ECLI:NL:RBMNE:2023:859

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
1 maart 2023
Publicatiedatum
1 maart 2023
Zaaknummer
22-2492
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging WIA-uitkering wegens minder dan 35% arbeidsongeschiktheid

In deze zaak heeft eiser, die in het verleden als medewerker dienstverlening werkte, een WIA-uitkering aangevraagd na uitval op 11 september 2018. Het UWV heeft hem aanvankelijk volledig arbeidsongeschikt verklaard, maar na bezwaar en herbeoordeling door een verzekeringsarts is vastgesteld dat eiser minder dan 35% arbeidsongeschikt is. Dit leidde tot een voornemen van het UWV om de WIA-uitkering per 20 juni 2022 te beëindigen, wat resulteerde in een bestreden besluit op 19 april 2022. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld, waarbij hij aanvoert dat hij volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is door een ernstige psychische stoornis. De rechtbank heeft de zaak op 2 december 2022 behandeld, waarbij eiser en zijn gemachtigde aanwezig waren. De rechtbank concludeert dat het UWV terecht heeft vastgesteld dat eiser niet voldoet aan de criteria voor een IVA-uitkering, omdat er geen sprake is van duurzaam benutbare mogelijkheden. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en oordeelt dat de medische beoordeling van het UWV juist is. Eiser krijgt geen gelijk en er is geen aanleiding voor proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 22/2492

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 23 december 2022 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: E.M. Hendrikson),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(Uwv), verweerder
(gemachtigde: R. van den Brink).

Inleiding

De feiten
1. Eiser heeft in het verleden als medewerker dienstverlening gewerkt. Op 11 september 2018 is hij voor dit werk uitgevallen. Na een wachttijd van 104 weken heeft hij een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) aangevraagd.
2. Het Uwv heeft met het besluit van 12 augustus 2021 (het primaire besluit) eiser vanwege een ernstige psychische stoornis volledig arbeidsongeschikt geacht. Aan hem is daarom per 8 september 2020 een WIA-uitkering toegekend.
3. Eiser heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt omdat hij van mening is dat hij naast volledig ook duurzaam arbeidsongeschikt is en daarom recht heeft op een uitkering voor volledig en duurzaam arbeidsongeschikten (IVA-uitkering).
4. Een verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft naar aanleiding van het bezwaar opnieuw naar de zaak van eiser gekeken en heeft geconcludeerd dat er reden is om van het oordeel van de primaire verzekeringsarts af te wijken. Hij heeft in zijn rapport van 3 februari 2022 gesteld dat er bij eiser weliswaar sprake is van een complexe, lang bestaande aandoening, maar dat dit niet als een ernstige psychische stoornis kan worden gekwalificeerd. Hij heeft vastgesteld dat er sprake is van benutbare mogelijkheden. Hij heeft daarom een functionelemogelijkhedenlijst (FML) opgesteld waarin hij de beperkingen van eiser heeft opgenomen. Vervolgens heeft een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep van het UWV vastgesteld dat er drie functies zijn die hij met zijn beperkingen nog zou kunnen uitvoeren. Op basis daarvan is de mate van arbeidsongeschiktheid van eiser op 14,6% vastgesteld.
5. Het Uwv heeft gelet daarop op 18 maart 2022 een voornemen tot wijziging van het primaire besluit naar eiser gestuurd. Het Uwv heeft in de brief kenbaar gemaakt dat hij van plan is om de WIA-uitkering van eiser per 20 juni 2022 te beëindigen omdat hij minder dan 35% arbeidsongeschikt is.
6. Op 19 april 2022 (het bestreden besluit) heeft het Uwv de bezwaren van eiser tegen het primaire besluit gegrond verklaard en bepaald dat de WIA-uitkering per 20 juni 2022 wordt beëindigd.
7. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld. Het Uwv heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
8. De rechtbank heeft het beroep op 2 december 2022 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser, bijgestaan door bedrijfsarts en niet-praktiserend verzekeringsarts [A] , en de gemachtigde van het Uwv.

Beoordeling door de rechtbank

Het geschil
9.1.
Eiser stelt in de eerste plaats dat hij niet in staat is om te werken en volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is. Als gevolg van een ernstige psychische stoornis functioneert hij dermate minimaal dat hij niet zelfredzaam is. Hij ondervindt dagelijks de gevolgen van traumatische gebeurtenissen in het verleden. Hij licht toe dat de primaire verzekeringsarts geen uitkering voor volledig en duurzaam arbeidsongeschikten heeft toegekend omdat er nog een indicatie was voor een specifieke behandeling bij het UMC Utrecht. Omdat inmiddels is vastgesteld dat die behandeling niet voor hem geschikt is en de kans op (structurele) verbetering daarmee verkeken is, voldoet hij nu wel, wellicht niet in strikte maar wel in praktische zin, aan alle criteria om in aanmerking te komen voor een IVA-uitkering. Duidelijk is namelijk dat hij al jaren niet (meer) in staat is om aan de maatschappij deel te nemen. Eiser betoogt dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep onvoldoende rekening heeft gehouden met het feit dat hij al 20 tot 30 jaar met diverse medische aandoeningen rondloopt en daardoor nog nooit duurzaam op de reguliere arbeidsmarkt heeft kunnen werken en daarom ook geen arbeidsverleden heeft kunnen opbouwen. Hij wijst op het feit dat hij verschillende intensieve behandelingen heeft gevolgd zonder structurele verbetering en dat er inmiddels sprake is van therapieresistentie. Ter onderbouwing heeft hij een brief overgelegd van de door hem ingeschakelde bedrijfsarts en niet-praktiserend verzekeringsarts (de bedrijfsarts) van 27 mei 2022, van zijn gespecialiseerd ambulant begeleider van 19 september 2022 en van zijn vriendin.
9.2.
Eiser stelt in de tweede plaats dat hij meer en verdergaand beperkt is dan dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft aangenomen.
Het toetsingskader
10.1.
Het wettelijk kader is opgenomen in de bijlage, die deel uitmaakt van deze uitspraak.
10.2.
De rechtbank moet beoordelen of het UWV terecht stelt dat eiser voor 14,6% arbeidsongeschikt is. De rechtbank moet die vraag beantwoorden aan de hand van wat eiser daartegen heeft ingebracht. Belangrijk punt hierbij is dat het gaat om de medische toestand van eiser op 8 september 2020, de datum in geding.
De beoordeling
Is er sprake van geen benutbare mogelijkheden?
11. In artikel 2, vijfde lid, onder a tot en met d, van het Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten (Schattingsbesluit) zijn de vier situaties beschreven waarin benutbare mogelijkheden niet aanwezig zijn. Als er geen sprake is van benutbare mogelijkheden en de arbeidsongeschiktheid duurzaam van aard is, komt eiser voor een IVA uitkering in aanmerking. Niet ter discussie staat dat de situaties, genoemd onder a tot en met c, van artikel 2, vijfde lid, van het Schattingsbesluit in het geval van eiser niet aan de orde waren, te weten opname in een ziekenhuis of erkende instelling, bedlegerigheid dan wel afhankelijkheid van anderen voor het uitvoeren van de algemeen dagelijkse levensverrichtingen. Eiser beroept zich op het criterium onder d, te weten de situatie waarin een betrokkene als gevolg van een ernstige psychische stoornis in zijn zelfverzorging, in zijn directe samenlevingsverband en ook in zijn sociale contacten niet of dermate minimaal functioneert dat hij psychisch niet zelfredzaam is. De stelling van eiser, dat hij op de datum in geding niet beschikte over duurzaam benutbare mogelijkheden, wordt door de rechtbank niet gevolgd. Dat er sprake is van een situatie van geen benutbare mogelijkheden is niet met objectieve of medische gegevens onderbouwd. Door de verzekeringsarts bezwaar en beroep is in het rapport van 3 februari 2022 en 22 april 2022 daarentegen toereikend gemotiveerd dat bij eiser geen sprake is van één van de uitzonderingscategorieën voor het aannemen van geen benutbare mogelijkheden. Hij heeft gesteld dat, alhoewel er sprake is van een complexe en lang bestaande aandoening met grotendeels therapieresistente, chronische problematiek en als gevolg daarvan beperkt functioneren op meerdere niveaus, de aandoening niet als ernstige psychische stoornis kan worden gezien zoals het bedoeld is in het Schattingsbesluit. Dit komt volgens hem ook niet uit de diagnose van de behandelaars naar voren. Hij wijst op het feit dat voor het aannemen van geen benutbare mogelijkheden er sprake moet zijn van onvermogen tot functioneren op alle drie niveaus. Dit is bij eiser niet het geval. Uit de (gerichte) anamnese en het psychiatrisch rapport blijkt dat er geen sprake is van verlies van zelfredzaamheid zoals bedoeld wordt in het Schattingsbesluit. Hij wijst daarnaast op het feit dat eisers Global Assessment of Functioning score (GAF-score), een scoresysteem om te beoordelen hoe goed een persoon in zijn dagelijks leven functioneert, die conclusie ook niet ondersteund. Ook merkt hij op dat eiser jarenlang met zijn problematiek op de werkvloer heeft gefunctioneerd. De rechtbank kan de verzekeringsarts bezwaar en beroep daarin volgen en ziet geen aanleiding om aan de juistheid daarvan te twijfelen. Vooral omdat de door eiser ingeschakelde bedrijfsarts niet betwist dat eiser niet aan de in het Schattingsbesluit genoemde criteria voldoet voor het aannemen van geen benutbare mogelijkheden. De bestaande wetgeving laat geen ruimte om, zoals door eiser is bepleit, in dit soort gevallen toch daartoe over te gaan.
De beroepsgrond slaagt niet.
Is eiser meer en verdergaand beperkt dan is aangenomen?
12. Eiser vindt dat zijn beperkingen zijn onderschat. Ook hier is de rechtbank het niet met eiser eens. Als gevolg van zijn psychische problematiek zijn er in de diverse rubrieken van de FML beperkingen aangenomen. De rechtbank vindt dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep voldoende heeft uitgelegd waarom niet meer of andere beperkingen zijn aangenomen. Aan de stukken die de door eiser ingeschakelde bedrijfsarts heeft ingebracht kan niet de waarde worden toegekend die eiser daaraan hecht omdat daaruit niet kan worden afgeleid dat bij hem sprake is van meer of andere beperkingen op de datum in geding dan die door de verzekeringsarts bezwaar en beroep in de FML van 3 februari 2022 zijn aangenomen. Gelet op het hiervoor genoemde heeft de rechtbank geen reden om te twijfelen aan de juistheid van de medische grondslag van het bestreden besluit.
De beroepsgrond slaagt niet.
Zijn de geduide functies geschikt?
13. Uitgaande van de juistheid van de medische beoordeling is er geen aanleiding tot twijfel aan de medische geschiktheid van de door de arbeidsdeskundige geselecteerde functies. De enkele stelling van eiser dat hij niet eens is met de arbeidskundige beoordeling en de uitkomst daarvan, is daarvoor onvoldoende.
De beroepsgrond slaagt niet.
Conclusie
14. Eiser krijgt geen gelijk. Dat betekent dat de rechtbank het beroep ongegrond verklaart.
15. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.C. Hooker, rechter, in aanwezigheid van P. Molenaar, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 23 december 2022.
De griffier is niet in staat
de uitspraak te ondertekenen.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving


Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA)
- Artikel 4
1. Volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is hij die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling duurzaam slechts in staat is om met arbeid ten hoogste 20% te verdienen van het maatmaninkomen per uur.
2. In het eerste lid wordt onder duurzaam verstaan een medisch stabiele of verslechterende situatie.
3. Onder duurzaam wordt mede verstaan een medische situatie waarbij op lange termijn een geringe kans op herstel bestaat.
- Artikel 6, eerste lid
1. De beoordeling of iemand volledig en duurzaam arbeidsongeschikt of gedeeltelijk arbeidsgeschikt is, wordt gebaseerd op een verzekeringsgeneeskundig en een arbeidskundig onderzoek.
[*]

Het Schattingsbesluit Arbeidsongeschiktheidswetten (Schattingsbesluit)
- artikel 2
[*]
5. Benutbare mogelijkheden als bedoeld in het tweede tot en met het vierde lid zijn alleen dan niet aanwezig indien:
a. betrokkene is opgenomen in een ziekenhuis of in een instelling als bedoeld in artikel 1,
eerste lid, onderdeel f, van de Wet toelating zorginstellingen die zorg verleent waarop
aanspraak bestaat ingevolge de Wet langdurige zorg, met uitzondering van een inrichting
waar geestelijk gestoorde delinquenten van overheidswege verpleegd worden;
b. betrokkene bedlegerig is;
c. betrokkene voor het uitvoeren van activiteiten van het dagelijks leven dermate afhankelijk
is dat hij lichamelijk niet zelfredzaam is; of
d. betrokkene als gevolg van een ernstige psychische stoornis in zijn zelfverzorging, in zijn
directe samenlevingsverband alsook in zijn sociale contacten, waaronder zijn
werkrelaties, niet of dermate minimaal functioneert dat hij psychisch niet zelfredzaam is.
[*]