ECLI:NL:RBMNE:2023:784

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
28 februari 2023
Publicatiedatum
27 februari 2023
Zaaknummer
16-149937-22; 05-019760-22 (gev. ttz); 05-039388-22 (gev. ttz); 09-197503-22 (gev. ttz); 13-213210-22 (gev. ttz); 13-213238-22 (gev. ttz) (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gewapende overval op optiekwinkel met geweld en bedreiging, meerdere delicten door minderjarige verdachte

Op 15 juni 2022 heeft de verdachte, samen met medeverdachten, een gewapende overval gepleegd op een optiekwinkel, waarbij het personeel met een op een vuurwapen gelijkend voorwerp is bedreigd. Tijdens de overval is een Rolex horloge van een slachtoffer gestolen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de overval een ernstige impact heeft gehad op de slachtoffers, die zich niet veilig voelen in hun eigen woning. De verdachte, die op het moment van de overval 15 jaar oud was, heeft ook andere strafbare feiten gepleegd, waaronder winkeldiefstal en straatroof, waarbij hij geweld heeft gebruikt en bedreigingen heeft geuit met een mes. De rechtbank heeft een PIJ-maatregel opgelegd, gezien het hoge recidiverisico en de noodzaak voor behandeling van de verdachte. Daarnaast is de verdachte veroordeeld tot een jeugddetentie van 9 maanden, met aftrek van het voorarrest, en moet hij schadevergoeding betalen aan de slachtoffers.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummers: 16-149937-22; 05-019760-22 (gev. ttz); 05-039388-22 (gev. ttz);
09-197503-22 (gev. ttz); 13-213210-22 (gev. ttz); 13-213238-22 (gev. ttz) (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 28 februari 2023
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [2007] te [geboorteplaats]
gedetineerd in de [verblijfplaats]
hierna te noemen: verdachte

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

De zaken met de parketnummers 05-019760-22 en 05-039388-22 zijn op 21 maart 2022, 13 juni 2022 en 5 september 2022 behandeld door de kinderrechter in de rechtbank Gelderland en op 5 september 2022 door de kinderrechter verwezen naar de meervoudige kamer in de rechtbank Midden Nederland.
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen achter gesloten deuren op 16 september 2022 (parketnummer 16/149937-22), 18 november 2022 en 14 februari 2023.
De rechtbank heeft de zaken, die bij afzonderlijke dagvaardingen onder de bovenvermelde parketnummers zijn aangebracht, gevoegd.
De inhoudelijke behandeling van de zaken heeft op 14 februari 2023 plaatsgevonden.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. N. Schapendonk en van de standpunten van verdachte en mr. F.N. Dijkers, advocaat te Amsterdam.
De rechtbank heeft voorts kennisgenomen van hetgeen door:
- H. Abarhoun (jeugdreclasseerder William Schrikker Stichting: hierna: de [naam 2] ),
- [A] (voogd [naam 2] ),
- P.C. Vos (gedragsdeskundige Raad voor de |Kinderbescherming, hierna: de Raad),
naar voren is gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is op de zitting gewijzigd. De gewijzigde tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
16/149937-22
op 15 juni 2022 in [vestigingsplaats] , samen met anderen, [winkel 1] heeft overvallen waarbij een horloge (Rolex) is gestolen en [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] met vuurwapens en/of op vuurwapens gelijkende voorwerpen zijn bedreigd;
05-019760-22
feit 1 op 22 januari 2022 in [vestigingsplaats] met geweld en door bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 3] , 2 flesjes drinken bij de [winkel 2] heeft weggenomen, dan wel (subsidiair) bij de [winkel 2] twee flesjes drinken heeft weggenomen en/of [slachtoffer 3] heeft bedreigd;
feit 2 op 22 januari 2022 in Arnhem verbalisanten [aangever 1] en [aangever 2] heeft beledigd;
feit 3 op 23 januari 2022 in Arnhem een kapmes voorhanden heeft gehad;
05-039388-22
feit 1 op 15 februari 2022 in Arnhem verbalisant [aangever 3] heeft beledigd;
feit 2 op 15 februari 2022 zich bij zijn aanhouding met geweld heeft verzet tegen verbalisant [aangever 3] ;
09-197503-22
op 4 augustus 2022 in Sassenheim [slachtoffer 4] heeft mishandeld door hem te bijten;
13-213210-22
feit 1 in de periode van 9 april 2022 tot en met 10 april 2022 in Amsterdam meerdere malen [slachtoffer 5] heeft gefilmd terwijl die [slachtoffer 5] seksuele handelingen bij hem verrichtte;
feit 2 op 25 april 2022 in Amsterdam geprobeerd heeft [slachtoffer 5] af te persen en haar te dwingen tot afgifte van naaktfoto's dan wel (subsidiair) die [slachtoffer 5] geprobeerd heeft, met het oogmerk zich wederrechtelijk te bevoordelen, die [slachtoffer 5] te dwingen om hem naaktfoto's te sturen;
feit 3 op 27 april 2022 in Amsterdam heeft geprobeerd [slachtoffer 6] te dwingen om hem, verdachte, te pijpen;
13-213238-22
op 11 juni 2022 in Amsterdam [slachtoffer 7] door middel van geweld en bedreiging met geweld heeft beroofd.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het onder parketnummer 16-149937-22, feit 1, feit 2 en feit 3 van parketnummer 05-019760-22, feit 1 primair en feit 2 van parketnummer 05-039388-22, parketnummer 09-197503-22, feit 1, feit 2 primair en feit 3 van parketnummer 13-213210-22 en parketnummer 13-213238-22 ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft ter terechtzitting pleitnotities overgelegd. De raadsman heeft – zakelijk weergegeven – het volgende aangevoerd.
Parketnummer 16-149937-22 (gewapende overval [winkel 1] )
De raadsman heeft partiële vrijspraak bepleit van het onder de twee laatste gedachtestreepjes tenlastegelegde. Voor het overige heeft de verdediging zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Uit het dossier blijkt niet dat verdachte het (voorwaardelijk) opzet heeft gehad op het tegen [slachtoffer 2] gepleegde geweld, dan wel dat er sprake was van een dermate nauwe en bewuste samenwerking met zijn medeverdachten dat er sprake is van medeplegen. Verdachte heeft verklaard dat hij niet op de hoogte was van de aanwezigheid van [slachtoffer 2] en ook niet van het voornemen van de medeverdachte om haar te benaderen of te overvallen.
Parketnummer 05-019760-22
feit 1 primair (diefstal bij de [winkel 2] )
De verdediging heeft gesteld dat het door verdachte gepleegde geweld niet is gepleegd met het oog op één van de doelen zoals gesteld in artikel 312 van het wetboek van Strafrecht. Het door verdachte gepleegde geweld richtte zich enkel op het uit handen blijven van de politie. Dit volgt uit de verklaring van aangever [slachtoffer 3] , die heeft verklaard: “Ik pakte hem vast en belde ook de politie.
Hierombegon hij moeilijk te doen en te stribbelen.”.
Nu bij verdachte het vereiste oogmerk ontbreekt dient verdachte vrijgesproken te worden.
feit 1 subsidiair
De verdediging heeft zich ten aanzien van het onder feit 1 subsidiair van parketnummer
05-019760-22tenlastegelegde gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
feit 2 (belediging verbalisanten [aangever 1] en [aangever 2] )
De verdediging heeft zich ten aanzien van het onder feit 2 van parketnummer
05-019760-22tenlastegelegde gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
feit 3 (voorhanden hebben kapmes)
Verdachte dient vrijgesproken te worden van het onder 3 van parketnummer 05-019760-22 ten laste gelegde feit. Uit het dossier volgt niet dat verdachte op 23 januari 2022 een mes bij zich droeg. Het betreffende mes is op 22 januari 2022 in beslag genomen.
Parketnummer 05-039388-22 (belediging van en verzet tegen verbalisant [aangever 3] )
De verdediging heeft zich ten aanzien van het onder feit 1 en feit 2 van het parketnummer 05-039881-22 tenlastegelegde gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Parketnummer 05-197503-22 (mishandeling [slachtoffer 4] )
De verdediging heeft zich ten aanzien van het onder parketnummer 05-197503-22 tenlastegelegde gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Parketnummer 13-213210-22 (heimelijk filmen seksuele handelingen met [slachtoffer 5] )
feit 1
Verdachte dient vrijgesproken te worden van het onder feit 1 van parketnummer 13-213210-22 tenlastegelegde.
Op basis van het dossier kan niet worden vastgesteld dat verdachte aangeefster heimelijk heeft gefilmd terwijl zij seksuele handelingen bij verdachte verrichte. Uit de beschrijvingen van de betreffende filmpjes volgt dat aangeefster wist dat zij gefilmd werd.
Feit 2 en 3(poging afdreiging naaktfoto’s [slachtoffer 5] en poging dwang [slachtoffer 5] tot seksuele handelingen)
Verdachte dient vrijgesproken te worden van het onder feit 2 en feit 3 van parketnummer 13-213210-22 tenlastegelegde. In het dossier bevindt zich geen overtuigend, betrouwbaar en objectief bewijs dat verklaringen van aangeefsters [slachtoffer 5] en [slachtoffer 6] ondersteunt.
Aangeefster [slachtoffer 5] heeft in haar opeenvolgende verklaringen wisselend en tegenstrijdig verklaard. Dat zij op 9 april 2022 tegen haar wil sex met verdachte zou hebben gehad wordt weerlegd door de verklaring van aangeefster [slachtoffer 6] en door beschrijving van het betreffende filmpje in het dossier waaruit volgt dat zij daarop onder andere lachend te zien is. Zij verklaart dat verdachte op 9 april 2022 na de seks in slaap is gevallen en in de ochtend is weggegaan. In een latere verklaring geeft zij toe dat, zoals verdachte ook heeft verklaard, verdachte diezelfde dag is teruggekomen en zij weer seks hebben gehad. Verder wordt de verklaring van [slachtoffer 5] dat zij verdachte na 9 en 10 april 2022 niet meer heeft gezien, weerlegt door de filmpjes, met als creatiedatum 21 mei 2022, die zijn aangetroffen op de telefoon van verdachte waarop verdachte en aangeefster te zien zijn. [slachtoffer 5] verklaart wisselend over de wijze waarop de vermeende afdreiging zou hebben plaatsgevonden. Eerst noemt zij Snapchat, later noemt zij iMessage. De verklaring van [slachtoffer 5] , dat zij het filmpje direct na ontvangst zou hebben verwijderd, is tegenstrijdig met de verklaring van [slachtoffer 5] dat zij het filmpje samen nog hebben bekeken.
De verklaringen van de vader van aangeefster [slachtoffer 5] en de moeder van aangeefster [slachtoffer 6] betreffen geen eigen waarnemingen, maar zijn de-auditu verklaringen en kunnen daarom niet voor het bewijs gebezigd worden.
De verdediging plaatst twijfels bij de betrouwbaarheid van de verklaring van getuige [getuige 1] , de broer van aangeefster [slachtoffer 6] . Hij heeft verklaard dat hij de berichten op de telefoon van zijn zus heeft gezien. Aangeefster heeft echter verklaard dat de berichten die zij van verdachte zou hebben ontvangen, na het gesprek door verdachte verwijderd zouden zijn. Dat aangeefster de berichten aan haar broer zou hebben laten zien volgt niet uit haar verklaring. Voorts volgt uit de verklaring van [getuige 1] niet wat hij op de telefoon van aangeefster gezien heeft.
De door aangeefsters genoemde chatberichten of schermafbeeldingen daarvan zijn niet op de telefoons van verdachte en/of aangeefsters aangetroffen.
Parketnummer 13-213238-22 (straatroof van [slachtoffer 7] )
De raadsman heeft partiële vrijspraak bepleit van het onder de twee laatste gedachtestreepjes tenlastegelegde geweld en/of bedreiging met geweld. Voor het overige heeft de verdediging zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank
De verklaring van aangever [slachtoffer 7] vind op dat punt onvoldoende steun in het dossier. Getuige [getuige 3] kan het mes dat hij zou hebben gezien niet goed omschrijven en getuige en aangever verklaren verschillend over de wijze waarop verdachte met het mes gedreigd zou hebben.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
vrijspraak feit 1, feit 2 en feit 3 onder parketnummer 13-213210-22
feit 1 (heimelijk filmen seksuele handelingen met [slachtoffer 5] )
De rechtbank acht het niet aannemelijk dat aangeefster [slachtoffer 5] niet wist dat zij gefilmd werd. Over de filmpjes die in bed gefilmd zijn heeft aangeefster zelf verklaard dat zij zag dat zij door verdachte werd gefilmd.
Ten aanzien van de filmpjes die gemaakt zijn in een trappenhuis acht de rechtbank het niet aannemelijk dat aangeefster niet wist dat zij door verdachte gefilmd werd. Zij zit onder andere gehurkt voor verdachte terwijl zij seksuele handelingen verricht en het is te zien dat verdachte haar borsten kust.
feit 2 primair en feit 2 subsidiair (poging afdreiging naaktfoto’s [slachtoffer 5] )
De verklaring van aangeefster dat verdachte haar probeerde te dwingen naaktfoto’s aan verdachte te sturen vindt onvoldoende steun in het dossier.
Aangeefster [slachtoffer 5] heeft meerdere verklaringen afgelegd. Haar verklaringen zijn op onderdelen strijdig met elkaar en zij heeft haar verklaringen op onderdelen meerdere keren aangepast.
Zo heeft zij onder andere verklaard dat verdachte later die ochtend was weggegaan. In een latere verklaring geeft zij aan dat verdachte diezelfde ochtend wel terug was gekomen.
In eerste instantie verklaart zij dat verdachte haar via Snapchat probeerde te dwingen om naaktfoto’s te sturen. In haar latere verklaring verklaart zij dat dat via I-message was.
Zij heeft verklaard dat er van die dag één filmpje van haar en verdachte was en dat er in het trappenhuis niets was gebeurd. Wanneer zij daar vervolgens op doorgevraagd wordt, verklaart zij dat zij in het trappenhuis seks met verdachte heeft gehad.
Op de telefoon van aangeefster en verdachte is het door aangeefster genoemde gesprek met verdachte, of een screenshot daarvan, niet aangetroffen en uit het dossier volgt niet dat er getuigen zijn die een dergelijk gesprek hebben gezien.
De inconsistenties in de verklaringen van aangeefster [slachtoffer 5] en het terugkomen op eerdere verklaringen maken dat er twijfel bestaat over hetgeen gebeurd is. Daardoor heeft de rechtbank niet de overtuiging gekregen dat verdachte het hem onder feit 2 primair en feit 2 subsidiair tenlastegelegde heeft gepleegd.
Feit 3 (poging dwang [slachtoffer 5] tot seksuele handelingen)
De verklaring van aangeefster [slachtoffer 6] vindt onvoldoende steun in het dossier. Op de telefoons van aangeefster en verdachte is het door aangeefster genoemde gesprek met verdachte, of een screenshot daarvan, niet aangetroffen en uit het dossier volgt niet dat er getuigen zijn die een dergelijk gesprek hebben gezien.
De rechtbank acht de verklaring van de broer van aangeefster [slachtoffer 6] onvoldoende concreet om steun te bieden aan de verklaring van aangeefster.
Alles afwegende is de rechtbank er niet van overtuigd dat verdachte het hem onder parketnummer 13-213210-22 tenlastegelegde heeft gepleegd. De rechtbank zal daarom verdachte vrijspreken van het onder feit 1, feit 2 primair, feit 2 subsidiair en feit 3 ten laste gelegde.
4.3.2
Bewijsmiddelen
Parketnummer 16/149937-22(gewapende overval [winkel 1] )
De rechtbank acht het feit wettig en overtuigend bewezen. Verdachte heeft het onder parketnummer 16/149937-22 ten laste gelegde feit bekend. De verdediging heeft geen vrijspraak voor dit feit bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden, gelet op artikel 359 lid 3 van het Wetboek van Strafvordering, met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
  • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 14 februari 2023;
  • een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van verhoor van verdachte van 6 december 2022, genummerd 126, opgemaakt door de verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] van de Districtsrecherche Oost-Utrecht houdende een bekennende verklaring van verdachte, doorgenummerd pagina 310 (van het einddossier in het onderzoek 1RT22GRIJS);
  • een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal aangifte van [slachtoffer 1] van 15 juni 2022, met bijlagen, genummerd PL00900-2022170799-12, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 3] van de politie Eenheid Midden-Nederland, doorgenummerd pagina 21 tot en met 23 (van het proces-verbaal voorgeleidingsdossier in het onderzoek 1RT22GRIJS);
  • een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 2] van 15 juni 2022, genummerd 4, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 4] van de politie Eenheid Midden-Nederland, doorgenummerd pagina 28 en 29 (van het proces-verbaal voorgeleidingsdossier in het onderzoek 1RT22GRIJS);
  • een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal bevindingen van 18 juni 2022, genummerd 42, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 5] van de politie Eenheid Midden-Nederland, doorgenummerd pagina 36 tot en met 43 (van het proces-verbaal voorgeleidingsdossier in het onderzoek 1RT22GRIJS).
Bewijsoverweging
De raadsman heeft partiële vrijspraak bepleit van het tegen [slachtoffer 2] gebruikte geweld, omdat dat hij niet op de hoogte was van de aanwezigheid van [slachtoffer 2] en ook niet van het voornemen van de medeverdachte om haar te benaderen of te overvallen.
De rechtbank acht de verklaring van verdachte, dat hij van te voren niet op de hoogte was van de aanwezigheid van [slachtoffer 2] en/of een tweede horloge, niet aannemelijk.
Verdachte heeft op 6 december 2022 bij de politie (pagina 309 en 310 van het politie proces-verbaal) ondubbelzinnig verklaard dat hij vóór de overval wist dat de man en de vrouw allebei een horloge hadden en dat ze die horloges zouden afpakken.
De rechtbank overweegt voorts dat verdachte op de hoogte was van het doel van de overval en dat dat hij wist dat er een op een vuurwapen gelijkend voorwerpen zou worden meegenomen. Bovendien, als verdachte niet op de hoogte zou zijn geweest van de aanwezigheid van [slachtoffer 2] en/of een tweede Rolex, dan geldt dat hij op de koop toe nam dat er tijdens de overval geweld zou worden gebruikt tegen mogelijk andere aanwezige personen in het pand, zoals personeel en/of klanten die in de winkel waren of elk moment binnen konden komen.
De rechtbank is van oordeel dat de bedreiging met geweld van [slachtoffer 2] onderdeel uit maakt van het complex van gedragingen van verdachte en zijn medeverdachten bij de overval. Het was immers de bedoeling om zowel het horloge van [slachtoffer 1] als het horloge van [slachtoffer 2] te stelen. Dat het horloge van [slachtoffer 2] , dankzij haar adequate optreden, niet is weggenomen doet daar niet aan af. De rechtbank acht de omstandigheid dat de daders die beschikten over op vuurwapen gelijkende voorwerpen na het afpakken van zijn horloge vervolgens in het pand op zoek gingen naar zijn vrouw, ook bedreigend voor aangever.
Parketnummer 05-019760-22 [1]
feit 1 primair (diefstal bij de [winkel 2] )
[slachtoffer 3] heeft bij de politie als volgt verklaard.
Ik ben als shiftleider werkzaam bij de [winkel 2] [vestigingsplaats] aan het [adres] . Op 22 januari 2022 hoorde ik dat er een jongen met spullen naar buiten was gelopen. Hij had twee flesjes drinken uit de winkel meegenomen zonder deze ter betaling aan te bieden bij de kassa. Ik hoorde dat hij de winkel al verlaten had en dat een collega achter de man aan ging. Ik ben er achteraan gegaan. Ik merkte dat hij eigenlijk niet mee wilde. Ik pakte hem vast en belde ook de politie. Hierom begon hij moeilijk te doen en te stribbelen. Hij pakte een lang ding met zijn rechterhand vanaf de rechter zijkant van zijn lijf. Ik voelde een soort klap of stoot of stomp ter hoogte van mijn linker heup. Ik zag een zwarte hoes met een handvat van een mes. Ik denk dat het mes zeker 40 centimeter was.. Ik hoorde hem zeggen ik steek je, ik steek je! Hierop heb ik hem direct los gelaten en ben ik gaan rennen. [2]
[getuige 2] heeft bij de politie als volgt verklaard.
Op vrijdag 22 januari 2022 was ik aan het werk bij de [winkel 2] op het [adres] in [vestigingsplaats] .
Ik ben samen met mijn collega [B] ook naar buiten gerend. Ik heb de jongen met de flesjes in zijn kraag kunnen grijpen waardoor hij ten val kwam. Door de val liet hij een flesje vallen, de andere had hij nog vast. Het flesje heb ik van hem afgepakt. Ondertussen had [B] de jongen vast. Ik heb het andere flesje opgeraapt die op de grond was gevallen. De jongen wist zich los te krijgen en wilde weer wegrennen. Toen heb ik hem laten struikelen waardoor hij weer ten val kwam. Ondertussen kwam mijn teamleider erbij. Ik hoorde dat mijn teamleider tegen de jongen zei dat hij mee moest komen. Ik zag dat de jongen een groot mes trok en hoorde dat hij zei: "Ik ga je steken!". [3]
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij op 22 januari 2022 twee flesjes drinken bij de [winkel 2] in Arnhem had gestolen en daarna was weggerend. De meisjes uit de winkel renden achter hem aan en daarna kwam er een man uit de winkel bij. Hij had die dag een mes in een houder bij zich. [4]
Bewijsoverweging
De raadsman heeft gesteld dat het uit artikel 312 van het Wetboek van Strafrecht vereiste het oogmerk ontbreekt omdat verdachte enkel probeerde weg te komen om uit handen van de politie te blijven.
De rechtbank verwerpt het verweer van de raadsman.
Uit de bewijsmiddelen volgt dat verdachte, voordat [slachtoffer 3] ter plaatse was en hem vastpakte en zei dat hij de politie zou bellen, al door een van de vrouwelijke leden van het winkelpersoneel was vastgepakt en er vandoor wilde gaan nadat hij zich had losgemaakt.
De rechtbank acht daarom wettig en overtuigend bewezen dat het handelen van verdachte, mede gelet op de uiterlijke verschijningsvorm, er op gericht was om zichzelf de vlucht mogelijk te maken.
Partiële vrijspraak
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het mes uit de hoes heeft gehaald. Het dossier bevat hiertoe onvoldoende aanwijzingen. De rechtbank zal verdachte vrijspreken van dit onderdeel van de tenlastelegging
feit 2 (belediging verbalisanten [aangever 1] en [aangever 2] )
De rechtbank acht het feit wettig en overtuigend bewezen. Verdachte heeft het onder 2 van parketnummer 05-019760-22 ten laste gelegde feit bekend. De verdediging heeft geen vrijspraak voor dit feit bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden, gelet op artikel 359 lid 3 van het Wetboek van Strafvordering, met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
  • een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van verhoor van verdachte van 24 januari 2022, genummerd PL0600-2022033996-17, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 6] van de politie Eenheid Oost-Nederland, houdende een bekennende verklaring van verdachte, doorgenummerd pagina 55 (van het proces-verbaal met nummer PL0600-2022035156);
  • een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal aanhouding verdachte van 22 januari 2022, genummerd PL0600-2022033996-2, opgemaakt door verbalisanten [aangever 1] en [aangever 2] -Meijer van de politie Eenheid Oost-Nederland, doorgenummerd pagina 5 en 6 (van het proces-verbaal met nummer PL0600-2022035156).
feit 3 (voorhanden hebben kapmes)
Bewijsoverweging
De raadsman heeft bepleit dat verdachte vrijgesproken dient te worden van het onder 3 van parketnummer 05-019760-22 ten laste gelegde feit. Uit het dossier volgt niet dat verdachte op 23 januari 2022 een mes bij zich droeg. Het betreffende mes is op 22 januari 2022 in beslag genomen.
De rechtbank is van oordeel dat de datum “23 januari 2022” een kennelijke verschrijving is. Uit het dossier en hetgeen ter terechtzitting is besproken, waarbij verdachte heeft bekend dat hij op 22 mei 2022 het mes bij zich had, blijkt dat het onder feit 3 tenlastegelegde ziet op hetgeen op 22 januari 2022 is voorgevallen.
De rechtbank acht het feit wettig en overtuigend bewezen. Verdachte heeft het onder 3 van parketnummer 05-019760-22 ten laste gelegde feit bekend. De verdediging heeft geen vrijspraak op inhoudelijke gronden voor dit feit bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden, gelet op artikel 359 lid 3 van het Wetboek van Strafvordering, met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
  • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 14 februari 2023;
  • een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van bevindingen, met bijlagen, van 25 januari 2022, genummerd PL0600-2022033996-24, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 7] van de politie Eenheid Oost-Nederland, doorgenummerd pagina 37 (van het proces-verbaal met nummer PL0600-2022035156.
Parketnummer 05-039388-22 feit 1 en feit 2(belediging van en verzet tegen verbalisant [aangever 3] )
De rechtbank acht de feiten wettig en overtuigend bewezen. Verdachte heeft de onder 1 en 2 van parketnummer 05-039388-22 ten laste gelegde feiten bekend. De verdediging heeft geen vrijspraak voor deze feiten bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden, gelet op artikel 359 lid 3 van het Wetboek van Strafvordering, met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
  • een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van verhoor van verdachte van 15 februari 2022, genummerd PL0600-2022069634-5, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 8] van de politie Eenheid Oost-Nederland, houdende een bekennende verklaring van verdachte, doorgenummerde pagina 15 en 16 (van het proces-verbaal met nummer PL0600-2022069847);
  • een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal aanhouding verdachte van 15 februari 2022, genummerd PL0600-2022069634-2, opgemaakt door verbalisant [aangever 3] van de politie eenheid Oost-Nederland doorgenummerd pagina 6 en 7 (van het proces-verbaal met nummer PL0600-2022069847).
Parketnummer 09-197503-22(mishandeling [slachtoffer 4] )
De rechtbank acht het feit wettig en overtuigend bewezen. Verdachte heeft het onder parketnummer 09-197503-22 ten laste gelegde feit bekend. De verdediging heeft geen vrijspraak voor dit feit bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden, gelet op artikel 359 lid 3 van het Wetboek van Strafvordering, met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
  • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 14 februari 2023;
  • een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van verhoor slachtoffer van 5 augustus 2022, genummerd PL1500-2022230069-7, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 9] van de politie Eenheid Den Haag, doorgenummerde pagina 25 en 26 (van het proces-verbaal met nummer PL1500-2022230069;
  • een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van 14 augustus 2022, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 10] van de Politie eenheid Den Haag, doorgenummerd pagina 2 van het proces-verbaal met nummer PL1500-2022230069.
Parketnummer 13-213238-22(straatroof van [slachtoffer 7] )
Bewijsoverweging
De raadsman heeft partiële vrijspraak bepleit van het onder de twee laatste gedachtestreepjes tenlastegelegde geweld en/of bedreiging met geweld.
De verklaring van aangever [slachtoffer 7] vindt voor het overgrote deel steun in de verklaringen van verdachte en getuige [getuige 3] . Getuige [getuige 3] heeft verklaard dat hij een mes bij verdachte zag. Dat de verklaring van [getuige 3] op een enkel onderdeel afwijkt van de verklaring van aangever [slachtoffer 7] maakt dat niet anders, mede omdat [getuige 3] heeft verklaard dat hij direct is weggerend toen hij het mes zag. Voorts heeft aangever [slachtoffer 7] het mes en de door verdachte geuite bedreigingen gedetailleerd en concreet beschreven.
De rechtbank acht het niet aannemelijk dat aangever en getuige de door verdachte weggenomen telefoon, die zoals aangever heeft verklaard in een hoesje zat, beiden hebben aangezien voor een mes. De rechtbank heeft ook anderszins geen reden om te twijfelen aan de juistheid van de door aangever [slachtoffer 7] afgelegde verklaring.
De rechtbank acht het feit wettig en overtuigend bewezen. Verdachte heeft het onder parketnummer 13-213238-22 ten laste gelegde diefstal bekend. De verdediging heeft slechts partiële vrijspraak voor dit feit bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden, gelet op artikel 359 lid 3 van het Wetboek van Strafvordering, met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
  • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 14 februari 2023;
  • een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 7] , met bijlagen, van 11 juni 2022, inclusief bijlagen, genummerd PL1300-2022120297-3, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 11] van de Politie Eenheid Amsterdam, doorgenummerd pagina 1 en 2 (van het proces-verbaal met nummer 2022120297);
  • een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 28 juli 2022, genummerd PL1300-2022120297-4, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 12] van de Nationale Politie Eenheid Amsterdam, inhoudende de verklaring van getuige [getuige 3] , doorgenummerd pagina 31 (van het proces-verbaal met nummer 2022120297).

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
16-149937-22 (gewapende overval [winkel 1] )
op 15 juni 2022 te [vestigingsplaats] , tezamen en in vereniging met anderen, een horloge (Rolex), dat geheel aan [slachtoffer 1] toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
- de winkel, [winkel 1] , in te gaan/te lopen en
- een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, aan die [slachtoffer 1] te tonen en
- dat op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op die [slachtoffer 1] te richten en
- de slede van het op een vuurwapen gelijkend voorwerp, naar achteren te halen en
- die [slachtoffer 1] tegen het lichaam te duwen en
- die [slachtoffer 1] aan het lichaam vast te pakken en vast te houden en
- te trekken aan dat horloge dat die [slachtoffer 1] aan de pols droeg en
- die [slachtoffer 1] meerdere malen met een hard voorwerp, op het hoofd te slaan en
- die [slachtoffer 2] een op een vuurwapen gelijkend voorwerp te tonen en
- dat op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op die [slachtoffer 2] te richten;
05-019760-22 (diefstal bij de [winkel 2] , belediging verbalisanten en voorhanden hebben kapmes)
1 primair
op 22 januari 2022 te Arnhem in een winkel op/aan het [adres] , twee flesjes drinken die geheel aan De [winkel 2] toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen welke diefstal werd gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 3] , gepleegd met het oogmerk bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken door toen daar opzettelijk en gewelddadig en bedreigend:
die [slachtoffer 3] tegen de heup te duwen en/of te slaan en daarna een groot mes te tonen en daarbij die [slachtoffer 3] dreigend de woorden toe te voegen: "Ik steek je, ik steek;
Als gevolg van een kennelijke vergissing staat in de tenlastelegging in de 9e regel “ [naam 1] ” in plaats van “ [slachtoffer 3] ” en in de 11e regel “ [naam 1] ” n plaats van “ [slachtoffer 3] ”. De rechtbank herstelt deze vergissingen. De verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
2
op 22 januari 2022 te Arnhem opzettelijk meerdere ambtenaren, te weten [aangever 1] (hoofdagent) en [aangever 2] (aspirant), gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van hun bediening, in hun tegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd, door hen de woorden toe te voegen: "kankermongolen" en/of "Ik neuk je moeder en kankervader" en "kankersukkels";
3
hij op 22 januari 2022 te Arnhem een wapen van categorie IV, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een kapmes, heeft gedragen;
05-039388-22 (belediging van en verzet tegen verbalisant [aangever 3] )
1
op 15 februari 2022 te Arnhem opzettelijk een ambtenaar, te weten verbalisant [aangever 3] , werkzaam als wijkagent bij de Eenheid Oost-Nederland, gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, in zijn tegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd, door hem de woorden toe te voegen: "Kankerlijer, ik neuk je kanker moeder, vuile kankerlijer";
2
op 15 februari 2022 te Arnhem, zich met geweld heeft verzet tegen een ambtenaar, verbalisant [aangever 3] , werkzaam als wijkagent bij de Eenheid Oost-Nederland, werkzaam in de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, te weten ter aanhouding van verdachte, door zich met kracht proberen los te rukken uit de greep van voornoemde verbalisant en door met zijn (verdachtes) vuist op de arm van voornoemde verbalisant te slaan;
09-197503-22 (mishandeling [slachtoffer 4]
)op 4 augustus 2022 te Sassenheim, gemeente Teylingen, [slachtoffer 4] heeft mishandeld door die [slachtoffer 4] meermalen in de zij te bijten;
13-213238-22 (straatroof van [slachtoffer 7] )
op 11 juni 2022 te Amsterdam op de openbare weg, het Ruiseveenpad, een telefoon (Iphone 11) en een ING-bankpas en een identiteitsbewijs en een geldbedrag (van 50 euro) die geheel aan [slachtoffer 7] toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen welke diefstal werd gevolgd van bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 7] , gepleegd met het oogmerk om bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
-met de telefoon van die [slachtoffer 7] weg te rennen en
-een mes uit zijn, verdachtes, broeksband te halen en
-tegen die [slachtoffer 7] te roepen: "moet ik je steken" en "moet ik je banden leksteken".
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen onder parketnummer 16-149937-22, feit 1 primair, feit 2 en feit 3 van parketnummer 05-019760-22, feit 1 en feit 2 van parketnummer 05-039388-22, parketnummer 09-197503-22 en parketnummer 13-213238-22 meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
16/149937-22
(gewapende overval [winkel 1] )
diefstal, voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, gemakkelijk te maken en bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers van het misdrijf de vlucht mogelijk te maken en het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
05-019760-22
(diefstal bij de [winkel 2] , belediging verbalisanten en voorhanden hebben kapmes)
feit 1 primair
diefstal, gevolgd van bedreiging met geweld en bedreiging met geweld, gepleegd tegen personen met het oogmerk om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren;
feit 2 eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, meermalen gepleegd;
feit 3 handelen in strijd met artikel 27, eerste lid, van de Wet wapens en munitie;
05-039388-22
(belediging van en verzet tegen verbalisant [aangever 3] )
feit 1 eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening;
feit 2 wederspannigheid;
09-197503-22
(mishandeling [slachtoffer 4] )
mishandeling;
13-213238-22
(straatroof van [slachtoffer 7] )
diefstal, gevolgd van bedreiging met geweld, gepleegd tegen personen met het oogmerk om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF EN MAATREGEL

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte:
- te veroordelen tot een jeugddetentie van 260 dagen, met aftrek van het voorarrest;
- te gelasten dat aan verdachte een onvoorwaardelijke maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen (hierna: PIJ-maatregel) wordt opgelegd.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft gesteld dat een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel niet zonder meer in het belang is van een zo gunstig mogelijke ontwikkeling van verdachte. De verdediging heeft daartoe het volgende aangevoerd.
Verdachte is vanaf zeer jonge leeftijd talloze keren overgeplaatst naar pleeggezinnen, zorginstellingen en dergelijke en heeft hierdoor nooit een veilige, stabiele en betrouwbare leefomgeving gekend. Ondanks een in 2019 opgesteld advies, waarin men min of meer tot dezelfde diagnose kwam als die in het Forca advies, is verdachte nooit in een passend gezinshuis geplaatst, maar werd hij uiteindelijk in de [instelling] geplaatst en kwam hij in contact met criminele jongeren die een negatieve invloed op verdachte hebben gehad. De ten laste gelegde feiten zijn allen gepleegd in de periode van zijn verblijf in de [instelling] .
Plaatsing in een JJI in het kader van een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel zal tot gevolg hebben dat verdachte weer tussen – veelal oudere – deviante jongeren geplaatst wordt, hetgeen volgens de verdediging de kans op recidive zal vergroten. Dat is niet in het belang van een zo gunstig mogelijke ontwikkeling van verdachte.
De in 2019 geadviseerde hulpverlening is nooit aan verdachte geboden en van de grond gekomen. Niet duidelijk is waarom de destijds geadviseerde behandeling nu wel in een onvoorwaardelijk PIJ-kader zou moeten plaats vinden.
De verdediging is van mening dat behandeling van verdachte bij voorkeur, gelet op het negatieve effect dat dit op verdachte zou hebben juist niet binnen een onvoorwaardelijke setting dient plaats te vinden
De verdediging heeft verzocht verdachte een jeugddetentie op leggen die gelijk is aan de tijd die hij in voorarrest heeft gezeten in combinatie met een voorwaardelijke PIJ-maatregel met daaraan verbonden bijzondere voorwaarden waaraan verdachte zich dient te houden.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf en maatregel heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van de feiten
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft samen met zijn medeverdachten op 15 juni 2022 de optiek van de familie [slachtoffer 1] overvallen. Verdachten hebben de heer [slachtoffer 1] en mevrouw [slachtoffer 2] bedreigd met een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, en daarbij geweld gebruikt tegen [slachtoffer 1] . Bij de overval is door verdachten een Rolex horloge meegenomen.
Uit de slachtofferverklaring van mevrouw [slachtoffer 2] blijkt dat verdachte met zijn handelen in één klap haar leven volledig op zijn kop heeft gezet. Tot op de dag van vandaag ondervindt zij de impact en de psychische gevolgen van de overval op haar dagelijks leven. Zij voelt zich niet veilig in haar eigen woning, die boven hun bedrijf is gelegen. Zij is niet in staat haar leven op te pakken zoals zij dat voor de overval had. Het behoeft geen toelichting dat ook de samenleving door dit soort gewelddadige overvallen geschokt is.
Daarnaast heeft verdachte een winkeldiefstal en een straatroof gepleegd, beide gevolgd door bedreiging met een mes.
De rechtbank acht deze feiten bijzonder ernstig. Feiten als de onderhavige kenmerken zich doordat zij een ernstige inbreuk maken op de persoonlijke levenssfeer van de slachtoffers en hun gevoel van veiligheid. Wat voor verdachte kennelijk een manier was om snel geld te verdienen, is voor de slachtoffers een angstaanjagende gebeurtenis geweest.
De rechtbank rekent het verdachte zwaar aan dat hij op geen enkel moment stil heeft gestaan bij de gevolgen van zijn handelen voor zijn slachtoffers en zich enkel heeft laten leiden door zijn behoefte om snel aan geld te komen. Daarbij heeft verdachte niet geaarzeld om gebruik te maken van wapens en geweld als de slachtoffers niet meewerkten en/of zich verzetten.
Verdachte heeft een medewerker van de JJI waar hij verbleef meerdere keren gebeten. Verdachte heeft daarmee een inbreuk gemaakt op de lichamelijk integriteit van het slachtoffer en zijn gevoel van veiligheid, dat hij binnen zijn werk had, aangetast. De rechtbank houdt er daarbij wel rekening mee dat verdachte heeft gehandeld uit paniek omdat hij – weliswaar door zijn eigen toedoen – onder een aantal personen lag en geen lucht meer kreeg.
Verdachte heeft tot tweemaal toe politieambtenaren beledigd en uitgescholden. Dit zijn kwalijke en nare feiten tegenover personen die gewoon hun werk doen.
Tenslotte heeft verdachte ook een groot (kap)mes in zijn bezit gehad. Het is algemeen bekend dat het toenemende bezit en gebruik van steekwapens onder jongeren zorgwekkend is. Dit zorgt voor gevoelens van onveiligheid in de maatschappij en leidt geregeld tot ernstige (andere) strafbare feiten waarbij slachtoffers vallen. Verdachte heeft hier aan bijgedragen en heeft laten zien dat hij er ook niet voor terugdeinst om te dreigen met een mes.
Persoonlijke omstandigheden
Bij haar beslissing heeft de rechtbank ook rekening gehouden met:
- een uittreksel justitiële documentatie betreffende verdachte van 8 februari 2023, waaruit blijkt dat verdachte bij vonnis van de kinderrechter van 9 september 2021 schuldig is verklaard aan mishandeling en openlijk geweld, waarbij aan verdachte geen straf of maatregel is opgelegd;
- een rapport en strafadvies van 7 februari 2023 van de Raad , opgemaakt door J. Schroer, raadsonderzoeker;
- een klinisch multidisciplinair onderzoek van 15 december 2022 van het Forensisch Centrum Teylingereind, opgemaakt door S.A. Moonen, GZ-psycholoog en D. Matser, kinder- en jeugdpsychiater (hierna: ForCa rapport).
Uit het ForCa rapport blijkt dat door de deskundigen is vastgesteld dat bij verdachte sprake is van een reactieve hechtingsstoornis, met gedrag dat past bij een norm overschrijdende gedragsstoornis en een oppositionele gedragsstoornis.. Gelet op de duur en de ernst van de problematiek wordt de persoonlijkheidsontwikkeling van verdachte ernstig bedreigd.
De hechtingsontwikkeling van verdachte is zeer verstoord verlopen en deze moet als voedingsbodem worden gezien voor de ontstane problemen in de impuls- en emotieregulatie en overige gedragsproblemen. Zijn leefwereld was van jongs af aan onveilig en onvoorspelbaar. Dat is terug te zien in zijn gedesorganiseerde gedrag. Hij heeft geen innerlijk kompas kunnen ontwikkelen bij gebrek aan een veilige haven en is daardoor feitelijk een speelbal van zijn eigen gevoelens en gedragingen. Hij is vooral gericht op zich staande houden en overleven. Verdachte heeft weinig grip op zichzelf en staat onvoldoende in contact met zijn gevoelens, waardoor deze hem als het ware kunnen overspoelen. Hij heeft echter ook geleerd dat hij met zijn (zelfbepalende en agressieve) gedrag zaken kan afdwingen. Daaruit blijkt ook een meer opportunistische en berekenende kant.
Wel moet, ondanks verdachte ’s nog jonge leeftijd, inmiddels gevreesd worden dat de gestoorde persoonlijkheidsontwikkeling zich meer en meer gaat verankeren, waarbij antisociale trekken worden gezien, naast een narcistische coping waaronder mogelijk een borderline dynamiek schuilgaat.
Het is aannemelijk dat de beschreven psychopathologie het gedrag van verdachte ten tijde van het tenlastegelegde heeft beïnvloed en hem daarmee in enige mate heeft beperkt in zijn keuzevrijheid.
De deskundigen onthouden zich, ten aanzien van de tenlastegelegde diefstal van een telefoon met geweld en de overval op de [winkel 1] , van een advies over de mate van toerekeningsvatbaarheid vanwege onduidelijkheid over de totstandkoming.
Geadviseerd wordt om verdachte de overige feiten in verminderde mate toe te rekenen.
Er is een hoog risico op recidive aanwezig voor (gewelddadige) delicten.
De psychopathologie van verdachte met beperkte regulerende functies waarbij agressie instrumenteel en proactief kan worden ingezet, gebrekkige gewetensfuncties, egocentrisme, antisociale cognities en criminele identificatie en nauwelijks probleemoplossende vaardigheden, is tot op heden lastig behandelbaar gebleken en feitelijk onbehandeld gebleven. Dit is bij uitblijven van extern aangebrachte structuur en langdurende begeleiding en behandeling een grote factor in de kans op toekomstig grensoverschrijdend en gewelddadig gedrag.
Gezien de ernst en de complexiteit van zowel de pathologie, alsmede de duur van de bestaande gedragsproblemen (en de eerder ingezette interventies) en de als hoog ingeschatte kans op herhaling van gewelddadige recidive, wordt geadviseerd om aan verdachte een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel op te leggen. Dit om in een voldoende beveiligde omgeving toe te komen aan verandering van reeds ingesleten patronen, die ondanks zijn jonge leeftijd hebben geleid tot een bedreigde persoonlijkheidsontwikkeling.
Uit de voorgeschiedenis wordt duidelijk dat de begeleidingsstijl bij verdachte enerzijds nauw luistert en anderzijds flexibel dient te zijn, waarbij enigszins moet kunnen worden meebewogen met verdachte, omdat het anders niet lukt om een werkrelatie met hem op te bouwen. Daarnaast dient er echter ook gepaste afstand gehouden te worden om de begeleiding van verdachte vol te kunnen houden. Dit geldt zowel op microniveau (van de individuele groepsleider tot verdachte) als op mesoniveau (van de groepsleiding als geheel).
Inhoudelijk lijkt schematherapie of MBT (Mentalization-Based Treatment 2) de interventie die het meeste kans geeft op het zicht en grip krijgen op de emotie- en impulsregulatie. Van daaruit kan gewerkt worden aan het versterken van zijn zelfbeeld, probleemoplossende vaardigheden en het bewerken van de antisociale cognities. Scholing is tevens een belangrijke factor, temeer daar zijn cognitieve capaciteiten als protectieve factor worden gezien, die hij tot op heden echter niet heeft kunnen benutten.
Om de focus van verdachte op de behandeling te krijgen en te houden (in engere zin, maar ook in groepsgerichte zin), om hem de benodigde aandacht te kunnen geven (maar ook te kunnen reflecteren op wanneer afstand gepast is) en om hem in zijn gedesorganiseerde en potentieel ontregelende gedrag voldoende te kunnen begrenzen en structureren en anderzijds om een optimale werkomgeving te kunnen creëren voor zowel verdachte, de groepsleiding als medegedetineerden, wordt een (binnen de mogelijkheden van een JJI) zoveel mogelijk geïndividualiseerd behandeltraject voorgesteld. Gelet op het voorgaande kan wordt gedacht aan plaatsing op een zogeheten VIC-afdeling.
Gezien de voorgeschiedenis met alle eerder ingezette interventies en het effect daarvan op (het functioneren van) verdachte, is een GBM naar de mening van onderzoekers een ontoereikende maatregel, zowel vanuit de aard van de interventies alsmede het beveiligingsniveau dat onderzoekers noodzakelijk achten om tot verandering van patronen bij verdachte te kunnen komen.
Uit het rapport van de Raad blijkt dat hij zich aansluit bij de conclusies en het advies van de deskundigen van Teylingereind.
Verdachte kent een zeer belast verleden van multi-problematiek in de thuissituatie. Dit heeft geresulteerd in onder meer een ondertoezichtstelling, uithuisplaatsing en uiteindelijk een gezagsbeëindigende maatregel. Het leven van verdachte kenmerkt zich van kleins af aan door vele wisselingen in woonplekken, zowel in gezinnen als jeugdzorginstellingen. In de ForCa rapportage wordt geconcludeerd dat dit ook deels ten grondslag ligt aan het probleemgedrag van verdachte, wat van invloed is op de huidige verdenkingen. De Raad wil daarom benadrukken dat verdachte niet alleen een verdachte is van verschillende (ernstige) delicten met een grote impact op de verschillende slachtoffers, maar ook gezien moet worden als een zeer kwetsbaar kind. Hij kan de gevolgen van zijn daden en keuzes onvoldoende overzien en heeft structuur, begeleiding en behandeling nodig om zijn om zijn ernstig bedreigde persoonlijkheidsontwikkeling te doen keren.
De Raad sluit zich aan bij het advies om verdachte een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel op te leggen. Hij ziet geen mogelijkheden tot een ander advies. Een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel is nodig om in een voldoende beveiligde omgeving toe te komen aan verandering van reeds ingesleten patronen, die ondanks de jonge leeftijd van verdachte hebben geleid tot een bedreigde persoonlijkheidsontwikkeling.
De Raad onderschrijft het belang van aandacht voor de kwetsbare kant van verdachte, gezien de conclusie dat de eerdere hulpverlening(strajecten) voornamelijk gericht waren op de externaliserende gedragingen die verdachte liet zien en waarbij zijn kwetsbare kant uit het oog werd verloren. De Raad kan zich daarom vinden in het advies om in te zetten op schematherapie of MBT (Mentalization-Based Treatment) om zicht en grip te krijgen op de emotie- en impulsregulatie van verdachte. Vervolgens kan er worden gewerkt aan het versterken van verdachte zijn zelfbeeld, probleemoplossende vaardigheden en het bewerken van de antisociale cognities. Er wordt een zoveel als mogelijk geïndividualiseerd behandeltraject voorgesteld, te denken valt aan een VIC-afdeling van een JJI.
De Raad sluit zich aan bij de conclusie dat andere maatregelen, zoals bijvoorbeeld een Gedragsbeïnvloedende Maatregel (GBM), niet toereikend zullen zijn. Dit vanwege de voorgeschiedenis van verdachte (met alle eerder ingezette interventies zonder gewenste resultaat), de aard van de interventies die nu noodzakelijk zijn en het beveiligingsniveau dat noodzakelijk wordt geacht.
Gezien de aard en de ernst van de verdenkingen acht de Raad eveneens een jeugddetentie op zijn plaats. Gezien het belang om zo snel mogelijk van start te gaan met behandeling adviseert de Raad een onvoorwaardelijke jeugddetentie die gelijk is aan de duur van het voorarrest.
De deskundigen van de Raad en de [naam 2] hebben ter terechtzitting aangegeven zich te kunnen vinden in het door de ForCa en de Raad gegeven advies. Ook zij zien geen andere mogelijkheden voor het afwenden van het gevaar of beïnvloeding van het gedrag. Zij zien geen alternatieve trajecten, en de noodzakelijke behandeling is niet op een andere wijze te organiseren. Structuur in een dwingend kader is waar verdachte bij gebaat is.
PIJ-maatregel
Om een PIJ-maatregel op te kunnen leggen, moet zijn voldaan aan de verschillende voorwaarden die in artikel 77s Sr worden genoemd. Ten eerste moet verdachte een gebrekkige ontwikkeling of stoornis hebben. Ten tweede moet het feit waarvoor de maatregel wordt opgelegd een misdrijf zijn waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaren of meer is gesteld of het feit moet behoren tot één van de misdrijven omschreven in onder andere artikel 285 Sr. Ten derde moet de PIJ-maatregel noodzakelijk zijn voor de veiligheid van andere personen of goederen. Als laatste moet de PIJ-maatregel in het belang van een zo gunstig mogelijke ontwikkeling van verdachte zijn.
De rechtbank stelt vast dat, gelet op de misdrijven waaraan verdachte zich schuldig heeft gemaakt en de conclusies van de gedragskundige rapportages over verdachte, aan deze wettelijke vereisten voor oplegging van een PIJ-maatregel, is voldaan.
Door de deskundigen is vastgesteld dat bij verdachte sprake is van een reactieve hechtingsstoornis met gedrag dat past bij een norm overschrijdende gedragsstoornis en een oppositionele gedragsstoornis. Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan misdrijven waarop gevangenisstraffen van vier jaren of meer zijn gesteld.
Er is voorts sprake van een hoge kans dat verdachte zonder behandeling in een gesloten en gestructureerde setting, opnieuw strafbare feiten zal plegen en gewelddadig gedrag zal vertonen. Verdachte heeft in een relatief korte tijd een groot aantal strafbare feiten gepleegd en tussen de straatroof en de overal zit een periode van slechts 4 dagen. Verdachte heeft laten zien dat hij - ondanks zijn zeer jonge leeftijd - er niet voor terugdeinst wapens en geweld te gebruiken, zonder zich daarbij iets gelegen te laten liggen aan de gevolgen voor zijn slachtoffers. In de door verdachte gepleegde feiten is een toename in de ernst van het toegepaste geweld en het gebruik van wapens zichtbaar.
Tot slot is de PIJ-maatregel, gelet op de adviezen van de deskundigen, in het belang van een zo gunstig mogelijke ontwikkeling van verdachte.
Nu in de ForCa rapportage de deskundigen, een kinder- en jeugdpsychiater en een psycholoog, hun bevindingen over verdachte hebben vastgelegd en een advies hebben uitgebracht, is ook voldaan aan de voorwaarde zoals genoemd in artikel 77s, tweede lid van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank is van oordeel dat er binnen een ambulant kader, gelet op hetgeen hiervoor is overwogen over de persoon van verdachte, geen geschikte woonplek voor verdachte gevonden kan worden. Een geschikte woonplek is een eerste vereiste om te kunnen voldoen aan de noodzakelijke strakke structuur, begeleiding en behandeling die verdachte nodig heeft.
De rechtbank realiseert zich dat verdachte in zekere zin ook slachtoffer is van zijn problematische jeugd, de talloze verplaatsingen en het gegeven dat men voornamelijk aandacht heeft gehad voor het gedrag van verdachte en niet voor de oorzaak van dat gedrag en de behandeling daarvan.
Gelet op de persoon en problematiek van verdachte, het hoge recidiverisico, de ernst en aard van de feiten, het advies van de deskundigen en het gebrek aan een reëel alternatief, ziet de rechtbank echter geen andere mogelijkheid dan verdachte een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel op te leggen. Hierdoor kan de noodzakelijke behandeling voor verdachte worden gestart en mogelijk gemaakt. Alleen op deze manier kan begonnen worden met doorbreken van ingesleten gedragspatronen en het terugdringen van de gedrags- en ontwikkelingsproblemen en alleen daarmee kan een beperking van het recidiverisico worden bereikt. Dit is uiteindelijk in het belang van een zo gunstig mogelijk ontwikkeling van verdachte, zijn toekomst en van de maatschappij.
De maatregel geldt voor een termijn van drie jaren. Na twee jaar eindigt de maatregel van rechtswege voorwaardelijk, tenzij de maatregel wordt verlengd op de wijze zoals bedoeld in artikel 77t van het Wetboek van Strafrecht. De rechtbank stelt vast dat de maatregel opgelegd is ter zake van misdrijven die gericht zijn tegen en gevaar veroorzaken voor de onaantastbaarheid van één of meer personen. Derhalve kan de maatregel verlengd worden, telkens met ten hoogste twee jaren en tot een maximum van zeven jaren, zoals bedoeld in artikel 77t, derde lid van het Wetboek van Strafrecht.
Jeugddetentie
De rechtbank acht naast de PIJ-maatregel, met name gelet op de aard en ernst van de overval, de straatroof en diefstal met geweld, een onvoorwaardelijke jeugddetentie passend en geboden. Bij het bepalen van de hoogte van de jeugddetentie heeft de rechtbank in grote mate rekening gehouden met het belang van verdachte om, gelet op zijn problematiek, zo spoedig mogelijk te kunnen starten met de behandeling in het kader van de aan hem opgelegde PIJ-maatregel. Verdachte zit op de dag van deze uitspraak 260 dagen in voorarrest. De rechtbank veroordeelt verdachte tot een jeugddetentie voor de duur van 9 maanden met aftrek van het voorarrest, zodat snel met de PIJ-maatregel kan worden begonnen.

9.BESLAG

9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de onder verdachte in beslag genomen iPhone 11 verbeurd te verklaren.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht de telefoon terug te geven aan verdachte. Het verbeurd verklaren van de telefoon heeft verstrekkende gevolgen voor verdachte. De op de telefoon aanwezige filmpjes kunnen worden gewist.
9.3
Het oordeel van de rechtbank.
De bedoelde telefoon, een iPhone 11 is op 16 juni 2022 onder verdachte in de zaak met parketnummer 13-213210-22 in beslag genomen. Op 17 januari 2023 zijn door verbalisant [verbalisant 13] , een zestal op de telefoon aangetroffen filmpjes beoordeeld. Door verbalisant is vastgesteld dat deze zes filmpjes als kinderpornografisch kunnen worden aangemerkt.
De rechtbank zal de in beslag genomen telefoon onttrekken aan het verkeer. Dit voorwerp is van zodanige aard dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of met het algemeen belang.
Het voorwerp is bij gelegenheid van het onderzoek naar het feit waarvan hij in de zaak met parketnummer 13-213210-22 wordt verdacht, onder verdachte aangetroffen. Dit voorwerp kan bovendien dienen tot het begaan van soortgelijke misdrijven.

10.BENADEELDE PARTIJ

10.1
[slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en [winkel 1]
[slachtoffer 1]
heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van
€ 7.000,00. Dit bedrag bestaat uit € 5.000,00 toekomstige materiële schade en € 2.000,00 immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder parketnummer 16-149937-22 ten laste gelegde feit.
[slachtoffer 2]
heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 11.000,00. Dit bedrag bestaat uit € 5.000,00 toekomstige materiële schade en
€ 6.000,00 immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder parketnummer 16-149937-22 ten laste gelegde feit.
[winkel 1]
heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 20.023,95. Dit bedrag bestaat uit materiële schade, waarvan
€ 10.000,00 toekomstige schade, ten gevolge van het aan verdachte onder parketnummer 16-149937-22 ten laste gelegde feit.
10.1.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en [winkel 1] ten aanzien van de gevorderde toekomstige schade niet-ontvankelijk te verklaren in de vorderingen.
De vorderingen kunnen tot de volgende bedragen hoofdelijk worden toegewezen:
  • [slachtoffer 1] € 2.000,00;
  • [slachtoffer 2] € 4.000,00;
  • [winkel 1] € 9.618,95;
met daarbij de wettelijke rente en toepassing van de schadevergoedingsmaatregel.
10.2.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gesteld dat [slachtoffer 2] , gelet op de bepleite partiële vrijspraak, niet ontvankelijk in de vordering dient te worden verklaard.
[slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] dienen voor wat betreft de gevorderde toekomstige materiële schade niet ontvankelijk in de vordering te worden verklaard. Dit betreft mogelijke toekomstige schade en is niet of onvoldoende onderbouwd.
De door [slachtoffer 1] gevorderde immateriële schade dient, gelet op de beperkte onderbouwing, gematigd te worden.
De door [slachtoffer 2] gevorderde immateriële schade dient afgewezen, dan wel gematigd te worden nu deze onvoldoende onderbouwd is. Zij heeft geen lichamelijk letsel gelopen en het aangevoerde psychische letsel volgt niet uit de bijgevoegde stukken. Uit de toelichting bij de vordering volgt dat er slechts sprake is van een verdenking van een PTSS. Deze verdenking is niet verder toegelicht en is tot op heden ook niet vastgesteld door een deskundige.
De raadsman heeft geen standpunt ingenomen ten aanzien van de door [winkel 1] ingediende vordering.
10.2.3
Het oordeel van de rechtbank
Toekomstige materiële schade
De rechtbank zal de benadeelde partijen, [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en [winkel 1] , voor wat betreft de posten die zien op toekomstige schade, niet-ontvankelijk in de vorderingen verklaren. Dit betreft mogelijke toekomstige schade, die op dit moment niet vastgesteld kan worden. Daarbij kan niet worden uitgesloten dat, indien deze toekomstige schade zou worden toegewezen, de benadeelde partijen meer toegewezen zouden krijgen dan de daadwerkelijk schade zal bedragen. De toekomstige schade zal bij de burgerlijke rechter kunnen worden gevorderd.
Immateriële schade [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2]
Op grond van artikel 6:106 sub b BW komt een benadeelde partij onder meer een vergoeding toe voor immateriële schade als sprake is van lichamelijk letsel en/of het slachtoffer op andere wijze in de persoon is aangetast.
[slachtoffer 1]
De rechtbank stelt op basis van het dossier en de door de benadeelde partij gegeven onderbouwing vast dat de benadeelde partij, als gevolg van het hiervoor bewezen verklaarde, lichamelijk letsel heeft opgelopen. Dat de benadeelde partij daarnaast ook anderszins in zijn persoon is aangetast door het psychische leed dat hij heeft overgehouden aan de overval door verdachte en zijn mededaders, ligt gelet op de hiervoor (onder 8.3 onder het kopje “ernst van de feiten”) beschreven aard en ernst van de normschending voor de hand. Rekening houdend met wat in vergelijkbare gevallen aan schadevergoeding wordt toegekend is de rechtbank van oordeel dat de immateriële schade op dit moment naar billijkheid kan worden vastgesteld op € 2.000,00. De vordering zal voor het meerdere worden afgewezen.
[slachtoffer 2]
Hoewel [slachtoffer 2] geen lichamelijk letsel heeft opgelopen als gevolg van hetgeen bewezen is verklaard, heeft zij wel een onderbouwing en een verklaring van de huisarts gegeven voor het psychisch leed dat zij als gevolg daarvan heeft ondervonden en nog steeds ondervindt. Uit de overgelegde informatie komt naar voren dat er een verdenking is voor PTSS en dat traumabehandeling is geadviseerd.
De rechtbank is van oordeel dat het bestaan van psychisch letsel in de vorm van een PTSS hiermee vooralsnog niet kan worden vastgesteld en dat nadere bewijslevering op dit punt een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert.
De rechtbank is overigens wel van oordeel dat [slachtoffer 2] als gevolg van de aard en ernst van de normschending (zoals beschreven onder 8.3 onder het kopje “ernst van de feiten”) in haar persoon is aangetast als gevolg van hetgeen bewezen is verklaard. Rekening houdend met wat in vergelijkbare gevallen aan schadevergoeding wordt toegekend, is de rechtbank van oordeel dat de immateriële schade op dit moment naar billijkheid in ieder geval kan worden geschat op € 2.000,00.
Voor de overige gevorderde immateriële schade zal [slachtoffer 2] niet ontvankelijk worden verklaard, zodat zij deze schade (met een nadere onderbouwing) bij de burgerlijke rechter kan vorderen.
Materiële schade [winkel 1]
De rechtbank stelt op basis van de door de benadeelde partij gegeven onderbouwing vast dat deze als gevolg van het hiervoor onder parketnummer 16-149937-22 bewezenverklaarde feit rechtstreeks schade heeft geleden.
De raadsman van verdachte heeft de schadepost niet betwist. De rechtbank acht deze post toewijsbaar.
De rechtbank acht de posten “camerabeelden (€ 98,35)”, “gemiste omzet (€ 1.892,10)” en “(kosten accountant € 405,00”) voldoende onderbouwd en aannemelijk gemaakt.
De rechtbank acht het aannemelijk dat de winkel enkele dagen gesloten is geweest in verband met het (forensisch) onderzoek van de politie en de impact van de overval op [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] .
De accountant kosten zijn gemaakt om de schade ten gevolge van de overval te laten vast stellen. De kosten zijn ook redelijk. Op grond van artikel 6:96 lid 2 sub b van het Burgerlijk Wetboek zijn dergelijke kosten vermogensschade.
De rechtbank zal daarom deze schadeposten geheel toewijzen tot een bedrag van
€ 2.395,45.
De rechtbank is van oordeel dat de post “netto loon mevrouw [slachtoffer 1] ” een onevenredige belasting voor het rechtsgeding vormt omdat niet vastgesteld kan worden of wordt voldaan aan de in artikel 6:107a lid van het Burgerlijk Wetboek gestelde voorwaarden. Uit de toelichting volgt niet dat er extra kosten zijn gemaakt gedurende de genoemde periode. Er is geen extra personeel ingehuurd en uit de toelichting volgt niet dat de door [slachtoffer 1] extra gewerkte uren betaald zijn. De benadeelde partij zal ten aanzien van deze post niet-ontvankelijk worden verklaard, zodat die schade bij de burgerlijke rechter kan worden gevorderd.
Schadevergoeding
De rechtbank zal dan ook in totaal toewijzen ten aanzien van:
  • [slachtoffer 1] een bedrag van € 2.000,00, te vermeerderen met de wettelijke rente gerekend vanaf 15 juni 2022 tot de dag van volledige betaling;
  • [slachtoffer 2] een bedrag van € 2.000,00, te vermeerderen met de wettelijke rente gerekend vanaf 15 juni 2022 tot de dag van volledige betaling;
- [winkel 1] een bedrag van € 2.395,45, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de bij de hierna vermelde bedragen vermelde datum:
o € 98,35 vanaf 18 augustus 2022:
o € 1.892,10 vanaf 15 juni 2022;
o € 405,00 vanaf 12 september 2022;
steeds tot de dag van volledige betaling.
De benadeelde partijen zullen voor het overige niet-ontvankelijk worden verklaard in het materiële deel van de vorderingen en kunnen de vorderingen voor deze gedeeltes bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Hoofdelijkheid
De rechtbank zal de vorderingen, voor zover deze worden toegewezen, hoofdelijk toewijzen.
Verdachte is, mede gelet op zijn rol tijdens de overval, met zijn mededaders verantwoordelijk voor de gehele schade. De rechtbank ziet ambtshalve geen aanleiding om de schade, al dan niet evenredig, over verdachte en zijn mededaders te verdelen. Het belang dat de slachtoffers erbij hebben om niet alle daders te hoeven aanspreken voor de vergoeding van de door hen geleden schade, weegt zwaarder dan het risico dat verdachte loopt dat hij de eventueel door hem vergoede schade niet kan verhalen op zijn mededaders.
Proceskosten
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partijen hebben gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Schadevergoedingsmaatregel
De schadevergoedingsmaatregel wordt – in beginsel – niet opgelegd ten behoeve van rechtspersonen. De rechtbank zal deze maatregel in dit geval wel opleggen omdat de Optiek in wezen bestaat uit de twee natuurlijke personen, te weten [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , die in deze ook slachtoffer zijn.
Als extra waarborg voor de betaling van de vordering zal de rechtbank ten behoeve van de benadeelde partijen aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat ten behoeve van:
  • [slachtoffer 1] , een bedrag van € 2.000,00;
  • [slachtoffer 2] , een bedrag van € 2.000,00;
een en ander te vermeerderen met de wettelijke rente gerekend vanaf 15 juni 2022 tot de dag van volledige betaling;
- [winkel 1] , een bedrag van € 2.395,45, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de bij de hierna vermelde bedragen vermelde datum:
o € 98,35 vanaf 18 augustus 2022:
o € 1.892,10 vanaf 15 juni 2022;
o € 405,00 vanaf 12 september 2022;
steeds tot de dag van volledige betaling.
Omdat verdachte op het moment van het plegen van het bewezenverklaarde feit nog minderjarig was, zal er geen aanvullende gijzeling wordt opgelegd.
10.2
[slachtoffer 4]
heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 750,00. Dit bedrag bestaat uit immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder parketnummer 09-197503-22 ten laste gelegde feit.
10.2.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering van de benadeelde partij geheel toe te wijzen, met daarbij de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
10.2.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft gesteld dat de vordering onvoldoende onderbouwd is en deze daarom gematigd dient te worden. Er is geen sprake van littekenvorming en niet duidelijk is hoe lang de benadeelde partij last heeft gehad van zijn fysieke en psychische letsel. Verder is een deel van het in de vordering genoemde letsel niet tenlastegelegd.
10.2.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt op basis van het dossier en de door de benadeelde partij gegeven onderbouwing vast dat de benadeelde partij, als gevolg van het hiervoor bewezen verklaarde, lichamelijk en psychisch letsel heeft opgelopen.
Rekening houdend met wat in vergelijkbare gevallen aan schadevergoeding wordt toegekend is de rechtbank van oordeel dat de immateriële schade op dit moment naar billijkheid kan worden vastgesteld op € 500,00. De vordering zal voor het meerdere worden afgewezen.
De rechtbank zal daarom de vordering toewijzen tot een bedrag van € 500,00, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 4 augustus 2022 tot de dag van volledige betaling.
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Als extra waarborg voor de betaling van de vordering zal de rechtbank ten behoeve van de benadeelde partijen aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling van een bedrag van
€ 500,00 aan de Staat ten behoeve van [slachtoffer 4] , een en ander te vermeerderen met de wettelijke rente gerekend vanaf 4 augustus 2022 tot de dag van volledige betaling.
Omdat verdachte op het moment van het plegen van het bewezenverklaarde feit nog minderjarig was, zal er geen aanvullende gijzeling wordt opgelegd.
10.3
[slachtoffer 7]
heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van
€ 844,45. Dit bedrag bestaat uit materiële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder parketnummer 13-213238-22 ten laste gelegde feit.
10.3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering van de benadeelde partij geheel toe te wijzen, met daarbij de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
10.3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gesteld dat de gevorderde schade, betreffende € 50,00 contant geld, toegewezen kan worden. De vordering dient ten aanzien van de overige posten niet ontvankelijk verklaard, dan wel gematigd, te worden. Deze posten zijn niet onderbouwd met facturen.
10.3.3
Het oordeel van de rechtbank
Vaststaat dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor onder parketnummer 13-213238-22 bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade heeft geleden.
De rechtbank acht de vordering, gelet op de aard en omstandigheden van het feit, ten aanzien van de posten “ID kaart (€ 36,95)”, “ING pas (€ 7,50)” en “contant geld (€ 50,00)” voldoende onderbouwd. De posten “ID kaart en ING-pas” zijn weliswaar niet onderbouwd met factureren, maar de daarbij genoemde bedragen komen de rechtbank niet onredelijk voor. Daarbij betreft dit voorwerpen die, zodra deze gestolen zijn, vervangen moeten worden. De rechtbank schat de schade dan ook op de voor deze posten gevorderde bedragen.
De post “Apple iPhone 11 vervangen (€ 750,00)” is niet onderbouwd met stukken waaruit de aanschafprijs en ouderdom van de weggenomen telefoon blijkt. Vast staat dat verdachte de telefoon heeft weggenomen. De rechtbank schat de waarde van de weggenomen telefoon op € 250,00.
De rechtbank zal gelet op het voorgaande de vordering toewijzen tot een bedrag van € 344, 45, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 11 juni 2022 tot de dag van volledige betaling. De vordering zal voor het meerdere worden afgewezen.
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Als extra waarborg voor de betaling van de vordering zal de rechtbank ten behoeve van de benadeelde partijen aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling van een bedrag van
€ 344,45 aan de Staat ten behoeve van [slachtoffer 7] , een en ander te vermeerderen met de wettelijke rente gerekend vanaf 11 juni 2022 tot de dag van volledige betaling.
Omdat verdachte op het moment van het plegen van het bewezenverklaarde feit nog minderjarig was, zal er geen aanvullende gijzeling wordt opgelegd.

11.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen
  • 36b, 36d, 36f, 47, 77a, 77g, 77i, 77s, 77gg, 180, 266, 267, 300, 312 van het Wetboek van Strafrecht en
  • 27 en 55 van de Wet wapens en munitie;
zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

12.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart het onder feit 1, feit 2 primair, feit 2 subsidiair en feit 3 van parketnummer 13-213210-22 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Bewezenverklaring
- verklaart het onder parketnummer 16-149937-22, feit 1 primair, feit 2 en feit 3 van parketnummer 05-019760-22, feit 1 en feit 2 van parketnummer 05-039388-22, parketnummer 09-197503-22 en parketnummer 13-213238-22 ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het onder parketnummer 16-149937-22, feit 1 primair, feit 2 en feit 3 van parketnummer 05-019760-22, feit 1 en feit 2 van parketnummer 05-039388-22, parketnummer 09-197503-22 en parketnummer 13-213238-22 meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het onder parketnummer 16-149937-22, feit 1 primair, feit 2 en feit 3 van parketnummer 05-019760-22, feit 1 en feit 2 van parketnummer 05-039388-22, parketnummer 09-197503-22 en parketnummer 13-213238-22 bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf en maatregel
- veroordeelt verdachte tot
een jeugddetentie van 9 maanden;
- bepaalt dat de tijd, door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de jeugddetentie in mindering zal worden gebracht;
- legt op de
maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen voor de duur van drie jaren;
- bepaalt dat deze maatregel
niet gemaximeerd is;
Beslag (parketnummer 13-213210-22)
- verklaart het volgende voorwerp onttrokken aan het verkeer:
 Apple iPhone 11(omschrijving: PL0900-2022170799-G3005810);
Benadeelde partij
[slachtoffer 1] (parketnummer 16/149937-22)
- wijst de vordering van [slachtoffer 1] toe tot een bedrag van € 2.000,00, bestaande uit immateriële schade;
- veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling aan [slachtoffer 1] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 15 juni 2022 tot de dag van de algehele voldoening, met dien verstande dat indien en voor zover reeds door een ander/anderen (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
- wijst de vordering van [slachtoffer 1] voor wat betreft de meer gevorderde immateriële schade af;
- verklaart [slachtoffer 1] voor wat betreft de gevorderde materiële schade niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering voor dat deel kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
- veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- legt verdachte de hoofdelijke verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 1] aan de Staat € 2.000,00 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 15 juni 2022 tot de dag van de volledige betaling. Bepaalt dat, omdat verdachte bij het plegen van het bewezenverklaarde feit minderjarig was, er geen aanvullende gijzeling wordt opgelegd;
- bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij en/of (een van) zijn mededader(s) op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
[slachtoffer 2] (parketnummer 16/149937-22)
- wijst de vordering van [slachtoffer 2] toe tot een bedrag van € 2.000,00, bestaande uit immateriële schade;
- veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling aan [slachtoffer 2] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 15 juni 2022 tot de dag van de algehele voldoening, met dien verstande dat indien en voor zover reeds door een ander/anderen (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
- verklaart [slachtoffer 2] voor wat betreft de overige gevorderde immateriële schade niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering voor dat deel kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
- verklaart [slachtoffer 2] voor wat betreft de gevorderde materiële schade niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering voor dat deel kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
- veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- legt verdachte de hoofdelijke verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 2] aan de Staat € 2.000,00 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 15 juni 2022 tot de dag van de volledige betaling. Bepaalt dat, omdat verdachte bij het plegen van het bewezenverklaarde feit minderjarig was, er geen aanvullende gijzeling wordt opgelegd;
- bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij en/of (een van) zijn mededader(s) op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
[winkel 1] (parketnummer 16/149937-22)
- wijst de vordering van [winkel 1] toe tot een bedrag van € 2.395,45, bestaande uit materiële schade;
- veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling aan [winkel 1] van het toegewezen bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de bij de hierna vermelde bedragen vermelde datum:
o € 98,35 vanaf 18 augustus 2022;
o € 1.892,10 vanaf 15 juni 2022;
o € 405,00 vanaf 12 september 2022;
steeds tot de dag van volledige betaling, met dien verstande dat indien en voor zover reeds door een ander/anderen (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
- verklaart [winkel 1] voor wat betreft het meer gevorderde niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering voor dat deel kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
- veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- legt verdachte de hoofdelijke verplichting op ten behoeve van [winkel 1] aan de Staat € 2.395,45 te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de bij de hierna vermelde bedragen vermelde datum:
o € 98,35 vanaf 18 augustus 2022;
o € 1.892,10 vanaf 15 juni 2022;
o € 405,00 vanaf 12 september 2022;
steeds tot de dag van volledige betaling. Bepaalt dat, omdat verdachte bij het plegen van het bewezenverklaarde feit minderjarig was, er geen aanvullende gijzeling wordt opgelegd;
- bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij en/of (een van) zijn mededader(s) op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
[slachtoffer 4] (parketnummer 09-197503-22)
- wijst de vordering van [slachtoffer 4] toe tot een bedrag van € 500,00, bestaande uit immateriële schade;
- veroordeelt verdachte tot betaling aan [slachtoffer 4] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 4 augustus 2022 tot de dag van de algehele voldoening;
- wijst de vordering van [slachtoffer 4] voor wat betreft de meer gevorderde immateriële schade af;
- veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 4] aan de Staat € 500,00 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 4 augustus 2022 tot de dag van de volledige betaling. Bepaalt dat, omdat verdachte bij het plegen van het bewezenverklaarde feit minderjarig was, er geen aanvullende gijzeling wordt opgelegd;
- bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
[slachtoffer 7] (parketnummer 13-213238-22)
- wijst de vordering van [slachtoffer 7] toe tot een bedrag van € 344,45, bestaande uit materiële schade;
- veroordeelt verdachte tot betaling aan [slachtoffer 7] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 11 juni 2022 tot de dag van de algehele voldoening;
- wijst de vordering van [slachtoffer 7] voor wat betreft de meer gevorderde schade af;
- veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 7] aan de Staat € 344,45 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 11 juni 2022 tot de dag van de volledige betaling. Bepaalt dat, omdat verdachte bij het plegen van het bewezenverklaarde feit minderjarig was, er geen aanvullende gijzeling wordt opgelegd;
- bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.E. Verschoor-Bergsma, voorzitter, tevens kinderrechter, mrs. J.F. Haeck en O. Böhmer, rechters, in tegenwoordigheid van G. van Engelenburg, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 28 februari 2022.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
16-149937-22
hij op of omstreeks 15 juni 2022 te [vestigingsplaats] , tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een horloge (Rolex), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
- de winkel, [winkel 1] , in te gaan/te lopen en/of
- een of meer pisto(o)l(en), althans (een) op een vuurwapen gelijkend(e) voorwerp(en), aan die [slachtoffer 1] te tonen en/of
- dat/die pisto(o)l(en), althans (een) op een vuurwapen gelijkend(e) voorwerp(en), op die [slachtoffer 1] te richten en/of
- de slede van het/de pisto(o)l(en), althans (een) op een vuurwapen gelijkend(e) voorwerp(en), naar achteren te halen en/of
- die [slachtoffer 1] tegen het lichaam te duwen en/of
- die [slachtoffer 1] aan het lichaam vast te pakken en/of vast te houden en/of
- te trekken aan dat horloge dat die [slachtoffer 1] aan de pols droeg en/of
- die [slachtoffer 1] één of meerdere malen met een stok, althans een hard voorwerp, op het hoofd te slaan en/of
- die [slachtoffer 2] een pistool, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp te tonen en/of
- dat pistool, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op die [slachtoffer 2] te richten;
( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht )
05-019760-22
1
hij op of omstreeks 22 januari 2022 te [vestigingsplaats] (in/uit een winkel op/aan het [adres] ) twee flesjes drinken, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan De [winkel 2] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 3] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken, en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door toen daar opzettelijk en/of gewelddadig en/of bedreigend:
die [slachtoffer 3] tegen de heup, althans het lichaam te duwen en/of te slaan en/of (daarbij/voorafgaand/daarna) een (groot) mes te tonen en/of dat mes (trachtte) uit de houder/hoes te halen en/of (daarbij/voorafgaand/daarna) die Willems dreigend de woorden toe te voegen: "Ik steek je, ik steek", althans woorden van soortelijke dreigende aard en/of strekking;
( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
A:
hij op of omstreeks 22 januari 2022 te [vestigingsplaats] (in/uit een winkel op/aan het [adres] ) twee flesjes drinken, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan de [winkel 2] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
en/of
B:
hij op of omstreeks 22 januari 2022 te [vestigingsplaats] [slachtoffer 3] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die [slachtoffer 3] tegen de heup, althans het lichaam te duwen en/of te slaan en/of (daarbij/voorafgaand/daarna) een (groot) mes te tonen en/of dat mes (trachtte) uit de houder/hoes te halen en/of (daarbij/voorafgaand/daarna) die [slachtoffer 3] dreigend de woorden toe te voegen "Ik steek je, ik steek je", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
( art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
2
hij op of omstreeks 22 januari 2022 te Arnhem opzettelijk een of meer ambtenaren, te weten [aangever 1] (hoofdagent) en/of [aangever 2] (aspirant), gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn/haar/hun bediening, in zijn/haar/hun tegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd, door hem/haar/hen de woorden toe te voegen: "kankermongolen" en/of "Ik neuk je moeder en kankervader" en/of "kankersukkels", althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking;
(art 266 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 267 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht )
3
hij op of omstreeks 23 januari 2022 te Arnhem een wapen van categorie IV,
onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een kapmes, heeft gedragen;
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd;
( art 27 lid 1 Wet wapens en munitie )
05-039388-22
1
hij op of omstreeks 15 februari 2022 te Arnhem opzettelijk een ambtenaar, te weten verbalisant [aangever 3] , werkzaam als wijkagent bij de Eenheid Oost-Nederland, gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn/haar bediening, in zijn/haar tegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd, door hem/haar de woorden toe te voegen: "Kankerlijer, ik neuk je kanker moeder, vuile kankerlijer", althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking;
( art 266 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 267 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht )
2
hij op of omstreeks 15 februari 2022 te Arnhem, zich met geweld en/of bedreiging met geweld, heeft verzet tegen een ambtenaar, verbalisant [aangever 3] , werkzaam als wijkagent bij de Eenheid Oost-Nederland, werkzaam in de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, te weten ter aanhouding van verdachte en/of ter fixatie van verdachte door zich (met kracht) proberen los te rukken uit de greep van voornoemde verbalisant en/of door met zijn (verdachtes) vuist op de arm van voornoemde verbalisant te slaan;
( art 180 Wetboek van Strafrecht )
09-197503-22
hij op of omstreeks 4 augustus 2022 te Sassenheim, gemeente Teylingen, [slachtoffer 4] heeft mishandeld door die [slachtoffer 4] één of meermalen in de zij, althans het lichaam, te bijten;
( art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
13-213210-22
1
hij in of omstreeks de periode van 9 april 2022 tot en met 10 april 2022 te Amsterdam, althans in Nederland, meermalen, althans eenmaal, opzettelijk en wederrechtelijk van een persoon, te weten [slachtoffer 5] (geboren op [2009] ), een of meer afbeelding(en) van seksuele aard heeft vervaardigd, immers heeft hij, verdachte, (telkens) opzettelijk en wederrechtelijk die [slachtoffer 5] gefilmd, terwijl die [slachtoffer 5] (telkens) seksuele handelingen met hem, verdachte, verrichtte;
art 139h lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht )
2
hij op of omstreeks 25 april 2022 te Amsterdam, althans in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen, [slachtoffer 5] door bedreiging met smaad, smaadschrift en/of openbaring van een geheim te dwingen tot afgifte van enig goed, te weten een of meer naaktfoto’s van die [slachtoffer 5] , en/of tot het aangaan van een schuld en/of het teniet doen van een inschuld, en/of tot het ter beschikking stellen van gegevens,
- die [slachtoffer 5] (middels een Snapchat-bericht) heeft gevraagd om hem, verdachte, naaktfoto's van die [slachtoffer 5] door te sturen en/of
- die [slachtoffer 5] heeft gemeld dat hij, verdachte, anders haar filmpje (waarop te zien was dat die [slachtoffer 5] seksuele handelingen met hem, verdachte, verrichtte) zou doorsturen naar anderen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
( art 318 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 25 april 2022 te Amsterdam, althans in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om een ander, te weten [slachtoffer 5] (geboren op [2009] ), door geweld of enige andere feitelijkheid en/of door bedreiging met geweld of enige andere feitelijkheid gericht tegen die ander en/of derden, wederrechtelijk te dwingen iets te doen, niet te doen en/of te dulden, te weten het sturen van naaktfoto's van die [slachtoffer 5] naar hem, verdachte,
- die [slachtoffer 5] (middels een Snapchat-bericht) heeft gevraagd om hem, verdachte, naaktfoto's van die [slachtoffer 5] door te sturen en/of
- die [slachtoffer 5] heeft gemeld dat hij, verdachte, anders haar filmpje (waarop te zien was dat die [slachtoffer 5] seksuele handelingen met hem, verdachte, verrichtte) zou doorsturen naar anderen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
( art 284 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
3
hij op of omstreeks 27 april 2022 te Amsterdam, althans in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om een ander, te weten of [slachtoffer 6] (geboren op 17 oktober 2006), door geweld of enige andere feitelijkheid en/of door bedreiging met geweld of enige andere feitelijkheid gericht tegen die ander en/of derden, wederrechtelijk te dwingen iets te doen, niet te doen en/of te dulden, te weten die [slachtoffer 6] hem, verdachte, te laten pijpen
- die [slachtoffer 6] (middels een Snapchat-bericht) heeft gevraagd om hem, verdachte, te pijpen en/of
- die [slachtoffer 6] heeft gemeld dat hij, verdachte, anders het filmpje van (haar nichtje) [slachtoffer 5] (waarop te zien was dat die [slachtoffer 5] seksuele handelingen met hem, verdachte, verrichtte) zou doorsturen naar anderen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
( art 284 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
13-213238-22
hij op of omstreeks 11 juni 2022 te Amsterdam, althans in Nederland, op of aan de openbare weg, het Ruiseveenpad, een telefoon (Iphone 11) en/of een ING-bankpas en/of een identiteitsbewijs en/of een geldbedrag (van 50 euro), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 7] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 7] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken, en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
-met de telefoon van die [slachtoffer 7] weg te rennen en/of
-een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp uit zijn, verdachtes, broeksband te halen en/of
-tegen die [slachtoffer 7] te roepen: "moet ik je steken" en/of "moet ik je banden leksteken", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht )

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 1 februari 2022, genummerd PL0600-2022035156)., opgemaakt door politie Eenheid Oost-Nederland, doorgenummerd pagina 1 tot en met 60. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 3] , pagina 22.
3.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] , pagina 29.
4.Verklaring verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 14 februari 2023.