Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.De procedure
- de dagvaarding met producties 1 tot en met 6 die op 10 juni 2022 aan [gedaagde] is betekend;
- de conclusie van antwoord met bijlages 1 tot en met 19.
2.De feiten
- 13 uur x € 195,00 = € 2.535,00
- kantoorkosten 6% = € 152,10
- 21 % btw over € 2.687,10 = € 564,29
3.Het geschil
- een bedrag van € 2.451,39 vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 11 maart 2022 tot aan de dag van algehele voldoening;
- de kosten van het uittreksel bevolkingsregister van € 14,10;
- de volledige kosten van een eventuele executie inclusief door de deurwaarder daarbij te berekenen afwikkelkosten, alsmede in de nakosten in geval van betekening.
4.De beoordeling
wederkerigeafspraak. De kantonrechter is dan ook van oordeel dat de door [gedaagde] gestelde no cure – no pay afspraak in deze procedure niet is komen vast te staan. Dit betekent dat volgens artikel 7:405 lid 1 BW [gedaagde] loon aan [eiser] verschuldigd is. In artikel 7:405 lid 2 BW is bepaald dat het door partijen overeengekomen loon is verschuldigd. Als er geen loon is overeengekomen, moet het loon ‘op de gebruikelijke wijze worden berekend’. Bij gebreke daarvan is een redelijk loon verschuldigd.