Overwegingen
1. Een bezwaarschrift moet worden ingediend binnen zes weken nadat het besluit bekend is gemaakt (artikelen 6:7 en 6:8 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)). In artikel 3:41 van de Awb staat hoe dat bekendmaken gebeurt. In dit geval is de WOZ-beschikking bekendgemaakt op 13 februari 2021. Het bezwaarschrift had dus uiterlijk op 29 maart 2021 door verweerder ontvangen moeten zijn. Verweerder heeft het bezwaar ontvangen op
1 april 2021. Dat is buiten de wettelijk voorgeschreven termijn. De hoofdregel is dan dat verweerder het bezwaarschrift niet inhoudelijk mag behandelen. Soms is dat anders. Dan is er een geldige reden waarom het bezwaarschrift te laat is ingediend. Het gaat dan om omstandigheden waar eiseres niets aan kan doen.
2. Vast staat dat de dagtekening van de aanslag 13 februari 2021 is. Er is geen aanleiding om aan te nemen dat de verzending ervan later dan die datum heeft plaatsgevonden. Het bezwaarschrift is bij verweerder ontvangen op 1 april 2021, dus binnen een week na afloop van de wettelijke termijn. Het bezwaarschrift is daarom niet tijdig ingediend, tenzij het uiterlijk op 29 maart 2021 ter post is bezorgd (artikel 6:9, tweede lid, Awb).
3. Eiseres heeft op de zitting naar voren gebracht dat zij het bezwaarschrift binnen de wettelijke termijn ter post heeft bezorgd. Het poststempel op de enveloppe met de datum 31 maart 2021 betekent volgens eiseres niet dat het bezwaarschrift toen pas ter post is bezorgd. Er kan bij PostNL iets fout zijn gegaan, waarom het poststuk pas later is gestempeld.
4. De rechtbank stelt vast dat eiseres het bezwaarschrift pas na afloop van de wettelijke termijn ter post heeft bezorgd, zodat zij geen beroep kan doen op artikel 6:9, tweede lid, van de Awb. Aan de hand van de datumstempel van verweerder op het bezwaarschrift is voldoende gebleken dat het bezwaarschrift op 1 april 2021 is ontvangen door verweerder. De gebruikte enveloppe bevat verder een poststempel van 31 maart 2021. De rechtbank gaat er dan ook van uit dat het bezwaarschrift op 31 maart 2021 ter post is aangeboden. De enkele stelling van eiseres dat iets mis kan zijn gegaan bij PostNL is voor de rechtbank geen reden om daar anders over te oordelen.
5. Bij overschrijding van de zes-wekentermijn is de hoofdregel dat verweerder het bezwaar niet inhoudelijk mag behandelen. Soms is dat anders. Dan is er een geldige reden waarom het bezwaarschrift te laat is ingediend. Het gaat dan om omstandigheden waar eiseres niets aan kan doen. Dat wordt ook wel een ‘verschoonbare reden’ genoemd.
6. In haar bezwaarschrift heeft eiseres geen reden gegeven waarom zij te laat was. Omdat verweerder moet beoordelen of er een geldige reden is voor het te laat indienen van het bezwaarschrift, moet verweerder vragen naar de reden waarom het bezwaarschrift te laat is ingediend. Verweerder heeft dit niet gedaan en heeft het bezwaar van eiseres
niet–ontvankelijk verklaard, zonder te beoordelen of er een geldige reden was voor de te late indiening van het bezwaarschrift.
7. Het beroep is om bovenstaande reden gegrond en de uitspraak op bezwaar moet op dit onderdeel worden vernietigd. De rechtbank zal vervolgens beoordelen of sprake is van een verschoonbare reden voor de termijnoverschrijding.
8. De rechtbank heeft in de brief 4 februari 2022 alsnog aan eiseres gevraagd waarom zij het bezwaarschrift te laat heeft ingediend. Eiseres heeft hier niet op gereageerd. Vervolgens heeft de rechtbank bij aangetekende brief van 23 maart 2022 een herinnering gestuurd. Deze herinnering is op 24 maart 2022 ontvangen door eiseres volgens Track & Trace van PostNL.
Bij brief van 18 februari 2022, ontvangen door de rechtbank op 22 maart 2022, heeft eiseres de rechtbank meegedeeld dat het bezwaar wel degelijk op tijd is verstuurd, namelijk binnen zes weken ná ontvangst van het aanslagbiljet.
9. Zoals de rechtbank hiervoor al heeft overwogen, is het bezwaarschrift te laat ingediend. Wat eiseres als reden hiervoor aanvoert, kan niet als een verschoonbare reden worden aangemerkt. Dat betekent dat het bezwaar niet-ontvankelijk kan worden verklaard. Omdat verweerder dat met de bestreden uitspraak op bezwaar ook heeft gedaan, zal de rechtbank de rechtsgevolgen van de te vernietigen uitspraak op bezwaar in stand laten. Het beroep is dus gegrond, maar de inhoudelijke beslissing verandert niet (het bezwaar van eiseres blijft niet-ontvankelijk).
Overschrijding van de redelijke termijn
10. Tussen de ontvangst van het bezwaarschrift op 1 april 2021 en de uitspraak op het beroep van 2 januari 2023 zijn (afgerond) 21 maanden verstreken. De redelijke termijn is dus niet overschreden.
11. Omdat het beroep gegrond is moet verweerder het griffierecht aan eiseres betalen.
12. Eiseres krijgt ook een vergoeding voor de proceskosten die zij heeft gemaakt. Verweerder moet dit betalen. Volgens het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb) is dit een vast bedrag van € 759,-, voor de kosten die eiseres heeft moeten maken voor het inschakelen van een professionele (juridische) hulpverlener (1 punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 759,- en een wegingsfactor 1). Verder zijn er geen kosten gemaakt die op grond van het Bpb vergoed kunnen worden.