser, die sinds augustus 2019 in een tijdelijke woonruimte verblijft, had een urgentieverklaring aangevraagd voor een woning. Deze urgentieverklaring werd op maatschappelijke gronden verleend, maar eiser betwistte de geschiktheid van het aangeboden woningaanbod op basis van zijn persoonlijke omstandigheden en medische klachten. De rechtbank oordeelde dat eiser procesbelang had, ondanks dat hij een woning had geaccepteerd, omdat hij verzocht om vergoeding van proceskosten en een wijziging van het zoekprofiel. De rechtbank concludeerde dat het college zich in redelijkheid op het standpunt had kunnen stellen dat er geen noodzaak was om af te wijken van het vastgelegde zoekprofiel, en dat de urgentieverklaring niet op medische gronden was verleend. Eiser's argumenten over de ongeschiktheid van de woning werden verworpen, en de rechtbank verklaarde het beroep ongegrond. Tevens werd er geen proceskostenveroordeling opgelegd.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 22/3389

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 6 februari 2023 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. J.H.F. de Jong),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht(het college), verweerder
(gemachtigde: W. van Beveren).

Inleiding

Waar de zaak over gaat
1. Eiser verblijft sinds augustus 2019 in het Corporatiehotel dat tijdelijke woonruimte aan dakloze woningzoekenden uit de regio Utrecht biedt en ze helpt door te stromen naar een eigen woonruimte. Op 11 september 2020 is eiser voorgedragen voor uitstroom uit het Corporatiehotel.
2. Op 9 november 2020 is aan eiser op maatschappelijke gronden een urgentieverklaring toegekend met als zoekprofiel een appartement vanaf de eerste etage met maximaal 3 kamers in de gemeente Utrecht.
3. Op 16 juli 2021 (het primaire besluit) is wederom op maatschappelijke gronden een urgentieverklaring aan eiser verstrekt. In het zoekprofiel is ditmaal opgenomen dat aanbieding van een woning in de wijk [locatie 1] is uitgesloten. Eiser heeft hiertegen bezwaar gemaakt.
4. Op 6 augustus 2021 is eiser in het kader van de verleende urgentie een eenmalig woningaanbod gedaan. Eiser is hierbij een driekamerwoning aan de [adres] in de wijk [locatie 2] aangeboden. Die woning heeft eiser onder protest geaccepteerd.
5. Met het besluit van 2 juni 2022 (het bestreden besluit) heeft het college de bezwaren van eiser tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
6. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld. Het college heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
7. De rechtbank heeft het beroep op 12 december 2022 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van het college.

Overwegingen

Het procesbelang
8. Het college betwist dat eiser procesbelang heeft gelet op het feit dat hij inmiddels een woning heeft geaccepteerd. De rechtbank zal daarom eerst beoordelen of eiser nog belang heeft bij een inhoudelijke beoordeling van zijn beroep. De rechtbank overweegt dat dit het geval is. In de eerste plaats omdat eiser in zijn bezwaarschrift verzocht heeft om vergoeding van de door hem gemaakte proceskosten in verband met de behandeling van het bezwaar. Op grond van artikel 7:15, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) worden die kosten uitsluitend vergoed voor zover het bestreden besluit wordt herroepen wegens aan het bestuursorgaan te wijten onrechtmatigheid. Het belang bij de vergoeding van die kosten levert procesbelang op. Zo ook het feit dat eiser gesteld heeft dat hij uit nood en onder protest een woning heeft geaccepteerd die niet geschikt is vanwege zijn medische toestand en het feit dat hij daar zijn moeder en twee minderjarige dochters niet behoorlijk kan huisvesten. [1] Door een eventuele gegrondverklaring van het beroep kan eiser namelijk bereiken dat het college een nieuw besluit moet nemen met wijziging van het zoekprofiel. Met een oordeel over het beroep kan het door eiser beoogde gunstiger resultaat dus worden bereikt. Dat eiser nu al een woning heeft geaccepteerd en dat de urgentie daarmee gebruikt is, staat daar in dit geval niet aan in de weg. De rechtbank zal het beroep daarom inhoudelijk beoordelen.
Is het zoekprofiel correct?
9. Eiser stelt kort samengevat dat het besluit onrechtmatig is, omdat het college het zoekprofiel te algemeen heeft geformuleerd waardoor ook voor hem ongeschikte woningen onder dit zoekprofiel konden worden gebracht die hij niet kon weigeren zonder de urgentie te verliezen. Hij voert ten eerste aan dat de woning vanwege zijn lichamelijke en psychische klachten ongeschikt is. Vanwege zijn fibromyalgie moet de temperatuur in de woning aangepast kunnen worden. Dat is nu niet mogelijk, omdat de woning met stadsverwarming, die de temperatuur niet op een vaste waarde kan houden, wordt verwarmd. De woning is daarnaast niet tochtvrij. Ook ligt de woning niet in een rustige omgeving wat voor hem wel van essentieel belang is gezien zijn posttraumatische stressstoornis, angst- en paniekstoornis. De woning is volgens eiser bovendien erg gehorig en ligt in een probleemwijk. Hierdoor is er regelmatig sprake van geluidsoverlast en worden zijn dochters blootgesteld aan criminele activiteiten die rechtstreeks onder zijn raam plaatsvinden, zoals het dealen en gebruiken van drugs. Verder is de woning vanwege de aanwezigheid van relatief kleine raampjes ongeschikt, omdat dat het gevoel opgesloten zijn opwekt en dat weer een katalysator is gebleken voor zijn psychische problematiek. Ook heeft hij last van een stof- en pollenallergie, waardoor hij afhankelijk is van de mogelijkheid om een gladde vloerbedekking te kunnen plaatsen. Hij voert ten tweede aan dat de woning te klein is om zijn moeder, die weliswaar nog niet over een verblijfvergunning beschikt maar wel regelmatig bij hem verblijft, en zijn dochters te huisvesten. De geringe oppervlakte van de slaapkamer van zijn dochters maakt volgens eiser dat het ongeschikt is voor twee tieners. Hij vindt het bovendien niet meer van deze tijd dat ervan uit wordt gegaan dat zijn dochters op die leeftijd een kamer delen.
Het juridische kader
10. De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
De beoordeling
11.1.
De rechtbank is van oordeel dat het college zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat er in dit geval geen persoonlijke omstandigheden aanwezig zijn die noodzaken tot afwijking van het vastgelegde zoekprofiel. Uit artikel 2.5.3, tweede lid, van de Huisvestingsverordening Regio Utrecht 2019, gemeente Utrecht (de Huisvestingsverordening) volgt dat urgentie verleend wordt voor appartementen (met of zonder lift) vanaf de eerste verdieping. Het zoekprofiel is op dit punt in overeenstemming met de Huisvestingsverordening en ook met de samenstelling van eisers huishouden. Het college heeft daarbij kunnen overwegen dat eisers dochters gedeeltelijk bij de andere ouder wonen. Hoewel de rechtbank begrijpt dat dit wellicht niet de huisvesting is die eiser voor ogen heeft, is zij van oordeel dat het college zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat er in dit geval geen reden is om daarvan af te wijken. De urgentieverklaring die eiser heeft gekregen houdt verband met zijn uitstroom uit het Corporatiehotel. Dat is op grond van artikel 2.5.1e van de Huisvestingsverordening een criterium voor een urgentieverklaring op maatschappelijke gronden. Die urgentieverklaring is gericht op de uitstroom uit het Corporatiehotel en is niet bedoeld voor het verwezenlijken van al dan niet gerechtvaardigde woonwensen. Het college heeft verder terecht geen rekening gehouden met eisers wens dat hij zijn moeder kan huisvesten, omdat zij niet tot zijn huishouden behoort. Eiser stelt dat de woning op medische gronden ongeschikt is. Deze stelling kan, wat er ook van zij, niet leiden tot vernietiging van het bestreden besluit, omdat de urgentie op maatschappelijke en niet op medische gronden is verleend.
11.2.
Op basis van artikel 2.5.3, derde lid, van de Huisvestingsverordening kan het college een tweede zoekprofiel vaststellen als de leefbaarheid daar aanleiding voor geeft.
Dit betekent echter niet automatisch dat eiser ook recht heeft op vaststelling van een tweede zoekprofiel. Dat eiser de woning vanwege zijn lichamelijke en psychische klachten ongeschikt vindt, kan daar geen aanleiding toe geven omdat juist daar de urgentieverklaring op medische gronden voor bedoeld is. Het besluit van het college is echter niet gebaseerd op een aanvraag van eiser om urgentie op medische gronden te verlenen.
De beroepsgrond slaag niet.
Is het college eiser dwangsom verschuldigd?
12. Eiser vindt dat het college hem dwangsom verschuldigd is, omdat de beslistermijn is overschreden. Hij stelt dat het college de bevoegdheid om de beslistermijn te verlengen op oneigenlijke wijze heeft gebruikt door deze voortijdig, voorafgaand aan de indiening van nadere bezwaargronden, te verlengen. Ook stelt hij dat verweerder hem niet tijdig heeft geïnformeerd over het premature karakter van de ingebrekestelling van 3 november 2021.
De beoordeling
13. Op grond van artikel 7:10 van de Awb moet het college binnen zes weken, gerekend vanaf de dag na die waarop de termijn voor het indienen van het bezwaarschrift is verstreken, op het bezwaar beslissen. De termijn waarbinnen eiser bezwaar kon maken tegen het besluit van 16 juli 2021 verstreek op 27 augustus 2021. De termijn om op het ingediende bezwaar te beslissen, liep op grond van artikel 7:10, eerste lid, van de Awb tot en met 9 oktober 2021. Omdat het college de beslistermijn op 29 juli 2021 met 6 weken heeft verlengd, liep de beslistermijn tot en met 20 november 2021. De rechtbank is het niet met eiser eens dat die verlenging onrechtmatig is. Vaste rechtspraak is dat artikel 7:10, derde lid, van de Awb geen motiveringseis stelt aan de schriftelijke mededeling om de beslistermijn te verdagen. [2] Naar het oordeel van de rechtbank heeft het college dan ook terecht geconcludeerd dat de ingebrekestelling van eiser van 3 november 2021 prematuur was. Dat het college eiser daar niet (eerder) van op de hoogte heeft gesteld maakt dat niet anders, omdat het college ook dan geen dwangsom verschuldigd is.
De beroepsgrond slaag niet.
Conclusie
14. De beroepsgronden slagen niet. De rechtbank verklaart het beroep van eiser ongegrond.
15. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.C. Hooker, rechter, in aanwezigheid van mr. M.E.C. Bakker, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 6 februari 2023.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving


Algemene wet bestuursrecht
-
Artikel 7:10
1. Het bestuursorgaan beslist binnen zes weken of – indien een commissie als bedoeld in artikel 7:13 is ingesteld – binnen twaalf weken, gerekend vanaf de dag na die waarop de termijn voor het indienen van het bezwaarschrift is verstreken.
2. De termijn wordt opgeschort gerekend vanaf de dag na die waarop de indiener is verzocht een verzuim als bedoeld in artikel 6:6 te herstellen, tot de dag waarop het verzuim is hersteld of de daarvoor gestelde termijn ongebruikt is verstreken.
3. Het bestuursorgaan kan de beslissing voor ten hoogste zes weken verdagen.
4. Verder uitstel is mogelijk voor zover:
a. alle belanghebbenden daarmee instemmen,
b. de indiener van het bezwaarschrift daarmee instemt en andere belanghebbenden daardoor niet in hun belangen kunnen worden geschaad, of
c. dit nodig is in verband met de naleving van wettelijke procedurevoorschriften.
5. Indien toepassing is gegeven aan het tweede, derde of vierde lid, doet het bestuursorgaan hiervan schriftelijk mededeling aan belanghebbenden.

De Huisvestingsverordening Regio Utrecht 2019, gemeente Utrecht (de Huisvestingsverordening).
-
Artikel 2.4.2.
1.Bij het verlenen van een huisvestingsvergunning wordt voorrang gegeven aan het huishouden passend bij de grootte van de woonruimte.
2.Bij de bepaling van de passendheid wordt voorrang gegeven aan de grootte van het huishouden woningcategorie, kamers en woonoppervlakte, met inachtneming van de volgende tabel:
Huishouden naar personen in
Woonruimte naar kamers
Oppervlakte
Eengezins-woningen
Meergezins-woningen
1 kamer
n.v.t.
1-2
1-2
2 kamers
< 60 m2
1 of 2
1 of 2
> 60 m2
2
1 of 2
3 kamers
< 60 m2
1 of meer
1 of 2
> 60 m2
2 of meer
2 of meer
4 kamers
< 60 m2
2 of meer
2 of meer
> 60 m2
3 of meer
2 of meer
5 kamers
< 80 m2
3 of meer
3 of meer
> 80 m2
5 of meer
5 of meer
6 kamers
< 80 m2
5 of meer
5 of meer
> 80 m2
6 of meer
6 of meer
7 kamers
< 80 m2
6 of meer
6 of meer
> 80 m2
7 of meer
7 of meer
8 kamers
< 80 m2
7 of meer
7 of meer
> 80 m2
8 of meer
8 of meer
3. Bij de toepassing van de voorrangsregel in lid 2 wordt bij woonruimte met vijf of meer kamers, voorrang verleend in aflopende huishoudensgrootte.
4. Burgemeesters en wethouders kunnen van deze tabel afwijken als zij dat in verband met de leefbaarheid nodig achten
-
Artikel 2.5.3.
1. Bij urgentieverlening stellen burgemeester en wethouders een zoekprofiel vast.
2. Urgent woningzoekenden op sociale, medische, mantelzorg- of maatschappelijke gronden, kunnen met hun status "urgent" uitsluitend reageren op het regionale aanbod van appartementen vanaf de 1e verdieping. In geval van een urgentie op medische en mantelzorg gronden kan hiervan worden afgeweken indien in het advies van de adviseur als bedoeld in artikel 2.5.2 lid 1c uitdrukkelijk een ander woningtype wordt geadviseerd.
3. Burgemeester en wethouders kunnen van het standaard regionale zoekprofiel als bedoeld in lid 2 afwijken als de leefbaarheid daar aanleiding voor geeft, wanneer het belet dat de urgent woningzoekende lokaal een passende woonruimte krijgt toegewezen omdat in de lokale woningvoorraad bepaalde woningtypen ontbreken of naar verwachting niet binnen 6 maanden vrij voor verhuur komen en huisvesting in de woongemeente sociaal of maatschappelijk, noodzakelijk wordt geacht. In dit geval wordt door burgemeester en wethouders een tweede zoekprofiel vastgesteld, waarmee de urgent woningzoekende uitsluitend op het woningaanbod in de betreffende gemeente waar het probleem is ontstaan, kan reageren.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 9 mei 2018 ECLI:NL:RVS:2018:1563 r.o. 3.2. en 10 augustus 2022 ECLI:NL:RVS:2022:2308 r.o. 5.
2.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling 3 april 2019 ECLI:NL:RVS:2019:1026 (minjus.nl) r.o. 6.2.