ECLI:NL:RBMNE:2023:8

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
3 januari 2023
Publicatiedatum
3 januari 2023
Zaaknummer
16-095499-22
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een minderjarige verdachte voor diefstal met geweld en auto-inbraak

Op 3 januari 2023 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een minderjarige verdachte, geboren in 2004, die werd beschuldigd van diefstal met geweld en auto-inbraak. De zaak werd behandeld achter gesloten deuren, gezien de minderjarigheid van de verdachte. Tijdens de zitting op 20 december 2022 was de verdachte aanwezig, samen met zijn advocaat, mr. S. Melliti, en de officier van justitie, mr. F. Rethmeier. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan twee feiten: de diefstal van een camera en statief op 14 april 2022, en de diefstal van een stuurwiel en airbag uit een auto op 14 augustus 2022. De verdachte heeft beide feiten bekend.

De rechtbank oordeelde dat de diefstal van de camera en het statief gepaard ging met geweld en bedreiging, waarbij slachtoffers werden belaagd. De diefstal van het stuurwiel en de airbag vond plaats na het inslaan van een autoruit. De rechtbank achtte de betrokkenheid van de verdachte bij beide feiten bewezen, en concludeerde dat hij een substantiële bijdrage heeft geleverd aan de diefstal van het stuurwiel en de airbag.

De rechtbank legde de verdachte een jeugddetentie op van 80 dagen, waarvan 28 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar. Daarnaast werden bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder een meldplicht bij een reclasseringsinstelling en het verkrijgen van een gestructureerde dagbesteding. De rechtbank wees ook een schadevergoeding toe aan de benadeelde partij, [onderneming], ter hoogte van € 2.394,57, te vermeerderen met wettelijke rente.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16-095499-22
Vonnis van de meervoudige kamer van 3 januari 2023
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [2004] te [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres 1] , [postcode] te [woonplaats] ,
hierna te noemen: [verdachte] .

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
20 december 2022. [verdachte] was bij deze zitting aanwezig, waardoor juridisch gezien sprake is van een vonnis op tegenspraak. Omdat [verdachte] ten tijde van het tenlastegelegde feit minderjarig was, heeft de rechtbank de zaak achter gesloten deuren behandeld.
De rechtbank heeft tijdens de zitting gesproken met en geluisterd naar de standpunten van [verdachte] , zijn advocaat mr. S. Melliti en de officier van justitie mr. F. Rethmeier. Daarnaast waren aanwezig [A] , [.] bij de Raad voor de Kinderbescherming (de Raad), en [B] , [..] bij Samen Veilig Midden-Nederland (Samen Veilig).

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. Kort gezegd verdenkt de officier van justitie [verdachte] ervan dat hij:
feit 1: op 14 april 2022 in Utrecht samen met een ander met geweld en/of bedreiging met geweld een camera en een statief heeft gestolen toebehorend aan [onderneming] ;
feit 2: op 14 augustus 2022 in Utrecht samen met een ander een stuurwiel en een airbag heeft gestolen toebehorend aan [slachtoffer 1] door een autoruit in te slaan.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van [verdachte] en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht de ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft erop gewezen dat [verdachte] de ten laste gelegde feiten heeft bekend. Zij heeft geen bewijsverweer gevoerd en heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen
Feit 1 [1]
Het feit is door [verdachte] begaan. [verdachte] heeft het ten laste gelegde feit bekend. De raadsvrouw heeft geen vrijspraak voor dit feit bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
-
de bekennende verklaring van [verdachte] afgelegd op de zitting van 20 december 2022: [2]
-
de aangifte van [slachtoffer 2] ; [3]
-
de aangifte van [slachtoffer 3] . [4]
Feit 2 [5]
Het feit is door [verdachte] begaan. [verdachte] heeft het ten laste gelegde feit bekend. De raadsvrouw heeft geen vrijspraak voor dit feit bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
-
de bekennende verklaring van [verdachte] afgelegd op de zitting van 20 december 2022: [6]
-
de aangifte van [slachtoffer 1] ; [7]
-
het proces-verbaal van bevindingen over de melding en het ter plaatse gaan door verbalisanten. [8]
Bewijsoverweging feit 2
De rechtbank acht het tenlastegelegde medeplegen, bewezen.
De betrokkenheid aan een strafbaar feit als medeplegen kan worden bewezenverklaard indien is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking.
Uit de bewijsmiddelen leidt de rechtbank met betrekking tot de betrokkenheid van verdachte en medeverdachte(n) bij het tenlastegelegde het volgende af. Een medeverdachte heeft een ruit van de auto verbroken. Op diens verzoek heeft [verdachte] zijn telefoon aan die medeverdachte gegeven zodat deze met behulp van de flashlight het stuurwiel en de airbag weg kon nemen. [verdachte] is daarbij naast de auto blijven staan. [verdachte] heeft vervolgens met medeverdachte samen met de buit plaatsgenomen in een andere auto die werd bestuurd door een andere jongen. Medeverdachte is teruggegaan om de telefoon van verdachte, die nog in de auto lag, op te halen. Verbalisanten hebben vervolgens de auto waarin verdachte als bijrijder zat, een stopteken gegeven. Verdachte is toen weggerend met de buit (het stuurwiel en de airbag-unit) en heeft deze spullen onderweg weggegooid.
De rechtbank is, gelet op voorgaande, van oordeel dat [verdachte] op 14 augustus 2022 een substantiële bijdrage heeft geleverd aan de diefstal van het stuurwiel en de airbag-unit uit de auto van [slachtoffer 1] , waarbij een autoraam is ingeslagen, zodat sprake is geweest van medeplegen.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte] :
1. op 14 april 2022 te [plaats] tezamen en in vereniging met een ander een camera en een statief die aan [onderneming] toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan en vergezeld door geweld en werd gevolgd door bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, gemakkelijk te maken, en om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
- die [slachtoffer 2] een duw te geven (ten gevolge waarvan die [slachtoffer 2] ten val kwam),
- aan voornoemd statief te trekken, waar die [slachtoffer 3] haar been tussen had gestoken (ten gevolge waarvan die [slachtoffer 3] over de grond werd meegetrokken) en
- een schroevendraaier te tonen aan die [slachtoffer 2] .
2. hij op 14 augustus 2022 te [plaats] tezamen en in vereniging met een of meer anderen, uit een auto het stuurwiel en de airbagunit die aan [slachtoffer 1] toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft en die weg te nemen goederen onder hun bereik hebben gebracht door middel van braak en verbreking.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. [verdachte] is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. [verdachte] wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
Feit 1: diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en gevolgd van bedreiging met geweld, gepleegd tegen personen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, gemakkelijk te maken en om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
Feit 2: diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en verbreking.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van [verdachte] uitsluit. [verdachte] is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd [verdachte] ter zake van het door haar bewezen geachte te veroordelen tot een jeugddetentie van zes maanden, met aftrek van het voorarrest, waarvan een gedeelte van drie maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, met de door de Raad geadviseerde bijzondere voorwaarden.
Wat haar betreft is het opleggen van een contactverbod met de medeverdachten van beide feiten, zoals de Raad heeft geadviseerd, niet nodig. De verantwoordelijkheid voor de juiste contacten moet bij [verdachte] zelf worden neergelegd.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht om een taakstraf van 120 uren op te leggen, met aftrek van de tijd die [verdachte] in voorarrest heeft doorgebracht, en daarnaast een voorwaardelijke jeugddetentie voor de duur van één maand met de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd. Wat betreft het geadviseerde contactverbod met de medeverdachten refereert zij zich aan het oordeel van de rechtbank.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van [verdachte] , zoals ter terechtzitting is gebleken.
8.3.1.
De ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan
[verdachte] heeft zich samen met een ander schuldig gemaakt aan de diefstal van een camera en een statief. Een cameraploeg was opnames aan het maken voor een televisieprogramma en zij werden belaagd door [verdachte] en de medeverdachte. De cameraman kreeg een duw in zijn rug, waardoor hij ten val kwam. Vervolgens werd door de verdachten geprobeerd de camera en het statief te pakken, maar de geluidstechnicus wilde dit voorkomen door zich vast te klemmen aan het statief. Dit had tot gevolg dat zij over de grond werd meegetrokken. Ook heeft [verdachte] een schroevendraaier getoond richting de cameraman om met de spullen weg te kunnen komen.
Met het plegen van deze straatroof heeft [verdachte] er blijk van gegeven geen enkel respect te hebben voor de persoonlijke eigendommen van een ander en zich uitsluitend door financieel gewin te hebben laten leiden. Bovendien heeft [verdachte] er blijkbaar niet bij stilgestaan welke gevolgen deze beroving voor de slachtoffers zou hebben. De rechtbank vindt het extra kwalijk dat het delict is gepleegd op de klaarlichte dag, dichtbij een school. Daarbij komt dat niet alleen de directe slachtoffers van zo’n delict gevolgen ondervinden, maar dat een dergelijke feit ook gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving versterkt. Dit neemt de rechtbank [verdachte] kwalijk.
Daarnaast heeft [verdachte] zich samen met een ander schuldig gemaakt aan een auto-inbraak.
Hierbij is het stuurwiel en de airbag uit de auto gestolen. [verdachte] heeft hiermee niet alleen inbreuk gemaakt op de eigendomsrechten van de eigenaar van de auto, maar haar ook schade en overlast bezorgd. [verdachte] heeft hiermee wederom aangetoond geen enkel respect te hebben voor de persoonlijke eigendommen van een ander en zich uitsluitend door financieel gewin te hebben laten leiden.
8.3.2.
De persoonlijke omstandigheden
De rechtbank heeft gekeken naar het uittreksel uit de justitiële documentatie (het strafblad) van [verdachte] van 23 november 2022. Daaruit blijkt dat [verdachte] niet eerder is veroordeeld voor een soortgelijk strafbaar feit. Hiermee zal de rechtbank noch in het voordeel noch in het nadeel van [verdachte] rekening houden.
[verdachte] heeft zich tijdens de schorsing van de voorlopige hechtenis schuldig gemaakt aan feit 2, waardoor de schorsing van de voorlopige hechtenis is opgeheven. Nadat de voorlopige hechtenis opnieuw is geschorst, heeft [verdachte] zich niet gehouden aan de meldplicht en is [verdachte] opnieuw vastgezet. De rechtbank zal dit in het nadeel meewegen in de aan [verdachte] op te leggen straf.
Ook heeft de rechtbank kennisgenomen van het advies van de Raad van 31 oktober 2022. De Raad heeft bij e-mailbericht van 19 december 2022 aangegeven dat het advies van 31 oktober 2022 inmiddels achterhaald is, omdat Samen Veilig de maatregel ITB Harde Kern negatief heeft teruggemeld. Samen Veilig acht ITB Harde Kern niet meer haalbaar en meent dat (deels) voorwaardelijke jeugddetentie met begeleiding door [instelling 1] , de volwassenreclassering, meer passend is om herhaling van delict gedrag tegen te gaan. Het advies luidt nu dat [verdachte] zich dient te houden aan de bijzondere voorwaarden dat hij meewerkt aan begeleiding door de [instelling 1] , zich inzet voor het verkrijgen en behouden van een gestructureerde dag- en vrijetijdsbesteding, zich houdt aan een contactverbod met de medeverdachten, meewerkt aan behandeling bij [instelling 2] of een soortgelijke instelling, indien dit noodzakelijk wordt geacht door de reclassering en tot slot dat de [instelling 1] opdracht wordt gegeven toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en [verdachte] hierbij begeleidt.
Mevrouw [B] heeft advies van SamenVeilig op de zitting toegelicht en aangevuld. Zij geeft aan dat bij [verdachte] geen kindfactoren meer te zien zijn, maar dat hij bewuste keuzes maakt. Zelf na officiële waarschuwingen heeft [verdachte] zich niet aan de afspraken in het kader van de ITB Harde Kern gehouden. Het advies is dan ook de begeleiding voort te laten zetten door de volwassenreclassering. Zij gaan als volwassene met [verdachte] om, hij is dan zelf verantwoordelijk voor het verloop van de begeleiding.
8.3.3.
Conclusie
Gelet op alle hiervoor genoemde feiten en omstandigheden kan niet met een andere strafmodaliteit worden volstaan dan een vrijheidsbenemende straf. Het is zorgwekkend dat [verdachte] zich op jonge leeftijd schuldig heeft gemaakt aan de tenlastegelegde feiten. [verdachte] heeft ter zitting wel openheid van zaken gegeven en daarmee verantwoordelijkheid genomen voor zijn gedrag. De rechtbank zal dan ook geen onvoorwaardelijke jeugddetentie opleggen die langer duurt dan het voorarrest. De rechtbank acht het echter wel van belang dat [verdachte] op het juiste pad blijft en zal daarom ook een voorwaardelijke jeugddetentie opleggen.
Alles afwegend is de rechtbank van oordeel dat de volgende straf passend en geboden is: een jeugddetentie van 80 dagen, waarvan 28 dagen voorwaardelijk, met aftrek van de tijd die [verdachte] in voorarrest heeft doorgebracht (namelijk 52 dagen), met een proeftijd van 2 jaar. De rechtbank zal aan de voorwaardelijke jeugddetentie de volgende bijzondere voorwaarden verbinden: een meldplicht bij [instelling 1] en het krijgen en behouden van een zinvolle dagbesteding, waarbij aan de [instelling 1] opdracht wordt gegeven om toezicht te houden op de naleving van de bijzondere voorwaarden en [verdachte] ten behoeve daarvan te begeleiden.
De rechtbank neemt niet de door de Raad geadviseerde bijzondere voorwaarde omtrent de behandeling bij [instelling 2] of een soortgelijke instelling over, omdat onvoldoende is gebleken wat [verdachte] voor concrete behandeling nodig heeft. De reclassering kan, indien daar concrete aanleiding voor bestaat, de rechtbank via de officier van justitie verzoeken de bijzondere voorwaarden te wijzigen, zodat behandeling onderdeel wordt van de bijzondere voorwaarden. Ook neemt de rechtbank het contactverbod met de medeverdachten niet op als bijzondere voorwaarde, omdat de meerwaarde daarvan de rechtbank niet is gebleken.

9.BENADEELDE PARTIJ

[onderneming] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 2.394,57. Dit bedrag bestaat uit materiële schade ten gevolge van het aan [verdachte] onder 1 ten laste gelegde feit.
9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering geheel toegewezen dient te worden. De officier van justitie verzoekt de vordering hoofdelijk toe te wijzen met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en vermeerderd met de wettelijke rente.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft geen standpunt ingenomen ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat de materiële schade tot een bedrag van € 2.394,57 een rechtstreeks gevolg is van het bewezenverklaarde feit en dat [verdachte] aansprakelijk is voor die schade. De rechtbank zal de vergoeding hoofdelijk tot voornoemd bedrag toewijzen te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 14 april 2022 tot de dag van volledige betaling, met dien verstande dat indien en voor zover reeds door een ander/anderen (gedeeltelijk) is betaald, [verdachte] (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd.
[verdachte] zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van de benadeelde partij aan [verdachte] hoofdelijk de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag
€ 2.394,57 te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 14 april 2022 tot de dag van volledige betaling. Als [verdachte] niet betaalt, zal deze verplichting niet worden aangevuld met gijzeling omdat [verdachte] nog minderjarig was ten tijde van het plegen van de feiten.
Een betaling die [verdachte] doet aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien [verdachte] betaalt aan de benadeelde partij.

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 36f, 77a, 77g, 77i, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg, 311 en 312 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een jeugddetentie van
80 dagen;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, te weten 52 dagen, bij de tenuitvoerlegging van de jeugddetentie in mindering zal worden gebracht;
- bepaalt dat van de jeugddetentie een gedeelte van
28 dagenniet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene en bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een
proeftijd van 2 (twee) jarenvast;
- als algemene voorwaarden gelden dat verdachte:
  • zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met het vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
- stelt als bijzondere voorwaarden dat verdachte:
 zich binnen vijf dagen na het wijzen van het vonnis moet melden bij de [instelling 1] , op het adres: [adres 2] te [plaats] , hierna moet verdachte zich blijven melden zo frequent en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
 zich inzet voor het verkrijgen en behouden van een gestructureerde dag- en
vrijetijdsbesteding (opleiding, stage of werk);
waarbij [instelling 1] te [plaats] opdracht wordt gegeven in het kader van Toezicht en Begeleiding toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden.
Benadeelde partij
- wijst de vordering van [onderneming] toe tot een bedrag van € 2.394,57, verhoogd met de wettelijke rente vanaf 14 april 2022;
- veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling aan [onderneming] van het toegewezen bedrag, met dien verstande dat indien en voor zover reeds door een ander/anderen (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
- veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- legt verdachte de hoofdelijke verplichting op ten behoeve van [onderneming]
€ 2.394,57, verhoogd met de wettelijke rente vanaf 14 april 2022, aan de Staat te betalen, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 0 dagen gijzeling;
- bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. N.M.H. van Ek, voorzitter, tevens kinderrechter, mr. L.E. Verschoor-Bergsma en mr. G. Schnitzler, rechters, in tegenwoordigheid van mr. T.T. van den Dool, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 3 januari 2023.
De voorzitter en de griffier zijn buiten staat het vonnis te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1
hij op of omstreeks 14 april 2022 te Utrecht tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een camera en/of een statief, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [onderneming] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn
mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich
wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld
en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3]
, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te
maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te
verzekeren, door
- die [slachtoffer 2] een duw te geven (ten gevolge waarvan die [slachtoffer 2] ten val kwam),
- aan voornoemd statief te trekken, waar die [slachtoffer 3] haar be(e)n(en) tussen had gestoken (ten gevolge waarvan die [slachtoffer 3] over de grond werd meegetrokken/gesleurd) en/of
- een schroevendraaier, althans een (glimmend) voorwerp, te tonen aan die [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] ;
(art 310 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 2
ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht)
2
hij op of omstreeks 14 augustus 2022 te Utrecht tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (uit een auto) het stuurwiel en/of de airbag(unit), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die weg te
nemen goed/goederen onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking;
(art 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht, art
311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht)

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn, tenzij anders vermeld, als bijlagen opgenomen bij de in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 15 april 2022, genummerd PL0900-2022103625, opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 106. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.De verklaring van verdachte, afgelegd op de zitting van 20 december 2022.
3.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] van 14 april 2022, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 1] , p. 14-16.
4.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 3] van 15 april 2022, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 2] , p. 25-27.
5.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn, tenzij anders vermeld, als bijlagen opgenomen bij de in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 15 april 2022, genummerd PL0900-2022236446, opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 74. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
6.De verklaring van verdachte, afgelegd op de zitting van 20 december 2022.
7.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] van 14 augustus 2022, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 3] , p. 42-43.
8.Proces-verbaal van bevindingen van 14 augustus 2022, opgemaakt door verbalisanten [verbalisant 4] en [verbalisant 5] , p. 4-5.